• No results found

2 Theoretische achtergrond

3.2 Analyse van de leerwerkboeken

3.2.1 Campus Nederlands 1 Leerwerkboek Plus

Het leerwerkboek Campus Nederlands 1 Leerwerkboek Plus van de uitgeverij Pelckmans bestaat uit vijf delen en elk deel is opgebouwd uit verschillende lessen. Elk deel bevat een les waarin de leerlingen hun schooltaalwoorden kunnen oefenen en twee zelftests waarmee de leerlingen zichzelf kunnen evalueren. Elk hoofdstuk eindigt met de rubriek Genietend lezen. Daar worden de cover en flaptekst van twee jeugdboeken en enkele bladzijden uit het boek weergegeven. Bij het tweede, vierde en vijfde deel hoort er ook een Project. Bij een Project moeten de leerlingen in groep samenwerken en een taalopdracht uitvoeren, zoals een leeshoek oprichten, een affiche samenstellen voor een evenement of een scrapbook maken. Bij deze Projecten werken de leerlingen de opdracht uit aan de hand van de OVUR-strategie.

De OVUR-strategie (Oriënteren, Voorbereiden, Uitvoeren en Reflecteren) is een vakdidactische methode om op een effectieve en efficiënte wijze een taalopdracht te volbrengen (Bonset, de Boer & Ekens, 2013). De OVUR-strategie kan toegepast worden bij de vaardigheden lezen, schrijven, spreken en luisteren. Volgens Bonset et al. (2013) bestaat de methode bij de vaardigheid lezen uit de volgende deelvaardigheden: oriënteren op het lezen, de inhoud verkennen, de informatie verwerken, reflecteren op de tekst en reflecteren op het lezen. Het is belangrijk dat leerlingen de deelvaardigheden verwerken, maar ze moeten ook begrijpen waarom ze belangrijk zijn. Leerlingen moeten aan de hand van de deelvaardigheden stap voor stap een tekst leren lezen en een leestaak leren maken. De eerste stap van het leesproces is oriënteren op het lezen. Leerlingen moeten eerst en vooral weten welk soort tekst Figuur 4: Campus Nederlands 1

ze lezen, wat het doel is van de tekst, wat de kenmerken ervan zijn en waar ze zulke teksten tegenkomen. Daarna moeten ze nagaan welke informatie ze moeten verzamelen voor de opdracht en beslissen welke leesstrategie ze gaan toepassen. Naast oriënterend lezen zijn ook globaal lezen, zoekend lezen, intensief lezen en studerend lezen mogelijke leesstrategieën. Vervolgens verkennen ze de inhoud. De leerlingen bereiden zich voor op een leestaak door de essentie van de inhoud te verkennen. Aan de hand van de titels, tussentitels, illustraties, onderschriften en de eerste en laatste alinea achterhalen ze waarover de tekst zal gaan en roepen ze hun voorkennis op. Deze voorbereidende stap zorgt ervoor dat het lezen van de tekst gemakkelijker zal verlopen. Daarna verwerken de leerlingen de informatie. Bij deze stap voeren ze de leestaak uit. De leerlingen moeten woorden, uitdrukkingen, afkortingen en leestekens begrijpen. Verder moeten ze ook tekstverbanden herkennen en begrijpen en subjectief taalgebruik herkennen. Tot slot moeten ze het doel van de schrijver achterhalen. Op deze manier verwerken ze de informatie, laten ze de tekst tot zich doordringen en voeren ze de leestaak optimaal uit. Reflectie is de laatste stap. Daarbij maken Bonset et al. het onderscheid tussen reflecteren op de tekst en reflecteren op het lezen. Nadat leerlingen een tekst gelezen hebben, moeten ze stilstaan bij wat ze gelezen hebben en wat ze daarvan nu wijzer geworden zijn. Ze moeten ook nagaan of ze de volledige inhoud begrepen hebben. Tot slot is er nog het reflecteren op het lezen. Daarbij analyseren de leerlingen hoe ze de leestaak aangepakt hebben en bepalen of het een goede aanpak was. Ze moeten eventuele problemen verklaren en afwegen of ze met deze aanpak de taak succesvol konden uitvoeren (Bonset et al., 2013).

Bovenaan elk hoofdstuk in het leerwerkboek staat wat de leerlingen zullen leren en oefenen, of de leerlingen een beroep moeten doen op hun voorkennis en of er bepaalde oefeningen tussen zitten die deel uitmaken van het Portfolio. Door het leerwerkboek heen worden de vaardigheden lezen, luisteren, schrijven en spreken getest aan de hand van oefeningen en op het einde wordt nog eens een overzicht gegeven van die oefeningen in de vorm van een Portfolio. De leerlingen krijgen daarbij ook nog tips over hoe ze de opdrachten beter kunnen aanpakken en uitvoeren.

Het leerwerkboek werd in 2019 vernieuwd en dat staat ook aangeduid op de cover. De modernisering ging gepaard met nieuwe handboeken, werkboeken en leerwerkboeken én met nieuwe eindtermen. Deze eindtermen voor Nederlands staan aan de binnenkant van de voor- en achterflap van het leerwerkboek Campus geschreven. Het leerwerkboek is ook digitaal ondersteund en de leerlingen kunnen via een online platform extra oefeningen maken.

Het leerwerkboek zet in op differentiatie. Door het leerwerkboek heen worden er oefeningen aangeboden waar een ‘+’ bij staat. Dat zijn opdrachten die uitdagender zijn dan de andere. Het leerwerkboek biedt bij alle vier de vaardigheden (lezen bijlage 2, luisteren bijlage 3, spreken bijlage 4 en schrijven bijlage 5) extra oefeningen aan en voor alle vaardigheden wordt er dus gedifferentieerd. Vaak is dat eenzelfde soort oefening zoals de leerlingen eerder in het leerwerkboek maakten, maar dan op een hoger en uitdagender niveau. Door moeilijkere oefeningen, luisterfragmenten of fragmenten uit een boek aan te bieden, kunnen de sterkere leerlingen zich verder ontwikkelen. Ook bij de zelftests op het einde van elk deel wordt er gedifferentieerd. Er is telkens een gewone zelftest en een uitdagendere zelftest. Bij de zelfevaluatie kunnen de leerlingen zien wat hun sterke en zwakke punten zijn. De leerlingen die nood hebben aan extra hulp kunnen terecht op het online platform van het leerwerkboek. Daar worden bij elke les extra oefeningen aangeboden en de leerlingen kunnen dan de theorie die ze niet zo goed begrepen hebben of oefeningen die voor hen moeilijk zijn, verder inoefenen.

Ook voor de vaardigheid lezen differentieert het leerwerkboek. Door het leerwerkboek heen krijgen de leerlingen de mogelijkheid om extra teksten te lezen en vragen op te lossen om zo hun leesvaardigheid te verbeteren (figuur 5). Ook in de moeilijkere zelftest worden uitdagendere teksten aangeboden (figuur 6, bijlage 6, bijlage 7). Vaak maakt het leerwerkboek ook gebruik van de geïntegreerde aanpak. Leerlingen gaan daarbij de grammatica of taalbeschouwing toepassen aan de hand van een tekst of een fragment uit een boek (figuur 7, figuur 8, bijlage 8, bijlage 9). Er worden ook teksten gebruikt om te differentiëren bij grammatica of taalbeschouwing (figuur 9, figuur 10, bijlage 10, bijlage 11, bijlage 12). Bij de geïntegreerde aanpak ligt de focus echter niet op het lezen van de tekst.

Ook bij de rubriek Genietend lezen differentieert het leerwerkboek door telkens een hoofdstuk uit een jeugdboek aan te bieden dat moeilijker is en waar extra oefeningen en opdrachten bij horen. Betere lezers krijgen zo de kans om de vaardigheid lezen aan te scherpen door extra oefeningen en vragen waarbij ze echt moeten nadenken over wat ze gelezen hebben (bijlage 13). Leerlingen kunnen de tekstfragmenten ook via het online platform raadplegen en beluisteren. Leerlingen die moeite hebben met lezen krijgen op die manier ook ondersteuning. In het leerwerkboek is ook ruimte voor poëzie (figuur 11, bijlage 14) en differentiatie bij poëzie (figuur 12). Leerlingen maken kennis met de kenmerken van poëzie en leren gedichten waarderen. Ze moeten zich verdiepen in gedichten en ze leren de boodschap te achterhalen.

Het leerwerkboek biedt ook moeilijkere en langere gedichten aan met bijbehorende vragen voor de leerlingen die van een uitdaging houden.

Leesvaardigheid wordt goed uitgewerkt in het leerwerkboek. Elk deel bevat enkele lessen die focussen op lezen. Het leerwerkboek maakt gebruik van de OVUR-strategie om de vaardigheden aan te leren. Deze strategie komt telkens terug en is herkenbaar voor de leerlingen. De stappen staan ook telkens aangeduid in de kantlijn. Het leerwerkboek maakt gebruik van verschillende leesstrategieën. De leerlingen raken vertrouwd met deze strategieën en leren ze gebruiken en toepassen op een tekst. Eerst leren ze de teksten oriënterend lezen (figuur 13, bijlage 15, bijlage 16), daarbij ligt de focus nog niet op de inhoud, maar wel op de externe structuren van de tekst, zoals de titel, de tussentitels en de illustraties. Door de lay-out van een tekst te bekijken en de inleiding te lezen, komen de leerlingen al veel te weten over de tekst. Daarna gaan de leerlingen de teksten globaal lezen (figuur 14, bijlage 17). Ze lezen de inleiding, het slot en de eerste en laatste zin van de alinea’s om zo een beter beeld te krijgen van de inhoud van de tekst (bijlage 18). De leerlingen leren ook zoekend lezen (figuur 15, bijlage 19). Daarvoor moeten ze de tekst aandachtiger gaan bekijken en dingen gaan opzoeken in de tekst. Ze leren de betekenis van bepaalde woorden achterhalen en woorden die ze niet kennen opzoeken. Tot slot is er in het leerwerkboek ook aandacht voor intensief lezen (figuur 16, bijlage 20, bijlage 21). Daarbij is het belangrijk dat de leerlingen de tekst grondig en intensief gaan lezen en dat ze de inhoud goed begrijpen zodat ze inhoudelijke vragen kunnen oplossen.

Het leerwerkboek Campus zet erg in op lezen en biedt veel fragmenten aan uit jeugdboeken en stimuleert op die manier de leerlingen om een bepaald boek te lezen. Ook bij de rubriek Genietend lezen worden verschillende fragmenten weergegeven op basis van de individuele leesvoorkeur van de leerlingen (bijlage 22). De leerlingen krijgen ook verschillende teksttypes voorgeschoteld, zoals artikels uit kranten en tijdschriften, blogs, e-mails, brieven, reclame en affiches.

Figuur 12 1: Campus Nederlands 1 Leerwerkboek Plus (2019, p. 299)