• No results found

176 Gabbema, Simon Abbes

Leeuwarden, (ged.) 19 oktober 1628 - Leeuwarden, (begr.) 25 juni 1688

Gabbema studeerde rechten en letteren aan diverse universiteiten in de Republiek, waarvan alleen zijn inschrijving in Leiden in 1651 gedocumenteerd is. Hij gaf een aantal edities van klassieke auteurs uit en werd op 30 april 1659 tot geschiedschrijver van Friesland benoemd. Hij verzamelde talrijke bronnen en publiceerde zelf twee brievenuitgaven. Zijn overige historische publikaties verschenen postuum. Wel bestaat er nog in handschrift een aanzet tot een Friese geschiedenis van hem. Zijn bijzondere belangstelling gold de studie van de Friese taal en hij kende Gijsbert Japiks.

a Vigli Zwichemi ab Aytta epistolae politicae et historicae ad Joachimum Hopperum. Leovardiae 1661 [560 pp.; 8o].

b Epistolarum ab illustribus et claris viris scriptarum centuriae tres. Harlingae 1663 [783 pp.; 8o], 1664, 1665.

c Verhaal van de stad Leeuwaarden. Waar in niet alleen den oorsprong des naams, eerste opkomst, vordere aanwas, en oude geleegenheid der stad wordt aangeweezen, maar ook de twisten en oorlogen, die zy met de andere steeden van Friesland ten tijde der Schieringers en Vetkoopers gevoerd heeft, en de loffelijkke daaden der aaloude eedelen naaukeuriglijk worden verhaald, van den jaare 1190 tot den jaare 1573. Alles

met oorspronkelijkke bewijsstukken bevestigt. T. Gutberleth, ed. Franeker 1701 [568 pp.; 4o], 1703; Gouda 1703 - Nijhoff/Van Hattum, 98-99.

De uitgaven van 1703 verschenen onder de initialen S.A.G. en met de titel: Historie van Friesland ... als mede een net verhaal van de naam, oorsprong, en eerste opkomst der stad Leeuwaarden.

d Nederlandse watervloeden of naukeurige beschrijvinge van alle watervloeden voorgevallen in Holland, Zeeland, Flaandren, Braband, Utregt, Gelderland, Friesland, Overyssel, Groningerland en de naabuirige landen. Franeker 1703 en Gouda 1703 [368 pp.; 8o]; 's-Gravenhage 1718.

De uitgave van 1718 verscheen onder de titel: Naeuwkeurige beschryvinge der gedenkwaerdigste watervloeden.

Zie ook: Carasso-Kok, 98, 224, 288.

e Leevens bescrijvingen van Sint Willibrord, Sint Bonifaas, Sint Aalberijk, eerste verkondigers des Christengeloofs in Nederduitsland. Franeker 1703 [79 pp.; 8o]; Gouda, 1703; 's-Gravenhage 1718.

De uitgave van 1718 verscheen onder de titel: Korte levensbeschryvinge der eerste verkondigers des Christen geloofs in Nederduytsland.

Literatuur

Van der Aa, VII, 3-5; NNBW, VI, 537-540; Waterbolk, Friese geschiedschrijving.

177 Galle, Filips

Haarlem, 1537 - Antwerpen, 12 maart 1612

Al voor 1564 had Galle een werkplaats in Antwerpen, waar hij grote bekendheid genoot als meester-graveur. In de Scheldestad maakte hij alle wisselvalligheden mee van de Opstand. Hij had zelf vooral te lijden van de Spaanse Furie (1578). Zijn werk was bedoeld als toelichting bij een kaart van de Nederlanden, waarop het verloop van de Opstand zou worden afgebeeld. Deze kaart is niet bewaard gebleven.

a Een cort verhael van de gedincweerdichste saken die in de xvij. provincien vande Nederlanden van daghe tot daghe geschiet zijn, sedert den iare ons Heeren MDLXVI totten iare MDLXXIX. Antwerpen 1579 [60 pp.; 8o].

Deze Nederlandse uitgave is wat uitgebreider dan de oorspronkelijke Latijnse tekst, die pas in 1580 werd uitgegeven. Bovendien is zij vervolgd tot en met eind december 1578 terwijl de Latijnse tekst loopt tot 1569.

Sommaire annotation des choses plus memorables advenues de jour à autre és XVII provinces du païs-bas, dés l'an LXVI iusques au premier jour de l'an LXXIX. Anvers 1579.

Brevis rerum in Belgio ab anno MDLXVI usque ad annum LXIX gestarum designatio, in: S. Feyerabend, ed., Annales ... 2 tom. Francofurti ad Moenum 1580, II, 179-182.

Literatuur

De Wind, 191-192, 548-549; Van der Aa, VII, 25-26; BN, VII, 438-446; NNBW, VII, 459-460; B.A. Vermaseren, ‘De Antwerpse graveur Filips Galle en zijn kroniekje over de Opstand (1579)’, De

Gulden Passer, XXXV (1957) 139-147.

178 Gargon, Mattheus

Haarlem, 23 februari 1661 - Vlissingen, 14 april 1728

Na studie in Amsterdam en sinds 1678 in Leiden had Gargon na zes jaar nog geen beroep in de Waalse kerk. Nadat hij om die reden in 1686 was overgegaan naar de gereformeerde kerk stond hij van 1688 in Geffen en Nuland in Brabant, vanaf 1702 in Serooskerke en tenslotte vanaf 1707 in Vlissingen, waar hij het volgende jaar ook rector van de Latijnse school werd. Naast zijn rijk met noten gedocumenteerde Walcherse arcadia schreef hij stichtelijke lectuur.

a Walchersche arkadia, waar in op een zoetvoerigen trant, onder zedige liefkozeryen en stichtelijke bespiegelingen, oorspronk, heerlijkheden, ambachten, vliedbergen, dijken, stroomen, zeeden, rechten, aanwassen, grondbraken, lusthoven, oudheden, en hedendaagsche vermaaklijkheden van Walcheren, inzonderheid de beroemde Nehalennia van Domburg, en Herkules Magusanus van Westkapelle, en andere zeldzaamheden van dit eiland, en de buurvolkeren, nagespoort en opgeheldert worden. 2 dln. Leiden 1715-1717 [314 + 367 pp.; 8o], 1746 - Nijhoff/Van Hattum, 100-103.

Van deel 1 verscheen in Leiden 1715 een tweede druk. Het eerste deel uit 1746 is een ‘derde druk’ gelijk aan de tweede.

Literatuur

Van der Aa, VII, 43-45; NNBW, IV, 631-633; H. Groot, ‘Achttiende-eeuwse arcadia's: tussen literatuur en geschiedenis’, Holland, regionaal-historisch tijdschrift, XVII (1985) 241-252.

179 Geldenhouwer noviomagus, Gerard

Nijmegen, 1482 - Marburg, 10 januari 1542

Na enig voorbereidend onderwijs in Nijmegen te hebben genoten bezocht Geldenhouwer de Deventer fraterschool onder A. Hegius. Daarna studeerde hij in Leuven en gaf er privaatlessen Latijn. Hij verkeerde er op vriendschappelijke voet met M. Dorpius, A. Barlandus* en Erasmus. Hij trad toe tot de orde der kruisheren en werd hofkapelaan. In 1517 werd hij in Tienen door Maximiliaan I met lauweren tot dichter gekroond. In hetzelfde jaar kwam hij als ‘hofhumanist’

in dienst van Philips van Bourgondië, bisschop van Utrecht. Hoewel hij in aanzienlijke kringen verkeerde, gelukte het Geldenhouwer nooit een maatschappelijk vooraanstaande plaats in te nemen. Na de dood van bisschop Philips (1524) trad hij in dienst van Maximiliaan van Bourgondië, abt te Middelburg. Een jaar later maakte hij een reis naar Wittenberg. In 1526 ging Geldenhouwer over tot het protestantisme en voerde een scherpe polemiek met Erasmus. Een huwelijk en moeilijke jaren vol omzwervingen volgden. De laatste acht jaren van zijn leven was Geldenhouwer hoogleraar in de geschiedenis te Marburg.

a Epistola de situ Zelandiae, in: M. Dorpius, Dialogus, in quo Venus et Cupido omnes adhibent

versutias. Lovanii 1514, z.p. [4o] - Nijhoff/Kronenberg, 737; in: P. Scriverius, Batavia illustrata ... Lugduni Batavorum 1609, 138-141 (zie: 436, b).

b Lucubratiuncula de Batavorum insula. Antverpiae 1520 [4 pp.; 4o] - Nijhoff/Kronenberg, 978; in: P. Scriverius, Batavia illustrata ... Lugduni Batavorum 1609, 1-8 (zie: 436, b).

c Vita clarissime principis, Philippi a Burgundia, Boni Philippi Burgundionum Ducis filii, in qua non paucis locis, Christiani principis exempla proponuntur, et origo belli inter episcopum Ultraiectinum, et Carolum Gelriorum principem inseritur. Argentorati 1529 [31 pp.; 8o]; in: A. Matthaeus, ed. Veteris

aevi analecta ... 10 tom. Lugduni Batavorum 1698-1710, I, 218-355; 3 tom. Hagae Comitum 1728,

I, 147-229 (zie: 328, e); in: M. Freherus, ed., Germanicarum rerum scriptores ... 3 tom. Hanoviae 1711, III, 184-191; in: M. Freherus, B. Struvius, ed., Rerum Germanicarum scriptores. 3 tom. Argentorati 1717, III, 221-229; in: Collectanea van Gerardus Geldenhauer Noviomagus, gevolgd

door den herdruk van eenige zijner werken. J. Prinsen J. Lz., ed. Werken Historisch Genootschap 3e

serie no 16. Amsterdam 1901, 223-247.

d Historia Batavica, cum appendice de vetustissima nobilitate, regibus, ac gestis Germanorum. Argentorati s.a. [44 pp.; 4o], 1530; Marpurgi 1533; Francofurti ad Moenam 1533; Marpurgi 1538, 1539; Coloniae 1541; in: Opus historiarum ... Basiliae 1541, 102-195; in: S. Feyerabend, ed., Annales ... 2 tom. Francofurti ad Moenum 1580, II, 50-69; in: P. Scriverius, Batavia illustrata ... Lugduni Batavorum 1609, 9-70 (zie: 436, b).

De druk Marburg 1533 verscheen onder de titel: Historia Batavica, una cum regum, principum illustrium scriptorum, oppidorum, gentis, nominibus, a Batone primo rege, ad Carolum V etc.

e De viris illustribus Inferioris Germaniae.

Deze waarschijnlijk omstreeks 1530 tot stand gekomen verzameling biografieën is verloren gegaan. Drie levensbeschrijvingen zijn echter bewaard gebleven: Rodolphus Agricola Frisius en Wesseli Gansfortii Phrisii vita, ex primo libro illustrium virorum inferioris Germaniae Gerardi Geldenhaurii Noviomagi, beide in: J. Fichardus, ed., Virorum

qui superiori nostroque seculo, eruditione et doctrina illustres atque memorabiles fuerunt vitae. Francofurti 1536, 83r-88r, 87r-88r en Vita Ioannis Murmelli ex secundo libro

Gerardi Noviomagi de viris illustribus Inferioris Germaniae, in het voorwoord van J. Murmellius, Pappa puerorum. Coloniae 1560 (eerste druk Daventriae 1513). Ook in de volgende drukken werd het als voorwoord opgenomen (zie: Prinsen, Gerardus

f Germaniae Inferioris historiae et loca aliquot declarata, in: W. Pirckheimer, ed., Germaniae ex variis

scriptoribus perbrevis explicatio. Francofurti 1532 en Norimbergae 1532, 25-34 [8o], 1533 (afzonderlijke uitgave); in: idem, Descriptio Germaniae utriusque ... Antverpiae 1585, 53-62; in: I. Wimphelingus, Rerum Germanicarum epitome. Hanoviae 1594, 310-324; in: P. Scriverius, Batavia

illustrata ... Lugduni Batavorum 1609, 70-73 (zie: 436, b); in: B. Rhenanus, Rerum Germanicarum libri tres. Argentorati 1610, 720-728.

Het tractaat is gevat in de vorm van een brief aan D.C.N., ondertekend: Argentorati 13 januari 1531. Dan volgt een brief met verduidelijkingen aan Th. Zegerus, hoogleraar in de mathematica in Marburg. Deze brief is niet opgenomen in de edities van 1594 en 1610 (zie: Prinsen, Gerardus Geldenhauer).

g Germanicarum historiarum illustratio nunc primum excusa. Marpurgi 1542 [156 pp.; 8o]. In deze bundel bracht Geldenhouwer veertien brieven en beschrijvingen bijeen van schrijvers als Erasmus, P. Aegidius en tevens de Bellum Traiectinum van H. Bomelius (zie: 70, a). Zijn eigen bijdrage bestond slechts uit dichtregels. Waarschijnlijk heeft een andere auteur na Geldenhouwers dood de laatste hand aan de bundel gelegd (zie: Prinsen,

Gerardus Geldenhauer).

Literatuur

De Wind, 125-128, 533-534; Van der Aa, VII, 77-79; ADB, VIII, 530-531; BLGNP, III, 130-132;

NDB, VI, 170; NNBW, VI, 550-554; Muller, 93; J. Prinsen, Gerardus Geldenhauer Noviomagus. Bijdrage tot de kennis van zijn leven en werken ('s-Gravenhage, 1898); O. Hendriks, ‘Gerardus

Geldenhouwer Noviomagus (1482-1542)’, Studia catholica, XXXI (1956) 129-196; C. Augustijn, ‘Gerardus Geldenhouwer und die religiöse Toleranz’, Archiv für Reformationsgeschichte, LXIX (1978) 132-156; A. Ramaeker, ‘De Kruisheren en de Leuvense universiteit’, Clairlieu, XL (1982) 23-136; C.P.H.M. Tilmans, ‘Cornelius Aurelius en het ontstaan van de Bataafse mythe in de Hollandse geschiedschrijving (tot 1517)’, in: B. Ebels-Hoving, e.a., ed., Genoechlicke ende lustige historiën.

Laatmiddeleeuwse geschiedschrijving in Nederland (Hilversum, 1987) 191-213; B. Ebels-Hoving,

‘Nederlandse geschiedschrijving 1350-1530. Een poging tot karakterisering’, in: idem, e.a., ed.,

Genoechlicke ende lustige historiën. Laatmiddeleeuwse geschiedschrijving in Nederland (Hilversum,

1987) 219-242; M.E.H.N. Mout, ‘De humanist Gerard Geldenhouwer als raadgever van vorsten’, in: D.E.H. de Boer, J.W. Marsilje, ed., De Nederlanden in de late middeleeuwen (Utrecht, 1987) 142-154.

180 Gerdes, Daniel

Bremen, 19 april 1698 - Groningen, 2 februari 1765

In Bremen bezocht Gerdes het gymnasium. Vanaf 1719 studeerde hij theologie in Utrecht en na de voltooiing van zijn studie was hij werkzaam als predikant. Hij werd hoogleraar in de theologie in Duisburg in 1726. In 1735 verhuisde hij naar Groningen, waar hij eveneens als hoogleraar en

daarnaast als academiepredikant werkzaam was. Tevens werd hij er hoogleraar in de kerkgeschiedenis (1752).

a Kort begrip der voornaamsten merkwaardigheden rakende den opstel en de overgave der wydtberoemde Augsburgsche confessie, ... Amsterdam 1731 [184 pp.; 8o].

b Historia reformationis, sive, annales Evangelii seculo XVI passim per Europam renovati doctrinaeque reformatae. 4 tom. Groningae/Bremae 1744-1752 [328 + 244; 451 + 160; 426 + 240; 414 + 236 pp.; 4o].

Deel 1 heeft een afwijkende titel: Introductio in historiam Evangelii seculo XVI ... Een gedeelte van deel 3 verscheen ook afzonderlijk als: Origines ecclesiarum in Belgio reformatarum sive historia ecclesiastica Evangelii seculo decimo sexto in Belgio renovati ... Groninga 1749.

c Scrinium antiquarium sive miscellanea Groningana nova ad historiam reformationis ecclesiasticam praecipue spectantia ... 4 tom. Groningae/Bremae 1748-1765 [745 + 744 + 764 + 750 pp.; 4o]. d Specimen Italiae reformatae, sive observata quaedam ad historiam renati in Italia tempore reformationis Evangelii, una cum syllabo reformatorum Italorum. Lugduni Batavorum 1765 [354 pp.; 4o].

Literatuur

Van der Aa, VII, 123-126; ADB, VII, 730-731; BLGNP, II, 215-217; NNBW, III, 460-462; K.M. Witteveen, Daniël Gerdes (Groningen, 1963); D. Nauta, ‘De Reformatie in Nederland in de historiografie’, Serta historica, II (1970) 41-71, ook in: P.A.M. Geurts, A.E.M. Janssen, ed.,

Geschiedschrijving in Nederland. Studies over de historiografie van de Nieuwe Tijd (2 dln.;

's-Gravenhage, 1981) I, 206-227.

Gerritsen, zie: Sylvanus, Gualterus

Geschied- en staetkundig onderzoek, zie: Hultman, Carel Gerard

Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden. Voor de vaderlandsche jeugd, zie: Fokke, Jan en Kok, Jacobus

In 1586 werd deze ontslagen omdat hij rooms-katholiek was. Hij vertrok naar Leiden, waar Timan waarschijnlijk geboren is. In 1609 schreef Timan Gesselius zich in als student in de medicijnen. Zijn vader werd op advies van Oldenbarnevelt in 1598 teruggeroepen naar Amersfoort als rector. Sinds 1616 stond Timan hem als conrector terzijde, maar werd vanwege zijn remonstrantse gezindheid uit die betrekking in 1619 ontslagen. Sedertdien oefende hij een dokterspraktijk uit te Nijmegen en Utrecht.

a Historia rerum memorabilium in orbe gestarum, ab anno mundi usque ad annum Christi MCXXV. 2 tom. Trajecti ad Rhenum 1661 [730 + 828 pp.; 4o].

Het tweede deel heeft twee titelpagina's; de tweede daarvan draagt als opschrift: Historiae sacrae et ecclesiasticae ordine chronographico et via compendiaria digestae, ab anno Christo DCCXXVI usque ad annum MCXXV. Trajecti ad Rhenum 1659 [= 1661, drukfout MDCLIX voor MDCLXI].

Literatuur

Van der Aa, VII, 146; NNBW, VI, 580.

Gestaltenis van out Zeelandt, zie: Burgh, Abraham van der

Gnaphaeus, Guilielmus, zie: Revius, Jacobus

182 Goeree, Willem

Middelburg, 11 december 1635 - Amsterdam, 3 mei 1711

Willem Goeree was een zoon van de Middelburgse stadsdokter Goeree, tevens doctor in de theologie. Na het overlijden van zijn vader werd Willem door zijn stiefvader gedwongen een werkkring te zoeken, terwijl hij zelf liever was gaan studeren. Hij koos voor het beroep van boekhandelaar, dat hij van 1666 tot 1677 in Middelburg uitoefende en nadien in Amsterdam. Naast zijn historische publikaties heeft Goeree ook werken op zijn naam staan over bouw- en schilderkunst, waarvan sommige in het Duits zijn vertaald.

a Joodsche oudheden of voor-bereidselen tot de bybelsche wysheid, en gebruik der heilige en kerkelyke historien: uit de alder-oudste gedenkenissen der Hebreen, Chaldeen, Babyloniers, Egiptenaars, Syriers, Grieken en Romeinen; tot een merkelijke verligting der Goddelijke Boeken, en veel andere

voortreffelijke geschriften ... Door een liefhebber der Joodsche oudheden. 2 dln. Amsterdam 1690 [1716 pp.; fo]; Amsterdam/Utrecht 1700.

b Mosaize historie der Hebreeuwse kerke, zoo als dezelve was in de stam-huyzen der H. Vaderen des ouden verbonds, voor en onder de belofte; en in alle die plegtelijke

toebereydzelen van het dienstbaar Jerusalem; door welke de goddelijke wetgeever Moses, een ceremoniëele godsdienst aan den berg Sinai heeft ingesteld; om het zaad van Abraham, door de vader Jakob in 't afgodisch Egipten overgeplant, naa der zelver uytgang, van heel de bygeloovige weereld af-te zonderen; en in het land Kanaans, tot een heylig volk en koninklijk priesterdom in bewaaringe te stellen tot op de verschijninge van den Messias. Uyt d'aller-oudste geheugnissen der Hebreen, Kaldeen, Zabeen, Egyptenaaren, Syriers, Feniciers, Grieken en Romeynen opgehelderd ... Door een liefhebber der Joodse oudheden. 4 dln. Amsterdam 1700 [728 + 804 + 755 + 693 pp.; fo].

c De kerklyke en weereldlyke historien; uyt d'aal-ouwde aardbeschryving, en uytgezogte gedenk-penningen opgehelderd, door W. Goeree, liefhebber der ouwdheden. Begonnen met de voortbrenging dier eerste en tweede weereld, tot op het Nieuwe Testament, en van daar tot aan de tyden der kristen-keyzeren en opkomst der pauzelyke opper-kerkvoogdye in 't westen en

mahometaandom in 't oosten. Beneffens veel voornaame kerk-zaaken, en op en ondergaande ketteryen, sektarizen en dwaalgeesten zederd het Evangelium tot aan onze tyden ter baane gekomen. Amsterdam 1705 [746 pp.; 4o].

Literatuur

Van der Aa, VII, 251-252; NNBW, VII, 479-480.

183 Gool, Johan van

's-Gravenhage, 1686 - 's-Gravenhage, 2 januari 1762 of kort daarvoor

De doopdatum van Van Gool is niet te vinden in de Haagse doop-, trouw- en begraafboeken, maar blijkens zijn huwelijksinschrijving is hij er wel geboren. Op 2 januari 1762 werd de impost op zijn begrafenis betaald, waarbij werd aangetekend dat Van Gool 75 jaar is geworden. Hij was schilder van beroep, en had zijn opleiding bij M. Terwesten en S. van der Does gekregen. Hij schilderde vooral landschappen. Twee maal reisde Van Gool naar Engeland, onder andere in 1707; ook verbleef hij regelmatig in Amsterdam. In 1712 werd hij lid van het Haagse Pictura. Hij schreef gedichten en onderstaand vervolg op A. Houbrakens De groote schouburgh (1718-1721) (zie: 242, a). a De nieuwe schouburg der Nederlantsche kunstschilders en schilderessen: waer in de levens- en kunstbedryven der tans levende en reets overleedene schilders, die van Houbraken, noch eenig ander schryver, zyn aengeteekend, verhaelt worden. 2 dln. 's-Gravenhage 1750-1751 [472 + 567 pp.; 8o], Soest 1971 (facs.).

Literatuur

kunste-naars 1750-1880. P. Scheen, ed. ('s-Gravenhage, 1981); L. de Vries, ‘Jan van Gool als

geschiedschrijver’, Oud Holland, IC (1985) 165-190.

184 Goor, Thomas Ernst van

Breda, 10 november 1688 - Etten-Leur, 6 mei 1778

Van Goor studeerde vanaf 1710 rechten te Leiden en werd daarna in Breda advocaat. Gedurende vele jaren was hij schepen van de stad en curator van de Illustere School. Daarnaast was hij ontvanger van Terheijden. Zijn vrije tijd besteedde hij aan de bestudering van de geschiedenis van zijn geboortestad. a Beschryving der stadt en lande van Breda: behelzende de oudheid van het graafschap Stryen, deszelfs eerste bewoonderen, en oude gestalte, met een historisch verhael van het leven der graven van Stryen, en daar op gevolgde heeren van Breda; mitsgaders de opkomst en eerste beginselen der stadt Breda, deszelfs benaming, eerste omwalling, en verdere vergrootingen en versterckingen, met de voornaemste, zoo wereldlycke als geestelycke gebouwen, de wyze der regeering, hoogheden, voorrechten, enz. als mede eene naeukeurige en beknopte beschryving van het landt van Breda, deszelfs dorpen, vryheden en heerlykheden, met der zelver oudheden, regeeringen, aanhangzelen en gemeene gebouwen. 's-Gravenhage 1744 [545 pp.; fo], 1963 (facs.); Breda 1921 (gedeeltelijk) - Nijhoff/Van Hattum, 110.

In de uitgave van 1921 breekt het werk middenin hoofdstuk 8 van het eerste boek af.

Literatuur

Van der Aa, VII, 288-289; NNBW, VII, 486.

185 Goris, Gerard

Zaltbommel, (ged.) 5 januari 1657 - Leiden, 22 januari 1729

Op 9 april 1682 schreef Gerard Goris zich te Leiden in als student in de medicijnen en na drie jaar promoveerde hij er. In 1690 liet hij zich opnieuw inschrijven, mogelijk in de wijsbegeerte, want jaren later stond hij twee maal op de voordracht voor een Harderwijkse hoogleraarsplaats: de eerste keer voor een zetel in de wijsbegeerte, de tweede keer voor die in de medicijnen. In beide gevallen ging het beroep naar een ander en Goris bleef wat hij was: dokter te Leiden.

a Les delices de la campagne a l'entour de la ville de Leide, qui contiennent un abregé historique des anciens Bataves, de leurs meurs, coûtumes et guerres, depuis Claude Civil jusques à nos tems. Avec une description curieuse et exacte de la Rhinlande, des anciens bourgs ou boulevards, des châteaux et des maisons de campagne d'aujourd'-hui. Leide 1712 [275 pp.; 8o] - Nijhoff/Van Hattum, 111.

Literatuur

Van der Aa, VII, 297; NNBW, VIII, 624.

186 Goropius becanus, Johannes

Gorp (prov. Noord-Brabant), 24 juni 1518 - Maastricht, 28 juni 1572

Goropius kreeg zijn eerste onderwijs aan de kapittelschool van Hilvarenbeek en de fraterschool van 's-Hertogenbosch. Hij studeerde medicijnen in Leuven en reisde daarna door Italië, Spanje en Frankrijk, waar hij lijfarts werd van koningin Eleonora, de vrouw van Frans I. Later bekleedde hij dezelfde functie bij de landvoogdes Maria van Hongarije. Een aanbod om de lijfarts van Philips II te worden sloeg hij af. Hij vestigde zich in Antwerpen, waar hij meer tijd aan zijn letterkundige studies besteedde dan aan zijn praktijk. Behalve het Grieks, Latijn en Hebreeuws kende hij ook Duits. Hij is te beschouwen als een voorloper van de beoefenaars der vergelijkende taalwetenschap.

a Origines Antwerpianae, sive Cimmeriorum Becceselana novem libros complexa. Antverpiae 1569 [1058 pp.; fo].

Literatuur

Van der Aa, II, 1, 225-226; BN, VIII, 120-123; P.C. de Brouwer, ‘Johannes Goropius Becanus. Een der Brabantse humanisten uit de zestiende eeuw’, Brabantia, II (1953) 270-281; E. Frederickx, ‘Ioannes Goropius Becanus, arts, linguist, Graecus’, Hermeneus, XLIII (1971) 128-136; idem, ‘Joannes Goropius Becanus (1518-1573). Leven en werk’ (Ongepubliceerde dissertatie; Universiteit van Leuven, 1973).

Gouda, Willem Hermanszoon van, zie: Carasso-Kok, 404

Goudanus, zie: Aurelius, Cornelius

187 Gouthoeven, Wouter van

Dordrecht, 6 september 1577 - Dordrecht, (begr.) mei 1623

Van Gouthoeven zou gestudeerd hebben in Utrecht, Leuven, Keulen en Dôle, echter alleen zijn verblijf in deze laatste stad wordt door de bronnen bevestigd. Hij stamde uit een aanzienlijke, maar katholieke familie en was dus van regeringsambten uitgesloten. Hij hield zich bezig met geschiedenis en genealogie en gaf de Divisiekroniek van C. Aurelius opnieuw uit (zie: 20, a).

a D'oude chronijcke ende historien van Holland (met West-Vriesland) van Zeeland ende van Wtrecht. Van nieus oversien, vermeerdert, verbetert ende verciert met eenighe gheslacht-registeren ende genealogyen der voornaemster edelen, midtsgaders steden, dorpen, heeren-huysen, ende andere beschrijvinghen van Hollandt: voor desen noyt alsoo ghedruckt gheweest. Beginnende vanden jare onses heeren 449. tot dit teghenwoordigh jaer 1620. Dordrecht 1620 [629 + 360 pp.; fo]; 's-Gravenhage 1636. Dit werk bevat:

D'oude chronijcke van Hollandt ... (Divisie 1-4, tot het jaar 883). 1-75

Byvoegsel door W.V. G[outhoeven]. 75-226

Hier beghint dat ander voornaemste deel van dese teghenwoordighe chronijcke, in 't welcke ghetracteert wort van den eersten grave van Holland ... uit ... Out Batavien van P. Scriverius (zie: 436, a).

227-629

De vervolgen van E. de Veer (zie: 483, b) en N. de Clerck (zie: 111, c). Ook de druk van 1636 is door een anonymus tot dat jaar vervolgd.

1-360

Literatuur

De Wind, 349-351; Van der Aa, VII, 424; NNBW, VII, 493-494; M.A. Beelaerts van Blokland, Wouter

van Goudhoeven. De man, zijn historisch- genealogisch handschrift en zijn geslacht (S.l., 1983).

Grammaticus, Saxus, zie: Scriverius, Petrus

188 Gravezande, Adrianus

's-'s-Gravenhage, 11 mei 1714 - Middelburg, 16 april 1787

's-Gravezande was notaris, maar koos later voor een studie in de theologie te Leiden. Als predikant stond hij vervolgens in Noordwijk (1742), Asperen (1743), Gorinchem (1745) en Middelburg (1749). Hij interesseerde zich in het bijzonder voor kerkgeschiedenis en was lid van het Zeeuwsch Genootschap