• No results found

Buitenschoolse sportbeoefening (Vraag 4 tot en met 6)

Hoofdstuk 4 Voorbereiding en uitvoering van de afnames

6.7 CITO7 - Tennissen via de muur

8.1.4 Buitenschoolse sportbeoefening (Vraag 4 tot en met 6)

De vragen over buitenschoolse sportbeoefening zijn samengesteld op basis van de elementen die belangrijk zijn in de dagelijkse fysieke activiteit van kinderen: georganiseerde sport in clubverband, ongeorganiseerde sport/fysieke activiteit en transport naar school. Met name de vragen over georganiseerde sport geven een indicatie van de buitenschoolse sportbeoefening, omdat veel kinderen in Nederland in verenigingsverband sporten op regelmatige basis. De test-hertestbetrouwbaarheid van de vragen ‘lidmaatschap van een sportclub’ en ‘aantal uren sportbeoefening per week’ is goed gebleken (Kappa > .9). Daarnaast is een adequate validiteit vastgesteld op basis van een correlatie van .6 tussen het aantal uren sportbeoefening per week en objectief gemeten fysieke activiteit met accelerometrie (Hartman et al., 2011).

De items bij vraag 4 tot en met 6 hoeven niet tot een schaalscore te leiden maar zijn beschrijvend van aard. Bij vraag 4 gaat het er over of de leerlingen lid van (minstens een) sportclub is, en wat voor sport dat betreft. Als ze lid van een club zijn, kunnen leerlingen deze laatste vraag voor twee clubs invullen. Er is in de analyses geen verschil gemaakt tussen de eerste en de tweede club. Per club kan vervolgens ingevuld worden hoe vaak zij per week naar de club gaan.

Bij het invullen van de vragen 4 tot en met 6 kunnen diverse onregelmatige patronen verkregen

84

worden. Bijvoorbeeld wanneer de leerling aangeeft niet lid te zijn van een sportclub, maar toch een aantal uren invult. Het is dan niet te achterhalen of de eerste vraag foutief is ingevuld, of dat ze weliswaar een van de sporten doen, maar dat niet op een club doen. Er is bestudeerd welke onregelmatige patronen voorkomen. Omdat niet te destilleren is waar deze onregelmatige patronen vandaan komen, is er voor gekozen om alle responsen als vol aan te nemen en geen missing-procedure te hanteren als responspatronen onregelmatig zijn. Ieder leerlingantwoord is op zijn eigen merites beoordeeld.

Aangezien het hier geen schaling betreft zijn er geen beschrijvingen van schaalscores, factoranalyses of betrouwbaarheden bij deze vragen.

8.2 Leerkrachtvragenlijst

De vragenlijst voor leerkrachten is door de kwaliteitsmedewerkers bij de intake meegegeven met de instructie dat deze ingevuld dient te worden door alle leerkrachten die lesgeven in het bewegingsonderwijs aan groep 8 van de scholen. Dit betekent dat één of meerdere vragenlijsten worden achtergelaten afhankelijk van het aantal docenten welke lesgeven in groep 8 of aan de schoolverlaters. De vragenlijsten werden bij de peiling weer door de kwaliteitsmedewerkers ingenomen. In enkele gevallen is de vragenlijst nagestuurd.

De leerkrachtvragenlijst bestaat uit drie delen. Het eerste deel van de vragenlijst voor leerkrachten (achtergrond en onderwijsaanbod) is grotendeels gebaseerd op de vragenlijst zoals deze in 2006 aan leerkrachten in voorgelegd (van Weerden, van der Schoot, & Hemker, 2008). De eerste vragen hebben betrekking op de achtergrond van de leerkracht, dat wil zeggen, geslacht, leeftijd, ervaring, diploma, en sportbeoefening. De vragen daarna gaan in op de lesgeefsituatie in het bewegingsonderwijs. Daarin komen vragen aan de orde over het geven van lessen aan andere scholen en andere klassen, het gebruik van methodes bij de voorbereiding van de lessen, het aanbod van leerlijnen gedurende het schooljaar en het aanbod van reguleringsdoelen.

Deel twee van de vragenlijst gaat over competenties en attitudes van de leerkrachten. De competenties en attitudes zijn gekoppeld aan de volgende prestatie-indicatoren: ambassadeurschap, vakinhoudelijke expertise, organisatorische kwaliteit, didactische kwaliteit, pedagogische kwaliteit en verantwoording van eigen handelen. De vragen zijn geformuleerd op basis van ‘Kennisbasis docent lichamelijke opvoeding’ waarin het beroepsprofiel van de leraar lichamelijke opvoeding in Nederland is beschreven (HBO-raad, 2012). Naast stellingen die beantwoord konden worden op een 4-puntsschaal van ‘helemaal mee eens’ tot ‘helemaal niet mee eens’ (deel 2 van de vragenlijst) is ook gevraagd naar een totaalcijfer per prestatie-indicator met mogelijkheden van 1 tot 10 op één decimaal nauwkeurig (deel 4 van de vragenlijst).

Deel drie van de vragenlijst gaat over ‘kwaliteiten en verbetermogelijkheden’ waarin de leerkrachten aangeven op welke vier kwaliteiten ze zich als leerkracht nog verder kunnen verbeteren. Daarnaast is gevraagd wat de 4 meest waardevolle doelen van het bewegingsonderwijs zijn en wat de 4 meest waardevolle kwaliteiten zijn van leerkrachten bewegingsonderwijs. Tot slot zijn enkele vragen gesteld over de verbetermogelijkheden van het bewegingsonderwijs. Hieronder zijn per vraag de belangrijkste kenmerken beschreven.

85 8.2.1 Deel 1 Achtergrond en onderwijsaanbod

De eerste vraag bestaat uit een serie vragen. De eerste betreft achtergrondvariabelen met betrekking tot geslacht, leeftijd en ervaring. In Tabel 8.12 wordt een overzicht gegeven van de door leerkrachten gegeven antwoorden op de eerste vragen van de leerkrachtvragenlijst. De tweede serie vragen betreft de opleiding van de leerkrachten. Hierbij is ook naar de combinaties van opleidingen gekeken. De door leerkrachten gegeven antwoorden op deze vragen zijn gepresenteerd in Tabel 8.13. Tot slot zijn er vragen gesteld aangaande de eigen sportbeoefening en les/trainerstaken buiten de betreffende school. De door leerkrachten gegeven antwoorden op deze vragen zijn gepresenteerd in Tabel 8.14.

Tabel 8.12. - Achtergrondvariabelen leerkrachten met betrekking tot geslacht, leeftijd en ervaring Aantal Percentage % zonder missing

Geslacht Man 58 51

Tabel 8.13. - Achtergrondvariabelen leerkrachten met betrekking tot opleiding

Type opleiding Aantal Percentage

Extra aantekening leergang Nee 86 76,1

Ja 27 23,9

Overig (6 verschillende combinaties) 10 8,8

86

Tabel 8.14. - Achtergrondvariabelen leerkrachten met betrekking tot eigen sportbeoefening en les/trainerstaken buiten de betreffende school

Sport en andere ervaring Aantal Percentage % zonder missing

Sport zelf georganiseerd ja 73 64,6

nee 40 35,4

Sport zelf ongeorganiseerd ja 73 64,6 65,2

nee 39 34,5 34,8

onbekend 1 0,9

Trainer bij sportclub? ja 23 20,4

nee 90 79,6

Ook les op andere scholen ja 40 35,4

nee 73 64,6

Aan de leerkrachten (totaal 113) is ook gevraagd welke ervaring zij hebben met lesgeven aan leerlingen in verschillende leerjaren, in Tabel 8.15 zijn hiervan de aantallen weergegeven. De leerkrachten hoefden deze vraag alleen in te vullen als ze naast de klas die aan de peiling meedeed gymlessen verzorgen aan andere klassen, hetzij op dezelfde school hetzij op andere scholen.

Tabel 8.15. - Achtergrondvariabelen leerkrachten met betrekking tot ervaring lesgeven aan leerlingen in verschillende leerjaren

Aantal lessen

Ook les in groep… 0/geen antwoord 1 2 3 4 5

Groep 3 70 16 15 7 3 2

Groep 4 67 20 14 7 2 3

Groep 5 66 19 18 4 2 4

Groep 6 60 22 21 2 5 3

Groep 7 50 30 21 6 2 4

Groep 8 53 30 18 4 4 4

De vragen daarna gaan in op de lesgeefsituatie in het bewegingsonderwijs. Daarin komen vragen aan de orde over het geven van lessen aan andere scholen en andere klassen, het gebruik van methodes bij de voorbereiding van de lessen, het aanbod van leerlijnen gedurende het schooljaar en het aanbod van reguleringsdoelen. Een overzicht van de door leerkrachten gegeven antwoorden is gepresenteerd in Tabel 8.16.

87

Tabel 8.16. - Gebruik van verschillende lesmethodes en literatuur voor bewegingsonderwijs

Gebruikte methode Nooit Incidenteel Vaak ontbreekt

Basisdocument Bewegingsonderwijs (SLO/KVLO) 29 30 40 14

Basislessen (Van Gelder en Stroes) 22 24 61 6

Lichamelijke opvoeding op de basisschool (Van der Loo) 81 6 2 24 Planmatig bewegingsonderwijs (Raadsveld en Swijtink) 78 8 4 23

Praktijk in de lichamelijke opvoeding (Samsom) 84 3 0 26

SLO-publicaties (divers) 53 31 9 20

Vakliteratuur (divers) 33 43 22 15

Leerlijn / Activiteit (aantallen) Nooit Incidenteel Vaak ontbreekt Balanceren, evenwichtsoefeningen, rijden, glijden,

acrobatiek

4 41 62 6

Klimmen, klauteren, touwklimmen 6 38 68 1

Zwaaien, schommelen, hangend of steunend zwaaien 7 34 69 3

Over de kop gaan, rollen, duikelen, handstand, salto 4 40 66 3

Springen, vrije sprongen, steunspringen 3 34 73 3

Hardlopen, sprinten, duurlopen 5 61 43 4

Mikken, weg spelen, mikken 1 26 84 2

Jongleren, werpen en vangen, soleren, retourneren 8 35 65 5

Doelspelen, keeperspelen, lummelspelen, aangepaste sportspelen

0 16 96 1

Tikspelen, afgooispelen, honkloopspelen 0 4 107 2

Stoeispelen 8 67 35 3

Tempo, vorm, dans, ritmische gymnastiek, jazzballet 37 68 6 2

reguleringsdoelen (aantallen) Nooit Incidenteel Vaak ontbreekt (Onder leiding) een veilig bewegingsarrangement helpen

inrichten

12 40 57 4

Herstellen en aanpassen van het arrangement 11 43 56 3

Handelen volgens afgesproken regels 2 7 101 3

Afspraken maken over team- en groepsindeling 5 25 78 5

Verdelen en wisselen van taken en functies 3 40 67 3

Hulpverlenen bij bewegingsactiviteiten 9 63 35 6

Reflecteren over het eigen (bewegings)handelen en

88