• No results found

Indien er wordt gebouwd en/of gesloopt zonder of in afwijking van een vergunning heeft de gemeente de mogelijkheid om handhavend op te treden. Dit kan bijvoorbeeld door het opleggen van een “bouw- of sloopstop” (hierna: bouwstop). De bevoegdheid hiertoe vloeit voort uit artikel 5:2, 5:17 van de Woningwet en artikel 125 van de Gemeentewet.

10.2 Wanneer wel en wanneer niet 10.2.1 Legalisatieonderzoek?

De aard van de bouwstop brengt met zich mee dat de bouwstop niet voorafgegaan hoeft te worden door een onderzoek naar eventuele legalisatiemogelijkheden. In principe is het bouwen/slopen zonder vergunning voldoende om over te gaan tot het stilleggen van de werkzaamheden.

Met de bouwstop wordt gerealiseerd dat per direct een einde wordt gemaakt aan de overtreding, het bouwen/slopen zonder vergunning. Uit jurisprudentie blijkt dat de Raad van State het aanvaardbaar acht dat een bouwstop gepaard gaat met het opleggen van een last onder dwangsom. De bouwstop bewerkstelligt de stillegging van de bouwwerkzaamheden, de last onder dwangsom ziet op het voorkomen van het opnieuw aanvangen van de werkzaamheden.

De Raad van State heeft aangegeven dat bijzondere omstandigheden ertoe kunnen leiden dat het gebruik van de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. Dat is bijvoorbeeld het geval als voor de afwijking een bouwvergunning is aangevraagd die op het punt staat om te worden verleend, zonder dat de bouwvergunning tevens een ontheffing ex artikel 3.22/3.23 of een projectbesluit is. Daarvoor bepaalt de Wro namelijk dat zij pas na 6 weken, na ter inzage legging van het besluit, in werking treden.

Dit is gewijzigd met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Artikel 6.1 van die wet bepaalt namelijk dat vergunningen als hoofdregel in werking treden op de dag na bekendmaking. Hierop zijn uitzonderingen geformuleerd. De ontheffing ex artikel 3.23 (straks 2.12 lid 1 onder 2) hoort daar niet bij.

10.2.2 Geen limitatieve opsomming

Het is niet mogelijk om op voorhand een limitatieve opsomming te geven van situaties waarin een bouwstop per definitie wordt opgelegd. We kiezen dan ook voor een meer algemeen geformuleerd beleidsstandpunt waar enkele voorbeelden bij worden gegeven.

De strijdigheid die door onze mensen kan worden geconstateerd heeft betrekking op het bouwen zonder of in afwijking van een vergunning.

10.2.3 Bouwen zonder vergunning

Het uitgangspunt is, dat als wij constateren dat er gebouwd wordt zonder vergunning, dat er een bouwstop wordt opgelegd. Uitzonderingen hierop zijn:

• concreet zicht op legalisatie; • de bouw is nagenoeg klaar.

Bij concreet zicht op legalisatie adviseren wij om te stoppen. Er wordt dus geen bouwstop opgelegd. Bij geen concreet zicht op legalisatie leggen we een bouwstop op.

Het moge duidelijk zijn dat als er in het geheel geen aanvraag om bouwvergunning is gedaan, er ook geen sprake is van concreet zicht op legalisatie. Als er wel een aanvraagprocedure loopt, kan dat wel het geval zijn. Hieronder wordt aangegeven in welke fase wij van mening zijn dat er sprake is van concreet zicht op legalisatie.

Fase Concreet zicht op legalisatie?

Ontvankelijke aanvraag Nee

Voldoet aan bestemmingsplan Nee

Voldoet aan welstand Nee

Voldoet aan Bouwbesluit/bouwverordening Nee

Geaccordeerd door Juridisch Cluster Ja, mits:

• aan de voorwaarden is voldaan (bijv aanleveren constructiegegevens etcetera);

• er conform die vergunning gebouwd wordt;

• er geen ontheffing,

projectbesluit/wijzigingsbesluit of ander besluit aan de vergunning ten grondslag ligt, die de inwerkingtreding van de vergunning opschort.

Klaar voor verzending Ja, mits:

• aan de voorwaarden is voldaan (bijv aanleveren constructiegegevens etcetera);

• er conform die vergunning gebouwd wordt;

• er geen ontheffing,

projectbesluit/wijzigingsbesluit of ander besluit aan de vergunning ten grondslag ligt, die de inwerkingtreding van de vergunning opschort.

Dag van verzending Ja, mits:

• aan de voorwaarden is voldaan (bijv aanleveren constructiegegevens etcetera);

• er conform die vergunning gebouwd wordt;

• er geen ontheffing,

projectbesluit/wijzigingsbesluit of ander besluit aan de vergunning ten grondslag ligt, die de inwerkingtreding van de vergunning opschort.

Het is mogelijk dat de vergunning is verleend in combinatie met een andere beschikking (bijvoorbeeld een ontheffing ex artikel 3.22 of een projectbesluit/bestemmingsplan), waardoor zij later in werking treedt (zie bijvoorbeeld artikel 6.1 lid 2 Wabo en tot de inwerkingtreding van die wet artikel 3.24 lid 4 Wro of 3.8 lid 5 Wro). Pas na het verstrijken van die termijn is er sprake van concreet zicht op legalisatie. Bij bouwactiviteiten voor het verstrijken van deze termijn zal altijd een bouwstop worden opgelegd.

10.2.4 Bouwen in afwijking van een vergunning

Een bouwstop zal bijvoorbeeld direct worden opgelegd:

• indien sprake is van een direct gevaarlijke of overlastgevende situatie;

• als wordt gebouwd in afwijking van de voorwaarden van de bouwvergunning: a) op het gebied van veiligheid (aanleveren constructiegegevens, wapening b) aangeven peil c) aangeven rooilijnen) en/of d) gezondheid (ventilatie, isolatie etcetera);

• ter beperking van mogelijke schade en kapitaalvernietiging als een strijdige situatie onverhoopt niet kan worden gelegaliseerd. Hierbij kan gedacht worden aan het gebruiken van een steen die afwijkt van de bouwvergunning of nog niet is goedgekeurd door de welstandscommissie.

De bouwstop zal niet worden opgelegd als de bouw zo goed als klaar is. In een dergelijke situatie wordt de vergunninghouder gewezen op het feit dat er gebouwd wordt in afwijking van de vergunning en dat het verstandig is om te wachten tot er duidelijkheid is over de legalisatiemogelijkheid.

De bouwstop wordt eveneens niet opgelegd als de afwijking betrekking heeft op zaken die relatief makkelijk te verhelpen zijn, zoals een andere CV ketel dan in de EPC berekening is opgenomen, andere dakpannen etcetera. De bouwstop gaat in op het moment dat zij is opgelegd door de toezichthouder. Vanaf dat moment mag er niet verder gebouwd worden. Het is denkbaar dat wel toestemming wordt gegeven om, uiteraard op eigen risico, bepaalde werkzaamheden af te ronden. Hierbij kan gedacht worden aan wind- en waterdicht maken of maatregelen treffen om inbraakwerendheid te waarborgen. Dit is aan de toezichthouder om aan te geven.

10.3 Wie is bevoegd

De bevoegdheid tot het opleggen van een bouwstop ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Binnen de gemeente Tynaarlo is deze bevoegdheid gemandateerd aan enkele toezichthouders.

Hierbij geldt de beperking dat een opgelegde bouwstop achteraf bekrachtigd moet worden door het college.

10.4 De procedure

De procedure voor het opleggen van een bouwstop is als volgt. Nadat een bevel tot stillegging is opgelegd, zal het juridisch cluster dit bevel schriftelijk bevestigen. De bevestiging wordt ondertekend door de teamcoördinator. Tevens zal het juridisch cluster een B&W advies opstellen waarbij de bouwstop officieel bekrachtigd wordt in de eerstvolgende vergadering van het college van burgemeester en wethouders. De overtreder heeft de mogelijkheid om tegen dit besluit in bezwaar te gaan.

Vervolgens zal door de bouwplantoetsers onderzocht worden in hoeverre het bouwwerk gelegaliseerd kan worden. Is legalisatie een mogelijkheid dan wordt de eigenaar/overtreder gevraagd een bouwvergunning aan te vragen. Hierbij is het uiteraard mogelijk dat het oorspronkelijk beoogde bouwwerk niet precies hetzelfde is als het mogelijk te vergunnen bouwwerk.

In de beschikking tot verlening van de vergunning, wordt tevens de bouwstop opgeheven. Als de vergunning o.g.v. de Wabo (of Wro) later in werking treedt, dan zal in de beschikking worden aangegeven dat de bouwstop eindigt op de eerste dag van de zevende week na verzending van het besluit.

Is het niet mogelijk om het gebouwde te legaliseren, dan zal de eigenaar/overtreder het gebouwde: • moeten verwijderen en verwijderd houden;

• in overeenstemming moeten brengen met de bouwvergunning; of • terug moeten brengen naar vergunningvrije omvang.

10.5 Dwangsom

De praktijk heeft ons geleerd dat in veruit de meeste gevallen de bouwer zich aan een opgelegde bouwstop houdt. Als dat niet het geval is zal de dwangsom worden opgelegd. Voor de bepaling van de hoogte wordt verwezen naar hetgeen in hoofdstuk 7 is bepaald. De schriftelijke bevestiging van de bouwstop noemt het opleggen van de last onder dwangsom als sanctie tegen het schenden van de bouwstop.

Hoofdstuk 11 Inleiding

11.1 Wijziging Drank- en Horecawet

De Drank- en Horecawet kende altijd een verdeling van de bevoegdheden. De vergunningverlening en handhaving lag op het bordje van de gemeente. Het toezicht, de uitvoering van controles, werd echter uitgevoerd door de Voedsel- en Warenautoriteit (nVWA). Dit is veranderd/gaat veranderen. De gehele taak met betrekking tot de Drank- en Horecawet is een taak van gemeenten. De gedachte van de wetgever hierachter is dat decentraal toezicht ruimte laat voor maatwerk. Gemeenten geven een eigen invulling aan het uitvoeren van toezicht en sluiten daarbij aan op de lokale situatie.

In de jaren 2008 en 2009 heeft een aantal gemeenten meegewerkt aan een pilot. De bevindingen van die pilot zijn opgenomen in het rapport “Toezicht Drank- en Horecawet door gemeenten”, dat is verschenen in januari 2010. In bijlage 5 is een lijst met begripsbepalingen opgenomen.

11.2 Reikwijdte en doel beleid

Dit onderdeel richt zich op de wetgeving met betrekking tot: - horecabedrijven, inclusief de paracommerciële horeca; - slijtersbedrijven;

- verkoop van alcohol voor gebruik anders dan ter plaatse; - verkoop alcohol tijdens evenementen e.d.

11.3 Hoofdstuk indeling

In hoofdstuk 12 worden de probleemanalyse en handhavingdoelen behandeld. Daarbij besteden we aandacht aan het inrichtingenbestand, de wettelijke en de beleidskaders en het doel van deze regelingen. We distilleren daaruit het doel van de handhaving en geven aan hoe de doelen bereikt worden. Hierbij wordt het verband gelegd tussen de risicomatrix die we gebruiken bij het stellen van prioriteiten van onze handhavingtaken en het jaarprogramma, waarin we de uitvoering van deze taken borgen.

In hoofdstuk 13 behandelen we het handhavingtraject. In hoofdstuk 14 wordt de wijze van toezicht houden nader uitgewerkt.

Hoofdstuk 12 Probleemanalyse en handhavingdoelen