• No results found

Biologisch pluimveevlees

In document Zicht op dierlijke biologische ketens (pagina 139-144)

11.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staat de biologische pluimveevleesketen centraal. In paragraaf 11.2 wordt eerst zicht gegeven op de markt en de marktontwikkelingen, gevolgd door een beschrijving van de ketenorganisatie in paragraaf 11.3. Paragraaf 11.4 gaat in op de duurzaamheid van de keten.

11.2 Ontwikkelingen in de markt1

Beperkt marktaandeel voor biologisch pluimveevlees als gevolg van de hoge meerprijs

De vraag naar biologisch pluimveevlees is nog erg klein. De huishoudelijke consumptie van biologische kip lag in 2003 op 5,3 mln. euro, circa 1% van de totale consumptie kip in Nederland. Dit wordt veroorzaakt door het grote absolute prijsverschil op consumentenniveau; het biologisch pluimveevlees (vooral de gewilde filet) is veel duurder dan het gangbaar pluimveevlees. Een kilogram gangbare kipfilet kost de consument 9,29 euro, terwijl de biologische variant 21 euro per kilogram kost. De hoge consumentenprijzen worden veroorzaakt door onder andere hoge kostprijzen in de biologische vleespluimveesector en ook de geringe mogelijkheden tot vierkantsverwaarding en het lagere filetrendement leiden tot een hogere consumentenprijs.

Grootste deel via het grootwinkelbedrijf verkocht

Biologisch pluimveevlees wordt in Nederland hoofdzakelijk afgezet via het supermarktkanaal; twee-derde wordt via dit kanaal verkocht. De omzet in supermarkten kon in 2003 echter niet worden verbeterd ten opzichte van 2002. Het overige deel wordt via het natuurvoedingskanaal aan de consument gebracht. Het marktaandeel van dit laatste afzetkanaal is in 2003 wel toegenomen. Naast de versmarkt in supermarkt en speciaalzaken is de industriële markt ook een belangrijke afnemer van biologisch pluimveevlees. Vooral babyvoedingfabrikanten kozen in de afgelopen jaren voor biologisch pluimveevlees. De afzet via dit kanaal is in 2003 afgenomen. Volgens betrokkenen is in de voorgaande jaren te veel ingekocht en zijn in 2003 de voorraden weggewerkt (Tacken, 2001).

De grootwinkelbedrijven kiezen - na de Vogelpest - voor buitenlandse leveranciers

Ondanks dat de markt voor biologische pluimveevlees in de afgelopen jaren nauwelijks is gegroeid, wil Albert Heijn toch voor de biologische pluimveeketen nieuwe initiatieven ontwikkelen. Dit gebeurt echter niet in Nederland. Ze wil in samenwerking met Pingo Poultry (de belangrijkste pluimveevleesleverancier van Albert Heijn) een keten met

biologische pluimveehouders in België opstarten. Al 24 bedrijven in de Ardennen hebben een nieuwe stal gebouwd voor biologische houderij ten behoeve van de Nederlandse markt (het streven was 50 in 2003). Deze dieren worden in België gehouden en geslacht en vervolgens in Nederland vermarkt.

Ook Frankrijk is een belangrijke leverancier

Frankrijk is de belangrijkste buitenlandse leverancier van biologische kip op de Europese exportmarkt. Het marktaandeel van de biologische kip is op de Franse markt vergelijkbaar (laag) met dat op de Nederlandse markt, maar absoluut betreft het een veel grotere markt en ook productie. Op hun thuismarkt verkopen de Franse leveranciers hun biologische kippen voornamelijk 'hele kip'; daar is het marktsegment 'hele kip' aanmerkelijk groter dan in Nederland. Hierdoor hebben de Fransen een betere vierkantsverwaarding en kunnen ze in de buitenlandse markt een penetratiestrategie - met lage prijzen nieuwe markten veroveren - voeren. Voor de Nederlandse aanbieders van biologisch pluimveevlees is Frankrijk niet alleen een concurrent op de buitenlandse markt, maar ook op de binnenlandse markt. De Fransen zijn er namelijk in geslaagd om Nederlandse supermarktketens te interesseren voor hun producten.

Aanbod in 2003 stabiel, maar vogelpest heeft grote gevolgen

De capaciteit in het aanbod van biologisch pluimveevlees bleef in 2003 stabiel ten opzichte van 2002. Eind 2003 waren er 17 biologische vleeskippenhouders in Nederland actief. De uitstroom van ondernemers en de toestroom van biologische ondernemers bleven in 2003 in evenwicht. Het aantal dierplaatsen lag in 2003 op ruim 70.000, de hokcapaciteit op jaarbasis op 280.000. Als gevolg van de vogelpest is deze capaciteit niet volledig benut. In 2001 werden op jaarbasis naar schatting 250.000 biologische vleeskuikens geslacht, in 2003 lag dit bij 200.000 als gevolg van de Vogelpest. Dit kwam vooral doordat een aantal biologische bedrijven (preventief) werd geruimd, import van levende dieren niet was toegestaan en er een fokverbod was afgekondigd. In de eerste helft van 2003 lag de productie nagenoeg stil. Het jaar 2004 was weer een 'normaal' jaar.

De Vogelpest heeft verregaande consequenties gehad voor de biologische pluimveehouderij. Een groot aantal bedrijven is (preventief) geruimd en een groot aantal bedrijven kreeg geen aanvoer van dieren meer omdat er een fok- en importverbod voor levende dieren was afgekondigd. De ruimingen werden weliswaar vergoed, maar door de andere maatregelen hadden veel pluimveehouders een deel van het jaar geen inkomen uit bedrijf.

Voor de verwerkers van pluimveevlees had de Vogelpest ook grote consequenties. Deze bedrijven hadden een deel van het jaar minder of geen aanvoer waardoor ze hun slachtcapaciteit niet (volledig) konden benutten. Sommige slachterijen kozen voor aanvoer vanuit het buitenland, maar dat geldt waarschijnlijk niet voor de slachters van biologisch pluimveevlees omdat veel afnemers van biologische vleeskippen in deze crisisperiode zijn overgestapt op buitenlandse toeleveranciers (producenten). Na afloop van de crisis zijn de relaties met de binnenlandse producenten veelal niet hersteld. Vooral de grote afnemers bleven de biologische kip in het buitenland inkopen; daar lagen de prijzen veel lager als gevolg van marktoverschotten.

Afzet van Nederlandse bedrijven vooral in de Benelux

Het biologisch vlees dat in Nederland wordt geproduceerd, wordt hoofdzakelijk als hele kip in de Benelux afgezet aan supermarkten en natuurvoedingswinkels. Daarnaast wordt een klein deel geëxporteerd naar het Verenigd Koninkrijk en naar Frankrijk. De buitenlandse markt is belangrijk voor de Nederlandse biologische pluimveeketen. Deze markt vraagt nog 'hele kip', terwijl dit segment in Nederland steeds kleiner wordt. Via de 'hele kip'-strategie zal het lasterig worden om het marktaandeel voor de biologische kip te vergroten.

De consument vraag om filet, maar vierkantsverwaarding een groot aandachtspunt

Als gezegd ligt de prijs van biologische kip aanmerkelijk hoger dan dat van de gangbare kip. Een van de redenen daarvoor is de kleine vraag naar poten en vleugels van biologische herkomst. De consument vraagt vooral naar filet; andere delen van de kip worden beduidend minder gekocht. De verwaarding van deze minder gevraagde delen van de gangbare kip is geen probleem; er is grote vraag buiten Europa naar deze delen. Echter, deze vraag is niet of nauwelijks ontwikkeld voor de biologische kip. Daardoor moet de winst op biologische kippen voornamelijk uit slechts één van de drie delen (filet, poten en vleugels) van de kip worden behaald; de andere delen worden in het gangbare circuit afgezet. Het resultaat is dat de biologische kipfilet onevenredig duur wordt. Hierdoor ontstaat een groot prijsverschil tussen gangbare en biologische filet. Door de stringente regelgeving voor biologische vleeskuikenhouderij is er ook weinig ruimte om de technische resultaten te verbeteren.

11.3 Productieketen

De hoge kostprijs van Nederlands biologisch pluimveevlees is dus een drempel voor de Nederlandse consument om biologisch pluimveevlees te kopen. In deze paragraaf worden de belangrijkste kostprijsbepalende factoren nader onder de loep genomen.

Sterke organisatie in ketenverband

De biologische pluimveevleessector is naar verhouding sterker in ketenverband georganiseerd en minder transparant dan de biologische legpluimveesector. Nagenoeg de hele productie vindt in integratieverband plaats. De planning en de productie wordt in deze integraties afgestemd op de vraag. Ook in het buitenland wordt veelal in integraties gewerkt in de (biologische) pluimveevleessector (EKO-Monitor, 2003).

Voeding

De voederconversie voor biologische vleeskuikens ligt in de orde van grootte tussen 2,6 en 2,85 bij aflevergewichten tussen 2,6 en 3,05 kg. In de gangbare houderij liggen de waarden voor voederconversie bij 1,78 en het aflevergewicht bij circa 2,05 kg (KWIN-V, 2003). In vergelijking met de gangbare huisvesting van kippen ligt de voerconversie in de biologische vleeskuikenhouderij 25% hoger, dat wil zeggen minder gunstig (Spruijt-

Fokkerij

Voor de biologische sector zijn speciaal langzamer groeiende rassen ontwikkeld om aan de eis te voldoen dat de kuikens pas na 81 dagen geslacht mogen worden. Momenteel worden voornamelijk twee rassen gebruikt: de 'Hubbard I957' en de de 'Kemperkip' (een Frans ras, wat niet nader bekend is). Deze dieren hebben na 81 dagen een aflevergewicht tussen de 2 en 3 kilo.

Het is echter wel moeilijk gebleken rassen te ontwikkelen waarvan de groeitijd tot een eenduidig slachtgewicht leidt. In de biologische vleeskuikenhouderij wordt geslacht op leeftijd (81 dagen) en niet op gewicht, zoals in de gangbare houderij. Dat leidt ertoe dat er dieren met ongelijk gewicht aan de verwerkers worden aangeboden. Dit brengt weer extra kosten met zich mee omdat zulke dieren niet volautomatisch kunnen worden geslacht, dus het slachtproces verloopt op een ambachtelijkere manier dan in de gangbare houderij. Dat brengt uiteraard weer hogere productiekosten met zich mee.

11.4 Duurzaamheid

Voedselveiligheid: biologisch scoort hoger

Onderzoek heeft laten zien dat biologische vleeskuikens meer besmet zijn met Salmonella dan gangbare vleeskuikens, terwijl dat voor Campylobacter net andersom is (zie hoofdstuk 4.4).

Dierenwelzijn: meer ruimte en natuurlijk gedrag

Biologische vleeskuikens hebben aanmerkelijk meer ruimte in de stal en ze hebben uitloop. Daarmee is het welzijn voor de biologische dieren beter gewaarborgd dan dat van de gangbare dieren. De uitval is bovendien lager bij de biologische vleeskuikens (Spruijt- Verkerke et al., 2004).

Relatief hoge emissies en verliezen

Zoals bij de biologische varkenshouderij is ook bij de biologische pluimveehouderij de uitloop een belangrijk aandachtspunt waar het gaat om mineralenuitspoeling. Dicht bij de stal is er een opeenhoping van stikstof en fosfor die risico's voor het grondwater betekent. Ook ammoniakemissie is een aandachtspunt. Net zoals bij de biologische varkens is ook hier de emissie hoger dan die bij gangbare varkens. Biologische pluimveebedrijven zijn in de meeste gevallen geen grondgebonden bedrijven. Ze hebben dus te maken met een overschot aan nutriënten die ze op de een of andere manier moeten afzetten. Kippenmest bevat nutriënten in vrij geconcentreerde vorm. Het organisch stof aandeel van de mest is extreem laag, waardoor nutriënten bij toepassing van de mest snel beschikbaar komen in hoge concentraties.

Er worden in Nederland verschillende stalsystemen gebruikt. Een duidelijke trend in de keuze voor een bepaalde staltype is niet te bespeuren. Wel lijkt het gebruik van een niet al te grote stal voordelen te bieden ten aanzien van het management. De voorkeur van SKAL gaat dan uit naar een staltype met een open nok. Ideaal is een stal die aan een zijde voorzien is van een overdekte uitloop. Hierdoor ontstaat een zogenaamde 'Wintergarten' of koude scharrelruimte. De 'Wintergarten' is een in het buitenland veel gebruikt systeem dat

in Nederland steeds meer opgang vindt. Voor de biologische houderij lijkt dit systeem veel voordelen te bieden op het gebied van milieu, diergezondheid en dierenwelzijn. De bodem wordt bedekt met 'scherp zand'. Vanuit milieu- en gezondheidsoverwegingen moet dit zand op een betonnen vloer liggen, zodat de mest geen verontreiniging van de bodem veroorzaakt en aan het eind van een productieperiode optimale mogelijkheden zijn om de bodem te ontsmetten. In de stal moet voldoende daglicht binnen komen. Dit kan door ramen of lichtdoorlatende golfplaten, die zich bij voorkeur aan de zuid- of oostkant van de stal bevinden (Vermeij, 1993). Om problemen met pikkerij te voorkomen moet de lichtinlaat gereguleerd kunnen worden. Volgens SKAL wordt dit bij een aantal bedrijven op de Veluwe gerealiseerd door zijkleppen. Een duidelijk overstekend dak boven de lichtinlaten kan al te fel en direct licht temperen.

Hoger energieverbruik

Aangaande het energieverbruik is de biologische pluimvleessector nog niet zover als de gangbare sector. Er wordt 30-40% meer energie verbruikt in de biologische sector. Dit wordt vooral veroozaakt door de hogere voerconversie: biologische vleeskuikens hebben meer voer nodig voor eenzelfde productie als gangbare vleeskuikens. Deze lagere conversie betekent meer voerverbruik en dus meer energieverbruik. Daartegenover staat dat het voer dichter uit de buurt komt en dus minder transportkilometers vraagt. Echter, dit voordeel compenseert het nadeel onvoldoende.

In document Zicht op dierlijke biologische ketens (pagina 139-144)