• No results found

Om- en bijscholing

In document De opbrengst van de sectorplannen (pagina 43-47)

Maatregelen

De maatregelen in het kader van om- en bijscholing bestaan voornamelijk uit algemene scholing.

Onder algemene scholing vallen bijvoorbeeld scholingsmaatregelen die gericht zijn op het beter laten functioneren van werknemers in hun huidige of in een andere sector. Deze scholing is addi-tioneel geweest op reguliere scholing de sector of regio. Door te investeren in de algemene kennis en vaardigheden van (toekomstige) werknemers stijgt hun arbeidsproductiviteit in meerdere func-ties, zowel binnen als buiten de huidige werkgever en sector. Op die manier leidt algemene scholing tot een stijging van de arbeidsmobiliteit en een grotere kans op werk na beëindiging van de be-staande arbeidsrelatie.

De beoogde resultaten van om- en bijscholing zijn het verbeteren van algemene kennis en vaardig-heden en (daarmee) het verhogen van de arbeidsproductiviteit, arbeidsparticipatie en arbeidsmobi-liteit (zie het theoretisch kader in Heyma et al., 2015). Gelet op de beschikbare gegevens over de arbeidsmarktpositie van deelnemers zijn de arbeidsparticipatie en de mobiliteit (binnen en tus-sen sectoren) dan ook de meest geschikte maatstaven om het resultaat van de scholingsmaatrege-len aan af te meten. Ook het loon zou geschikt zijn, maar dat is niet beschikbaar voor dit onderzoek.

Cofinanciering door de overheid is vanuit een economische invalshoek een logisch instrument om generiek bij of om te scholen, omdat niet alle baten terechtkomen bij de huidige werkgever.

Er is redelijk veel spreiding in de scholingsmaatregelen over de sectorplannen. Van de 69 sector-plannen met scholingsmaatregelen is er geen plan dat meer dan 10 procent van alle deelnemers leveren. De 18 regionale zorgplannen leveren tezamen 28 procent van de deelnemers. Voor bijna alle maatregelen die onder om- en bijscholing vallen wordt door projectleiders aangegeven dat deze zonder de sectorplannen niet, in veel kleinere mate of minder snel zouden zijn uitgevoerd. Deel-nemers zouden volgens de projectleiders dus minder scholing hebben ontvangen indien de sector-plannen niet hadden bestaan. Dit ondanks dat de werkgever kan profiteren van scholing doordat zijn werknemers productiever worden. Een gedeelte van deze baten komt echter terecht bij de werknemers (door hogere lonen) en de overheid (door hogere belastingopbrengsten).

Arbeidsmarktpositie deelnemers in 2019

Bijna 9 op de 10 deelnemers aan om- en bijscholing in de sectorplannen uit de eerste twee tranches hebben in mei 2019 een baan als werknemer (zie Figuur 4.7). Twee procent is volledig afhankelijk van een WW-, bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering, drie procent werkt naast de uitkering.

Deze percentages zijn vergelijkbaar met de situatie in 2018.

Dat relatief veel deelnemers aan scholingsmaatregelen een baan hebben en de uitkeringsafhanke-lijkheid zeer beperkt lijkt, kan een gevolg zijn van de sectorplannen. Werknemers hebben door scholing meer kennis en vaardigheden opgedaan waardoor zij voor de huidige en/of nieuwe functie productiever zijn geworden. Tegelijkertijd zorgt de hoogconjunctuur op de arbeidsmarkt ervoor dat ook werknemers waarvoor de scholing niet of slechts in beperkte mate nuttig was een grotere kans op werk maken.

Figuur 4.7 Bijna 9 op de 10 deelnemers aan scholingsmaatregelen zijn een aantal jaren na afloop sectorplan (nog) aan het werk als werknemer

* Overig betreft zelfstandigen, gepensioneerden, personen zonder inkomen (uit arbeid of een uitkering) en personen die niet meer in Nederland woonachtig zijn.

Bron: SEO Economisch Onderzoek/ecbo o.b.v. koppeling bsn-deelnemers met UWV-data (mei 2019)

42 procent van de (nog) werkende deelnemers werkt bij een andere werkgever dan de (eventuele) werkgever bij aanvang van het sectorplan (zie Figuur 4.8), in 2018 betrof dat nog 38 procent van de deelnemers. Driekwart van hen heeft een baan gevonden in dezelfde sector, een kwart van hen is naar een bedrijf gegaan in een andere sector. De kans op een baanwisseling kan toenemen na algemene scholing: het maakt werknemers (in theorie) breder inzetbaar. Deelnemers aan algemene om- en bijscholing lijken echter minder mobiel dan de deelnemers aan mobiliteitsmaatregelen, waarvan twee op de drie een nieuwe baan hebben gevonden (zie nogmaals Figuur 4.2). Dat kan mogelijk worden verklaard door een verschil in uitgangssituatie: de kans op het verlies van de hui-dige baan is waarschijnlijk groter voor deelnemers aan mobiliteitsmaatregelen dan voor deelnemers aan scholingsmaatregelen. Verder is het op basis van de beschikbare gegevens niet duidelijk of de deelnemers die bij dezelfde werkgever zijn gebleven nog dezelfde functie uitoefenen, of bijvoor-beeld zijn doorgestroomd naar andere functies binnen hetzelfde bedrijf (interne mobiliteit).

85%

Totaal tranches 1 en 2 (247.324) Scholing (130.354)

(gemiddeld 2 tot 3 jaar na afloop sectorplan)

Werknemer zonder uitkering Werknemer met uitkering Uitkering Overig*

Figuur 4.8 Merendeel van de deelnemers aan om- en bijscholing met een baan werkt een aantal jaren na afloop van het sectorplan nog bij dezelfde werkgever

* Als gevolg van bedrijven die tot meerdere sectoren behoren of waarvan de sector niet goed is geregi-streerd, kan het voorkomen dat een deelnemer al voor aanvang van de maatregel in een ‘andere’ sector werkt.

Bron: SEO Economisch Onderzoek/ecbo o.b.v. koppeling bsn-deelnemers met UWV-data (mei 2019)

Van de deelnemers aan om- en bijscholing die sinds de aanvang van de scholingsmaatregelen een nieuwe baan hebben gevonden, heeft 67 procent reeds een vast contract (zie Figuur 4.9). Dat is een lichte stijging ten opzichte van een jaar eerder: in 2018 had 63 procent van de baanwisselaars een vast contract bij de nieuwe werkgever. Die toename hangt mogelijk samen met de verandering in de ketenbepaling, waarbij na twee jaar tijdelijke contracten (automatisch) het recht op een vast contract ontstaat. Anderzijds kan een hogere arbeidsproductiviteit als gevolg van scholing een (nieuwe) werkgever doen besluiten om de productiever geworden werknemers meer zekerheid te geven in de vorm van een vast dienstverband.

51%

Totaal tranches 1 en 2 (207.988) Scholing (110.810) Mobiliteit binnen en tussen sectoren: werken de deelnemers met een baan nog bij dezelfde werkgever en/of in dezelfde sector?

Dezelfde werkgever in sector van plan Dezelfde werkgever in andere sector*

Nieuwe werkgever in sector van plan Nieuwe werkgever in andere sector Nieuwe werkgever in uitzendsector

Figuur 4.9 Van de mobiele deelnemers aan scholingsmaatregelen heeft 67 procent een vast dienstverband in mei 2019

Bron: SEO Economisch Onderzoek/ecbo o.b.v. koppeling bsn-deelnemers met UWV-data (mei 2019)

Figuur 4.10 Bijna de helft van de deelnemers aan om- en bijscholing werkt in deeltijd of zonder vaste uren

Bron: SEO Economisch Onderzoek/ecbo o.b.v. koppeling bsn-deelnemers met UWV-data (mei 2019) 50%

Totaal tranches 1 en 2 (216.567) Scholing (114.751) Contractsoort van deelnemers met een baan

Dezelfde werkgever en vast contract Dezelfde werkgever en tijdelijk contract Nieuwe werkgever en vast contract Nieuwe werkgever en tijdelijk contract

7%

Totaal tranches 1 en 2 (216.567) Scholing (114.751)

Geen vaste uren (uitzend/oproep) Minder dan 12 uur per week 2-3 dagen 4 dagen Voltijd

zoals een uitzend- of oproepcontract. Van de werkende deelnemers die voorafgaand aan de maat-regel geen baan hadden of nog op school zaten werkt 27 procent op een uitzend- of oproepcon-tract.

In document De opbrengst van de sectorplannen (pagina 43-47)