• No results found

Bijlage l Verantwoording case selectie

In deze bijlage wordt een toelichting op de selectie van de cases en de gebruikte dataverzamelingstechnieken gegeven.

Selectie van de cases

De selectie van de cases heeft plaatsgevonden op basis van het conceptueel model en daaruit afgeleide criteria. Praktische inzichten hebben hiermee een wetenschappelijke basis gekregen.

De selectie van de cases heeft plaatsgevonden door te selecteren op twee (onafhankelijke) variabelen: het type innovatie en de beleidssector.

Bij het type innovatie is een onderscheid gemaakt tussen: 1) productinnovaties; 2) procesinnovaties; 3) technologische innovaties; 4) organisatorische Innovaties; 5) conceptuele innovaties; en 6) institutionele innovaties. Hierbij zijn combinaties gemaakt. Elke Innovatie heeft kenmerken van verschillende typen, maar het gaat om het dominante accent.

Met betrekking tot de tweede onafhankelijke variabele, de (kenmerken van) de beleidssector, is een onderscheid gemaakt tussen een tweetal sectoren: veiligheid en onderwijs. Het beleidsterrein veiligheid wordt daarbij gekenmerkt door een sterke bestuurlijke en juridische dimensie, een sterke versnippering, een lokale inkleuring en is sterk gepolitiseerd. Veiligheid is een kerntaak van de overheid. Het beleidsterrein onderwijs wordt gekenmerkt door een sterke professionalisering, politisering (met name van het jeugdbeleid), decentralisatie en fragmentatie.

Daarnaast is bij de selectie van de cases rekening gehouden met de volgende (aanvullende) criteria. In de eerste plaats de leeftijd van een innovatie. Uit de diffusieliteratuur blijkt dat diffusie- en adoptieprocessen vaak langzaam verlopen (Rogers, 2003). Dit betekent dat het voor de selectie van de cases van belang is niet (alleen) recentelijk geïntroduceerde innovaties te selecteren, maar (ook) innovaties die voldoende tijd hebben gehad om zich te verspreiden.1

Bovendien kan door op deze wijze het verloop van het diffusie- en adoptieproces door de tijd heen te reconstrueren aandacht worden besteed aan veranderingen in het diffusie- en adoptieproces.

In de tweede plaats Is rekening gehouden met het feit dat diffusieonderzoek vaak gekenmerkt wordt door een pro-innovatie bias (Rogers, 2003: 106-107). Dit betekent dat in diffusieonderzoek vaak wordt verondersteld dat het altijd wenselijk Is dat een innovatie, zo snel mogelijk, door alle leden van een sociaal systeem wordt geadopteerd en dat reinvention2

en non-adoptie niet wenselijk zijn. Als gevolg van deze bias ligt het accent in diffusieonderzoek te veel op succesvolle diffusie en adoptie en is er weinig aandacht voor niet

1 Rogers (2003) spreekt in dit kader over selectie op basis van de plaats op de S-vormige diffusiecurve waar de innovatie zich bevindt.

2 Reinvention betekent dat een adopter een innovatie aanpast aan de eigen behoeften en situatie (Rogers,^

2003). CO

O

O O

succesvolle diffusie en adoptie en voor reinvention. In dit onderzoek wordt geprobeerd deze pro-innovatie bias tegen te gaan door (Rogers, 2003: 113-115):

In de gesprekken met de respondenten expliciet aandacht te besteden aan non-adoptie en reinvention. Er wordt erkend dat non-adoptie en reinvention frequent voorkomen en dat dit rationeel en gepast gedrag kan zijn vanuit het perspectief van de betreffende organisatie; en

de bredere context waarin een innovatie zich verspreid te onderzoeken, zoals de wijze waarop de beslissing dat een innovatie verspreid moet worden naar de andere leden van een systeem is genomen, de wijze waarop de onderzochte innovatie zich verhoudt tot andere innovaties en tot de bestaande praktijken die hij moet vervangen, etc.

Tot slot Is bij de selectie van de cases gebruik gemaakt van de quick scans die zijn gemaakt om de beschikbaarheid en bereikbaarheid van documenten en respondenten te toetsen en van de kennis en database van de InAxis-experimenten. De case selectie is voorgelegd aan en goedgekeurd door de begeleidingscommissie van dit onderzoek.

Bovenstaande criteria hebben geleid tot de volgende selectie van cases:

Beleidssector Type innovatie

Product/technologisch Proces/organisatorisch Conceptueel/institutioneel

Veiligheid

SMS-alert

Aanpak Harde Kern Jeugd Veiligheldshuis

Onderwijs

ROC-chipkaart Jong ere n loket Brede School Tabel x: Case-selectie

J

Representativiteit van de cases

Bij de selectie van de innovaties is niet gestreefd naar representativiteit. De geselecteerde innovaties vormen geen steekproef. De resultaten uit dit onderzoek kunnen ook niet gegeneraliseerd worden naar andere innovaties. Case-studies zijn namelijk gericht op

"analytische generalisatie" en niet op "statistische generalisatie". Dit wil zeggen dat bij een case-studie een eerder ontwikkelde theorie wordt beproefd, doordat de empirische resultaten van de case-studie met de theorie vergeleken worden. Het doel van een case-studie Is het uitbreiden en generaliseren van theorieën (analytische generalisatie) en niet het generaliseren naar andere gevallen (statistische generalisatie) (Yin, 2003: 10). In een meervoudige case-studie is sprake van herhaling (replication) van het onderzoek; de gebruikte theorie wordt steeds opnieuw getoetst (Hakvoort, 1996: 90, 120).

05

O

o

Dataverzameling en data-analyse

Binnen het case-studie gedeelte van dit onderzoek is een tweetal methoden van dataverzameling te onderscheiden (triangulatie) (Yin, 2003: 13-14, 98):

documentenonderzoek (jaarverslagen, notulen van vergaderingen, beleidsnota's, projectplannen, etc.) en interviews. Er is gekozen voor een combinatie van dataverzamelingstechnieken omdat een bevinding of conclusie overtuigender en accu ra te r is als hij is gebaseerd op verschillende Informatiebronnen (Yin, 2003: 98). Het gebruik van de verschillende bronnen was per case afhankelijk van de toegankelijkheid, beschikbaarheid en relevantie.

Per case zijn diepte-interview^ gehouden met de aanbodorganisatie, een aantal adopters van de innovatie (en in een enkel geval met een non-adopter) en met (eventuele) intermedia i ren (zie voor een overzicht van de respondenten bijlage 2). Er wordt dus vanuit verschillende j perspectieven naarde cases gekeken (Yin, 2003: 163-164).

De respondenten zijn (veelal) in overleg met de aanbodorganisatie geselecteerd. Ze werden telefonisch of schriftelijk benaderd voor een afspraak. Bij de gesprekken werd gebruik gemaakt van een sem i-gestructureerd e vragenlijst (zie bijlage 3).

De beschrijving en analyse van de zes cases werd steeds gestructureerd door het conceptueel model ("explanation-build ing") (Yin, 2003: 13-14). Een vergelijking van de onderzoeksresultaten uit de verschillende cases leidde tot het vaststellen van diffusie- en adoptie patronen en van cruciale factoren en mechanismen. Op grond hiervan zijn diffusiestrategieën en daarbij in te zetten instrumenten geformuleerd.

J

3 Het diepte-interview leent zich er goed voor om de ervaringen van de geïnterviewde aan de orde te latenNj komen. Diepte-interviews zijn daarmee bijzonder geschikt voor het achterhalen van percepties. 00 G)

O O

Bijlage 2 Lijst van geïnterviewde personen