• No results found

Bijbelse onderbouwing

In document Doeltreffend Jeugdwerk (pagina 60-70)

5. Aanbevelingen 1 Inleiding

5.2 Bijbelse onderbouwing

Mijn advies en het structuurvoorstel om het jeugdwerk als geheel op te pakken (de doelgroepen Jv- jongeren én de jongeren die niet naar de jeugdverengingen gaan) wil ik graag ook Bijbels

onderbouwen.

Bij de instelling van het ambt in Handelingen 6, werden de Griekse weduwen verzuimd in de dagelijkse bediening. Omdat de Apostelen deze taak er niet bij konden hebben, zonder dat dit ten koste zou gaan van hun bediening, werden anderen hiervoor aangesteld.

Ook toen ging het niet als vanzelf dat iedereen betrokken werd. Dat is aan de ene kant een trieste zaak, aan de andere kant ook een logisch gevolg van het groter, en daarmee minder overzichtelijk worden van het geheel.

Ik zie raakvlakken als het gaat om het jeugdwerk. Als we constateren dat er jongeren zijn die aangeven dat ze bijvoorbeeld (bijna) nooit interesse ervaren vanuit de gemeente (overgeslagen of niet gezien worden) dan is deze ervaring voor de jongeren werkelijkheid. Iets wat we toch niet willen?

Er zijn ouders die een dergelijke oproep doen: “Mijn kind lijkt te worden overgeslagen! “

We hoeven uiteraard geen ‘nieuw’ ambt in te stellen. Het principe is echter wel, dat wanneer iets niet vanzelf goed gaat, dat we het moeten organiseren.

Mijns inziens is het de verantwoordelijkheid van de kerkenraad (planmatige aanpak) dat er tijd en aandacht is voor het geheel en voor jongeren als deel van dat geheel, de gemeente. Zij dient er op toe te zien dat deze taak binnen de gemeente wordt uitgevoerd.

Gelukkig is het grootste deel al georganiseerd. Het deel wat nu nog niet gebeurd moet nog aangepakt worden.

5.3 Aanbevelingen

Aanbevelingen vanuit en voor de jeugdverenigingen

Aanbevelingen die vanuit het onderzoek naar voren komen en veelal ook aangedragen zijn door de leidinggevende zelf:

De belangrijkste aanbeveling is:

- Houdt contact met de jongeren. Het is belangrijk dat we ze kennen en dat zij zich gekend weten.

We kunnen dan ook beter aan zien komen dat jongeren (dreigen) af te haken, of dat er extra aandacht nodig is. Ook kunnen we zo beter achterhalen hoe we de jongeren enthousiast krijgen en houden. Hoe we de jeugdvereniging aantrekkelijker kunnen maken, zonder dat dit ten koste gaat van de uiteindelijke doelstelling.

Om deze basis te realiseren is het raadzaam om, zoals een aantal leidinggevenden al aangaven, de jongeren te verdelen. Een vuistregel daarbij is 5 jongeren per leidinggevende, waaraan men extra tijd een aandacht besteedt.

- Het bereiken van jongeren die de jeugdvereniging niet (meer) bezoeken.

Om te beginnen is het nodig om te weten om welke jongeren het gaat, en wie contacten legt en onderhoud met welke jongeren. Mocht dit nog niet duidelijk zijn, vraag dan aan de kerkenraad om een planmatige aanpak hiervoor. De jeugdbond kan hierbij uiteraard assisteren en adviseren.

- Veel jongeren laten de mogelijkheid open om de jeugdvereniging wel te bezoeken. Het ‘lastige’ is dat hieraan (soms tegenstrijdige) voorwaarden verbonden zijn.

Het is goed om deze ‘voorwaarden’ te kennen. Zo kun je op de hoogte blijven van de mogelijkheden en waar mogelijk kun je die dan ook benutten.

Als we kijken naar de adviezen die de jeugdverenigingen hebben gegeven die wel bijna de hele range jongeren bereiken is het aan te bevelen om scherp te blijven op:

- Hoe kunnen we de sociale contacten met de jongere als individu verbeteren en werken aan het opbouwen van een relatie?

- Hoe kunnen we de sociale binding van de groep nog verbeteren?

- Wat kan bijdragen aan het ‘vanzelfsprekend’ bezoeken van de jeugdvereniging? - Wat kan bijdragen aan het ‘meer betrokken zijn van ouders en de gemeente op de

jeugdvereniging’?

- Hoe kunnen we een veilige omgeving creëren en/of waarborgen voor de jongeren? - Hoe kunnen we ons programma het beste aansluiten op het niveau, de vragen en

belevingswereld van de jongeren? Waar staan ze?

- Hoe blijven we op de hoogte van de ontwikkelingen van de jeugdcultuur, de jongeren als individu en de jeugdvereniging als groep?

Wat betreft de onderwerpen is aangegeven: “Zorg dat het echt ergens over gaat.” Onderwerpen die aansluiten bij de jongeren (en er zijn onderwerpen die nagenoeg iedereen aanspreken). Dit kan dan op een ontspannen manier, waarbij ‘serieus’ en/of ‘niveau’ een ondergeschikte rol gaan spelen. Hier ligt ook een informerende en ondersteunende rol vanuit de Jeugdbond. Die nemen zij al in, en daar kan dus ook gebruik van worden gemaakt.

Het is van belang dat er voldoende tijd besteed wordt aan de ontwikkeling van het programma en het voorbereiden en bedenken van activiteiten. Dat kost veel tijd, en dat is juist vaak het probleem. Een moeilijkheid is dat ‘persoonlijke voorkeur’ en ‘smaak’ hierin een rol spelen.

- Hoe kunnen we het programma zo ontwikkelen en de activiteiten zo maken, dat iedereen aan bod komt?

Dat kan alleen door afwisseling. Daarvoor moeten de leidinggevenden de jongeren ook persoonlijk goed kennen, weten wat aansluiting vind en wat niet. We kunnen verder ook tijd besparen door gebruik te maken van de kennis en ‘tools’ die de Jeugdbond ter ondersteuning kan bieden. Een andere factor die dan een rol speelt is:

- Wanneer er om de mening van de jongeren gevraagd wordt, komt er vaak ook maar weinig uit.

Dat maakt het natuurlijk lastig. Hoe kom je er dan achter?

Probeer het, naast het contact met de jongeren zelf, eens te vragen aan jongeren of ouderen die de Jv-jongeren goed kennen. Bijvoorbeeld ouders die weten wat hun kinderen wel/niet leuk vinden. Het is sowieso een aanbeveling om naast de contacten met de jongeren ook contact te onderhouden met de ouders.

Probeer de boodschap die je over wilt brengen dichtbij de jongeren te brengen. Luister veel, en probeer er zo achter te komen waar de jongeren staan. Neem ze altijd serieus. Ook naar ogenschijnlijk ‘negatief’ gedrag kun je ‘luisteren’. Vaak zit hier meer achter.

Verder hebben natuurlijk de invulling van de avonden en de soort van activiteiten invloed.

Voor het enthousiast maken van jongeren is geen vaste invulling te bedenken. Als je wilt weten hoe je jongeren enthousiast maakt, dan moet je bij de jongeren zelf zijn. We moeten ze kennen.

Jongeren worden enthousiast als ze het idee hebben dat het ‘hun Jv-avond is’ en als ze zich veilig en gekend weten. Dat is een belangrijke basis.

Belangrijk hierbij is de intentie van deze interesse en de manier waarop. Liefde is al eerder als ‘sleutelwoord’ genoemd. Onvoorwaardelijk dienen en geven. De doelstelling moet niet zijn (in de eerste plaats) om ze op de jeugdvereniging te krijgen of vaker naar de kerk of wat dan ook. Het gaat om het ‘er zijn’. Geen verborgen agenda’s. Dat geeft voor beide partijen heel wat meer ontspanning. Wees vervolgens dankbaar voor alles wat je ontvangt.

- Het kost veel tijd om naast de contacten die men heeft met de Jv-jongeren, ook nog contacten te onderhouden met jongeren die de jeugdvereniging niet willen bezoeken. Het is goed om dit te constateren en vast te stellen dat hiervoor mogelijk extra vrijwilligers nodig zijn. Belangrijk is wel dat er afstemming en overleg plaatsvindt tussen de jeugdverenigingen en andere vrijwilligers die deze taak wel op zich kunnen nemen.

Het is aan te bevelen dit ook mee te nemen in de planmatige aanpak van het jeugdwerk. De juiste onderlinge afstemming kan zo ook worden gewaarborgd.

Vanwege het belang van persoonlijk contact met de jongeren is het raadzaam om in beeld te brengen welke mogelijkheden te benutten zijn:

- De jeugdvereniging

In de meeste gemeenten betreft dit een groot deel van de jongeren. Het aantal leidinggevenden zou voldoende moeten zijn om voldoende persoonlijk contact met deze jongeren te waarborgen.

De leidinggevenden van de jeugdverenigingen geven aan dat de relaties met de jongeren die de

jeugdvereniging niet bezoeken over het algemeen minimaal zijn.101

Ook geven zij aan veelal niet in gesprek te zijn met deze jongeren of slechts beperkt.102

- De zondagse samenkomsten

Zie hiervoor de aanbevelingen hieronder ‘de erediensten’. De praktijk is nu dat een groot deel van de jongeren (die de jeugdvereniging niet bezoeken) ook hier niet bereikt wordt.

- De catechisatie

De catechisatie is seizoen gebonden, maar niet in mindere mate onderdeel van het jeugdwerk. In de praktijk is persoonlijk contact echter niet voldoende haalbaar. De groepen zijn vaak groot en de ontmoetingsmomenten relatief kort. Kleinere groepen en daardoor meer ruimte voor persoonlijke uitleg van de geloofsleer en soms kritische vragen is in veel gevallen moeilijk te realiseren.

- Jongerenkoren

- Overig jeugdwerk, zie ook het structuurvoorstel in de paragraaf 5.4.

Vanuit bovenstaande blijkt dat in de praktijk het ‘overig jeugdwerk’ nodig is om alle jongeren te bereiken.

Het is aan te bevelen om het jeugdwerk binnen de gemeente dan ook breder op te zetten als alleen de jeugdvereniging, de samenkomsten/erediensten, de catechisatie en de overige verenigingen. Omdat we hier spreken over de zorg voor jongeren binnen de gemeente is de kerkenraad daarvoor het aangewezen aanspreekpunt. Het jeugdwerk is niet hun taak (misschien gedeeltelijk), maar wel hun verantwoordelijkheid.

101

Hoofdstuk 3.2, vraag 42, p. 32

De kerkenraad heeft zorg voor heel de gemeente, ook voor alle jongeren. Ze zijn echter niet bij machte om zelf als vangnet te functioneren. Het is nodig dat zij die taak overdragen en hier toezicht over houden.

Aanbevelingen voor de JBGG

In hoofdstuk 3.2 worden bij de resultaten op vraag 46 de punten benoemd waarop de leidinggevenden ondersteuning wenselijk zouden vinden. Het is goed om te bezien welke ondersteuning hiervoor georganiseerd kan worden.

De huidige ondersteuning die geboden wordt aan de leidinggevenden, wordt naast praktisch in meerdere mate als theoretisch ervaren. Omdat de leidinggevenden die vooral (alleen) theoretische ondersteuning ervaren ook het minst tevreden zijn, is het raadzaam om na te gaan of er behoefte is aan (nog) meer praktische ondersteuning. Wat is de behoefte en hoe kan deze geboden worden. Ook de tips van de leidinggevenden bij vraag 49 (in hoofdstuk 3.2) zijn de moeite waard. O.a. de tip om bijvoorbeeld een besloten forum en/of ideeënbus voor leidinggevenden in te richten. Zo kan alle ervaring gedeeld worden en gecategoriseerd zodat het ook bruikbaar is voor het beantwoorden van eventuele vragen.

De JBGG is dienstbaar aan het jeugdwerk binnen de Gereformeerde Gemeenten. Ook dit onderzoek kan bijdragen aan verdere ontwikkeling van het jeugdwerk. D.m.v. het presenteren van de resultaten en aanbevelingen, het bieden van de nodige ondersteuning en het uitbrengen van advies kan ook dit onderzoek hieraan bijdragen.

Aanbevelingen voor de gemeente in het algemeen en de kerkenraad voor de planmatige aanpak:

- Hoewel bijna alle jongeren de erediensten bezoeken, zijn er toch veel jongeren die aangeven dat ze (bijna) geen interesse vanuit de gemeente ervaren.

Als we kijken naar de samenleving waarin we leven (waar we zelf ook onderdeel van zijn) is het nodig

dat we ons ook bezinnen op onze onderlinge samenkomsten.103 (Hebr. 10) Per gemeente zal het

weer verschillend zijn hoe hier invulling aan gegeven kan worden.

We komen samen rondom het Woord, om samen te luisteren en het Woord te ontvangen. Maar gaan we daarna zo snel mogelijk naar huis? Wat komt er daadwerkelijk van de onderlinge samenkomst en het oog hebben voor elkaar terecht?

Na een drukke werkweek en eindelijk tijd vrij voor het gezin is dat ook wel begrijpelijk. We hebben thuis ook onze verantwoordelijkheid.

Toch vraagt ‘deze spanning’ om bezinning rondom de erediensten.

Wat is bijvoorbeeld het wezenlijke verschil tussen het thuis luisteren van een preek via audio en/of media en het bezoeken van een samenkomst. Natuurlijk zijn er verschillen, maar hoe wezenlijk zijn deze in de praktijk?

Het is het van belang dat er meer aandacht besteed wordt aan de onderlinge samenkomst, het oog hebben voor elkaar.

Hoe voorkomen we bijvoorbeeld dat jongeren die elke week 2x de kerkdiensten bezoeken, toch aangeven te ervaren dat er buitenom de eigen directe familiekring en vrienden, niemand ooit interesse in ze toont?

Dit terwijl jongeren juist ook aangeven op zondag meer tijd te hebben dan door de week.

Laten we ons niet te snel afschrikken door de vele bezwaren die er kunnen zijn, bijv. de grootte van de gemeente.

Een grote gemeente heeft het juist harder nodig en zal ook meer moeten organiseren. Er is ook niet één ‘succes concept’. Het is raadzaam hierover samen in gesprek te gaan binnen de gemeente. Door het te doen en invulling te geven aan het onderling samenkomen, kunnen we het pas ondervinden en het nut ervan ervaren.

- Wat zijn de mogelijkheden?

Te denken valt aan het samen koffiedrinken na de kerkdienst, het houden van een preekbespreking (in kleinere groepen), enz.

Natuurlijk hebben we voor het samenzijn als gemeente ook onze vele verenigingen. Toch zijn er vaak veel gemeenteleden en jongeren die aan geen van deze verenigingen deelnemen. Mogelijk dat zij geen tijd of zin hebben, maar misschien ook omdat de drempel te hoog is en omdat ze weinig contacten hebben.

Van belang is dat we, lid van een vereniging binnen de gemeente of niet, wel allemaal één ding gemeen hebben. We maken deel uit van een gemeenschap. Het oog hebben voor elkaar, een luisterend oor, of welke gaven we ook hebben ontvangen. Het stichten van de gemeente. Wat de jongeren betreft: Zij zijn, ook juist op zondag, vaak wel beschikbaar.

- Veel jongeren geven aan dat de prediking geen of weinig aansluiting vindt.104

Wat is de reden daarvan? Zijn de preken te moeilijk? Worden de vragen die bij de jongeren leven niet behandeld? Worden de jongeren wel aangesproken, of gaat het allemaal over hun hoofden heen? Wat betreft de aansluiting van de prediking is het nodig dat we organiseren dat wat er bij de jongeren leeft, bekend is en ook terecht komt bij de predikant of lezer. Blijvend ‘onderzoek’ vanuit liefde en interesse onder jongeren is daarvoor noodzakelijk.

Als we onze jongeren willen kennen, en dat zij zich gekend weten, dan ontkomen we er niet aan dat dit georganiseerd moet worden. Er gaat veel vanzelf goed, maar er is ook een grote zwarte vlek. Het is belangrijk om alle jongeren tijd en aandacht te geven, ze serieus te nemen en een luisterend oor te bieden. Doen we dit niet, dan neemt de betrokkenheid af en de mogelijkheid om ze te

bereiken, omdat ze na verloop van tijd steeds minder open staan voor benadering.105

Ook kan het zijn dat jongeren zelf minder open zijn van karakter. Dat is zeker een reden om ze te benaderen, om te voorkomen dat de drempel steeds hoger komt te liggen.

- Hoe kunnen we deze jongeren dan bereiken?

Voor het benaderen van jongeren is er geen ‘succes concept’. Elke jongere is weer anders. Belangrijk is dat je echt om de jongeren geeft. Liefde en echtheid zijn de sleutels.

Daarbij is het van belang dat je 90% luistert en 10% spreekt. Als je het omdraait is de kans groot dat je weinig tot niets bereikt. Nadat je goed geluisterd hebt kun je met 10% veel meer zeggen, dan wanneer je voor 90% (s)preekt.

Probeer ook te wachten op een vraag en niet te forceren in een gesprek. Tijd, geduld en geen verborgen agenda’s. De eerste prioriteit is liefde en aandacht voor de jongeren. Dat moet ook de doelstelling zijn. We mogen weten dat het overige Gods werk is. Hij is het die de overige

mogelijkheden geeft en verandering brengt.

104

Hoofdstuk 3.3, p. 40

- Hoe om te gaan met jongeren die dreigen af te haken?

Waarschuw niet alleen, maar nodig ook vooral. Verbied niet alleen, maar ga juist naast ze staan om te begrijpen en te helpen hoe het in de praktijk dan wel anders kan en welk voordeel ze daar van hebben.

Van bijvoorbeeld cafébezoek kunnen we zeggen: “daar hoor je niet”. Zo eenvoudig lijkt het wel, maar zo ligt het voor de jongeren vaak niet.

We zouden ons ook de vraag kunnen stellen, waarom komen ze daar en hoe komt het dat ze zich daar prettig bij voelen? Een verbod op zich, of alleen een afwijzen blijkt niet te werken. Een groot deel komt daar toch en geeft aan daar graag te zijn.

Misschien moeten we ons daar eens in verdiepen. Luisteren, vragen stellen en misschien moeten we ze zelfs eens opzoeken daar. Niet in de eerste plaats om het af te keuren, want dat weten ze als geen ander dat we dat doen. Maar om eens echt te luisteren. Deze jongeren eens serieus te nemen, proberen ze te begrijpen door ons in hun leven te verdiepen. Dat zou wel eens verrassend en verrijkend kunnen zijn ten bate van een goed en diepgaander contact.

Laat dat de eerste winst dan maar zijn. Een relatie vanuit de gemeente met de jongeren. Als die basis al ontbreekt, missen al onze welgemeende vermaningen en adviezen (naar de mens gesproken) hun doel.

Wanneer jongeren ergens negatief in staan heeft dat vaak een oorzaak. Hoe is dat ontstaan? Het vraagt om wijsheid voor de benadering van deze jongeren. Belangrijk is in ieder geval om de jongeren te respecteren. We kunnen niet altijd tegen de wil van jongeren ingaan. Soms moeten we ook terughoudend zijn.

Alle jongeren komen in ieder geval nog minimaal 1x per week naar de samenkomst, gedwongen of niet. Laat ze dan in ieder geval weten dan je hun komst positief waardeert. Laat ze ervaren dat ze gezien worden en dat ze niet onopgemerkt in de massa opgaan.

Wij mogen de relevantie van het christelijke geloof ook in onze maatschappij aantonen en voorleven. Zijn wij een goede referentie voor onze jongeren?

Tot slot, over de planmatige aanpak:

- Hoe voorkomen we dat met uitbreiding van het jeugdwerk niet weer jongeren tussen ‘wal en schip’ raken?

Om dit te voorkomen is het nodig dat er binnen de kerkenraad één of twee ambtsdragers zijn die verantwoordelijk en aanspreekpunt zijn voor het jeugdwerk. Eén iemand die zich richt op de jeugdverenigingen en (één) die zich met de vrijwilligers bezig houdt, die er zijn voor de jongeren die de jeugdverenigingen niet bezoeken.

Verenigingen hoeven mijns inziens dan ook geen extra mandaat te krijgen106, gezien het feit dat ze

(alleen of vooral) een wervende taak hebben naar deze jongeren. Belangrijk daarbij is te weten welke jongeren je hier wel of niet voor kunt benaderen.

Het is voor jongeren vervelend als hun ‘nee’ niet geaccepteerd wordt, of wanneer ze dit elk jaar weer moeten herhalen. Afstemming met andere vrijwilligers die zich richten op deze doelgroep is dan ook van belang.

Goed om te vermelden hierbij is dat de jeugdbond kan meedenken bij de aanpak en assisteren waar nodig.

Omdat het jeugdwerk een forse verantwoordelijkheid is binnen de gemeente, is deze aanpak ook wel nodig. Een ambtsdrager die de verantwoordelijkheid voor het bestuur van het jeugdwerk draagt,

In document Doeltreffend Jeugdwerk (pagina 60-70)