• No results found

Bewegingsruimte voor de Europese Centrale Bank

De eerste belangrijke conclusie is dat er, op basis van de volgende reeks argumenten, ruimte is voor de integratie van duurzaamheid in het mandaat van de ECB. Ten eerste is de centrale bank volgens artikel 127 (1) VWEU gebonden om, na het garanderen van een stabiele inflatie, een economische groei te ondersteunen die bijdraagt tot het ontwikkelen van de fundamentele doelstellingen van de EU. Volgens artikel 3 VEU zet de Europese Unie, en dus ook de ECB, zich te allen tijde in voor “[...] de duurzame ontwikkeling van Europa, [...]” en “[...] een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu.” Bovendien is het erg waarschijnlijk dat de opwarming van het klimaat en de nodige mitigatie- en adaptatiemaatregelen een zware impact zullen hebben op de inflatie en de stabiliteit van de economie. Vanuit dat perspectief valt een monetair beleid gericht op een duurzame ontwikkeling compleet te verantwoorden binnen het mandaat van de ECB. Verder moet ook de ECB, als Europese instelling, volgens artikel 11 VWEU verplicht rekening houden met “De [Europese] eisen inzake milieubescherming [...], in het bijzonder met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling.” in de uitvoering van zijn beleid. Vanwege het principe van integratie dat voor Europese wetgeving inzake milieubescherming geldt, is elk beleid dat hier geen rekening mee houdt in theorie in strijd met de Verdragen. Ten slotte heeft de Europose Unie de akkoorden van Parijs geratificeerd. Dat uitgesproken ecologisch engagement geldt dus ook voor de ECB. Alles samen is het legaal draagvlak voor de evolutie naar een duurzamer beleid voldoende groot, en daar bestaan verschillende mogelijkheden voor.

De meest doortastende maatregel is de financiering van een Europese Green New Deal via het opkopen van obligaties van de EIB. De Investeringsbank zal dan, al dan niet in samenwerking met de ECB en/of andere organen van de EU, de inherent politieke en herverdelende keuzes moeten maken, waardoor de onafhankelijke status van de ECB43 garant blijft. Ook het verbod op monetaire financiering44 vormt in

principe geen obstakel, want de aankoop van obligaties van de EIB valt onder een uitzonderingsbepaling45 en bovendien kocht de ECB die ook al aan binnen het PSPP. Bij twijfel kan de

Raad, op voorstel van de Commissie en na het raadplegen van het Europees Parlement, definities

43 Artikel 130 VWEU 44 Artikel 123 VWEU 45 Artikel 123 (2) VWEU

44 vastleggen46 voor die uitzonderingsbepaling en beslissen of en hoe de ECB op een structurele manier de

EIB kan financieren. Concreet kan de ECB zich in de herinvesteringsfase van het APP focussen op de obligaties van de EIB. Een andere optie is de permanente creatie van extra geld om de Europese Green

New Deal te financieren; een vorm van Quantitative Easing for the People. De technische en politieke

haalbaarheid van zo een programma is minder uitgesproken, maar volgens artikel 20 van het statuut van de ECB47 kan de Raad van Bestuur met een tweederdemeerderheid beslissen om het even welk monetair

instrument toe te passen om zijn mandaat naar behoren uit te voeren. Zolang de inflatie onder controle blijft, heeft de ECB dus marge om te experimenteren met de permanente creatie van extra geld. Dat is ook een belangrijk argument in het voordeel van een volgende vorm van QE4P, namelijk helikoptergeld. Volgens een strikte interpretatie van de Verdragen is directe transfer van cash van de ECB naar de Europese burgers mogelijk. Het verbod op monetaire financiering48 zegt er namelijk niets over en sluit

het dus ook niet uit. Samen met bovenvermeld artikel 2049 heeft de ECB voldoende juridische munitie

om de maatregel unilateraal toe te passen, maar om praktische redenen is dat niet optimaal. Door helikoptergeld samen met de nationale overheden en de politieke organen van de EU uit te werken, moet de ECB zich niet met de concrete verdeling bezighouden en kan het programma op meer politieke en democratische steun rekenen. Een sterke leidinggevende rol voor de ECB en een duidelijke communicatie zullen cruciaal zijn om te anticiperen op mogelijke vermoedens van politieke beïnvloeding of monetaire financiering. Hoe dan ook schept het TLTRO-programma een belangrijk precedent voor helikoptergeld en andere vormen van QE4P. Om ervoor te zorgen dat helikoptergeld bijdraagt aan de adaptatie of mitigatie van de opwarming van het klimaat, kan de stimulus in de vorm van ecocheques uitgedeeld worden of kan er een vorm van carbon pricing in de maatregel worden verwerkt. Een duidelijke ecologische omkadering is absoluut noodzakelijk, want elk Europees beleid dat geen rekening houdt met het milieu is in strijd met de Verdragen50.

Vanuit dat perspectief klinkt het logisch om ook duurzame criteria te integreren in het monetair beleid van de ECB. In de eerste plaats kan de centrale bank in de herinvesteringsfase van het CSPP zo veel mogelijk groene bedrijfsobligaties aankopen. Als leidraad voor de definiëring, standaardisering en identificatie van zulke obligaties is de Groene Taxonomie van de Commissie een uitgelezen instrument. Ook om Green QE te institutionaliseren, zal de taxonomie van pas komen, want daarvoor zullen de verkiesbaarheidsvereisten met betrekking tot economische activa moeten aangepast worden. Zo een duurzame hervorming van het collateral framework zal ook een impact hebben op de gewone kredietoperaties van de ECB. De centrale bank kan dan een lagere prijs vragen voor groene bedrijfsobligaties of ze gemakkelijker aanvaarden als onderpand. De ECB heeft voldoende legale en discretionaire ruimte om de richtlijnen die het collateral framework vastleggen, opnieuw te amenderen op basis van een analyse die rekening houdt met de risico’s die de opwarming van het klimaat inhoudt

46 Artikel 125 (2) VWEU

47 Artikel 20 Protocol (Nr. 4) VWEU 48 Artikel 123 VWEU

49 Artikel 20 Protocol (Nr. 4) VWEU 50 Artikel 11 VWEU; Artikel 3 VEU

45 voor de stabiliteit van de economie. Deze voorstellen om duurzame criteria in het monetair beleid van de ECB te integreren, hebben een minder directe impact op de productieve economie. Ze zijn eerder gericht op het drukken van de financieringskost voor duurzame bedrijven, op het uitbouwen van een markt voor groene obligaties en op het sturen van de private kapitaalstromen richting groene investeringen. De ontwikkeling van een Europees ecologisch kader voor private investeringen is naast een grootschalig publiek investeringsprogramma fundamenteel om de transitie naar een duurzame economie tijdig te realiseren.