• No results found

in internationaal perspectief

1.4. BOF-middelen

1.4.1. Bevoegdheden en functioneren onderzoeksraden

De grote verschillen in de wijze waarop universiteiten georganiseerd zijn, weerspie- gelen zich ook in de verschillen in bevoegdheden en het functioneren van de onder- zoeksraad en de besteding van de BOF-gelden. De opdracht van de onderzoeksraad verschilt sterk per universiteit, van pure advisering ten aanzien van de BOF-middelen tot een adviserende taak ten aanzien van onderzoeks-/wetenschapsbeleid in meer algemene zin, waarvan advisering over de BOF-middelen een integraal onderdeel is. De advisering over de BOF- en IOF-middelen is bij alle universiteiten gescheiden en wordt aldus behandeld in afzonderlijke raden. Het functioneren van de onderzoeks- raden verschilt eveneens van instelling tot instelling. Zo worden bij sommige instel- lingen besluiten genomen en middelen aan voorstellen toegekend op basis van een open competitie tussen disciplines in een plenaire bijeenkomst van de onderzoeks- raad. Bij andere universiteiten worden de middelen a priori verdeeld over disciplines en wordt de beoordeling verzorgd door disciplinaire subcommissies, al dan niet ge- volgd door een afweging in een voltallige onderzoeksraadsvergadering.

Ook de activiteiten gefinancierd uit de BOF-middelen verschillen van universiteit tot universiteit, hoewel de verschillen hier minder groot zijn dan bij de bevoegd- heden en het functioneren van de onderzoeksraad. De commissie is van mening dat alle instellingen verstandig met de beschikbare middelen omgaan, dat er vol- doende duidelijkheid bestaat over de gevolgde procedures en de wijze waarop het kwaliteitsoordeel tot stand komt, en dat de besluiten adequaat opgevolgd worden. Mede dankzij de additioneel door de instellingen verstrekte informatie, heeft de commissie een goed inzicht gekregen in de wijze waarop onderzoeksraden worden samengesteld en aan welke eisen kandidaten dienen te voldoen. Deze aspecten zijn goed verzorgd. Op enkele instellingen na is er een goede vertegenwoordiging van vrouwen in de onderzoeksraden.

Toewijzing van middelen vindt in het algemeen plaats op basis van kwaliteit, waarbij de gehanteerde criteria kunnen verschillen van instelling tot instelling. Bij een aantal instellingen vormen beleidsoverwegingen onderdeel van de toewijzingscriteria. Het

is de commissie niet altijd duidelijk waarop deze gebaseerd zijn. Internationalisering staat op de agenda van praktisch alle universiteiten, zij het dat hieraan op verschil- lende wijze invulling gegeven wordt. Enkele universiteiten voeren een helder beleid voor wat betreft het aantrekken van staf uit het buitenland. Slechts een beperkt aan- tal instellingen besteedt expliciet aandacht aan het stimuleren van nieuwe ontwik- kelingen in het onderzoek. Beleid ten aanzien van multidisciplinair onderzoek krijgt binnen een aantal instellingen aandacht. Bij andere universiteiten wordt de invulling overgelaten aan de onderzoekers zelf: zij zoeken de deskundigheden die nodig zijn om een kwalitatief goed onderzoeksprogramma tot stand te brengen. Bij de bespreking van de afzonderlijke instellingen wordt op deze aspecten teruggekomen.

De commissie heeft geworsteld met de vraag of een bredere bevoegdheid van de onderzoeksraad en het a priori verdelen van middelen over disciplines niet ten koste gaat van het kwaliteitsoordeel en door te voeren vernieuwingen. Het is immers niet denkbeeldig dat honorering van voorstellen gekoppeld wordt aan eerder door de raad geformuleerde beleidsbeslissingen, terwijl bij a priori verdeling van de mid- delen geen kwalitatieve afweging tussen disciplines plaatsvindt. Hoewel de onder- zoeksraden in de eerste plaats een adviserende functie hebben, worden in de prak- tijk deze adviezen meestal gevolgd. Dit betekent dat de onderzoeksraden de facto beslissen, wat gezien de voorafgaande procedures en de geleverde ondersteuning niet zo opmerkelijk is. Deze manier van werken zou wel conserverend kunnen wer- ken en eventuele beslissingen over vernieuwingen en het identificeren van speer- punten kunnen bemoeilijken. Tijdens de interviews zijn deze aspecten uitvoerig aan de orde geweest. De instellingen die dit aangingen, gaven aan geen belemmeringen te zien en meenden dat de door hen gevolgde procedures een goed kwaliteitsoordeel niet in de weg staan en dat vernieuwing van het onderzoek mogelijk is. Hoewel de commissie tot de conclusie komt dat alle onderzoeksraden, welke procedure dan ook bij de beoordeling gevolgd wordt, kwalitatief een eerlijk oordeel vellen, staat zij uit kwaliteitsoverwegingen een open competitie tussen disciplines voor. Deze be- nadering heeft ook als voordeel dat inzicht verkregen wordt in kwaliteitsverschillen tussen disciplines, wat bij speerpuntvorming van belang is. De commissie acht het verstandig om onderzoeksraden een belangrijke rol te laten spelen bij het instellen van speerpunten op basis van kwaliteit. Zij kunnen door hun inzicht in de onder- zoekskwaliteit van en binnen de verschillende disciplines en onderzoeksgroepen een basis leggen voor benchmarking. De aanvankelijke bezwaren van de commis- sie tegen de combinatie van beoordeling van voorstellen en beleidsadvisering zijn tijdens de gesprekken weggenomen.

Aanvankelijk heeft de commissie vragen gesteld bij de effectiviteit en de efficiëntie van de onderzoeksraden. In verhouding tot de beschikbare middelen wordt vaak een relatief groot aantal activiteiten ontplooid, een zeer gedetailleerd beoordelings- systeem uitgewerkt, een fijnmazig instrumentarium ontwikkeld en een groot aantal

personen gemobiliseerd (zowel academici/onderzoekers als administratief onder- steunend personeel). Uit de gesprekken is echter gebleken dat de meeste univer- siteiten hiermee verstandig omgaan en dat een aantal kleinere financieringslijnen worden voorbereid en afgewerkt door de administratief ondersteunende diensten. De commissie heeft geen evidente ‘conflicts of interest’ binnen de onderzoeksraden kunnen ontdekken. Zij heeft zich geen mening kunnen vormen over de vraag of een onderzoeksraadmandaat een rol speelt bij de carrièreontwikkeling van betrokkenen, omdat haar objectieve informatie dienaangaande ontbrak. Hetzelfde geldt voor de initiatieven ter bevordering van de carrière van vrouwelijke academici.