• No results found

Deel B Theoretische analyse

Hoofdstuk 6. Duurzame ontwikkeling

6.2 Betekenis voor de omgevingsvisie

Het stelsel voor het omgevingsrecht en de nieuwe Omgevingswet proberen steeds meer in te spe- len op duurzame ontwikkeling. Ook in de omgevingsvisie dient derhalve rekening te worden ge- houden met duurzame ontwikkeling. In deze paragraaf wordt een aantal eisen en kenmerken ge- geven waaraan de omgevingsvisie dient te voldoen. Deze eisen en kenmerken zijn opgesteld aan de hand van de definiëring en karakterisering uit de vorige paragraaf.

Zoals in de vorige paragraaf reeds is aangehaald, kan duurzame ontwikkeling getypeerd worden als:

 een ontwikkeling voor de lange termijn (minimaal twee generaties, 25 tot 50 jaar);

 een ontwikkeling die gedurende deze termijn gehandhaafd blijft en niet of nauwelijks kwaliteit verliest;

 een ontwikkeling die niet of nauwelijks schade toebrengt aan het milieu, ook niet door het ge- bruik van natuurlijk hulpbronnen;

 een ontwikkeling van de huidige generatie, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige generaties (bij menselijke activiteiten op de korte termijn wordt rekening gehouden met maat- schappelijke gevolgen op de langere termijn);

 een ontwikkeling op een bepaald schaalniveau, waarbij rekening wordt gehouden met maat- schappelijke gevolgen voor andere schaalniveaus;

 een ontwikkeling binnen een bepaald domein, waarbij rekening wordt gehouden met gevolgen voor andere domeinen.

De omgevingsvisie zal duurzame ontwikkelingen stimuleren. Een duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling voor de langere termijn, waarbij volgens Rotmans (2003) moet worden gedacht aan twee generaties, wat neerkomt op ongeveer 25 tot 50 jaar. De vraag is echter of het praktisch is om een omgevingsvisie voor 25 of 50 jaar vast te stellen. Een visie voor een dergelijke periode is namelijk veelal gebaseerd op voorspellingen en kan derhalve veel onzekerheden bevatten. Wat vast staat is dat het beleid dat in de omgevingsvisie wordt opgenomen, duurzaam van aard is. Dat wil zeggen, het beleid houdt rekening met gevolgen voor andere domeinen, schaalniveaus en ge- neraties op de langere termijn. Het is derhalve van belang dat het beleid zelf ten minste op de hui- dige generatie is gericht, maar daarbij ook een doorkijk biedt naar toekomstige generaties.

De ontwikkelingen die in de omgevingsvisie worden omschreven of waaraan de omgevingsvisie bij- draagt, dienen niet of nauwelijks schade toe te brengen aan het milieu en dienen zelf ook zo lang mogelijk hun kwaliteit te behouden. Derhalve is het zaak om ontwikkelingen binnen bepaalde the- ma’s of domeinen, die raakvlakken of tegenstrijdigheden vertonen met ontwikkelingen binnen an-

Deel B. Theoretische analyse 79

dere thema’s of domeinen, met elkaar te verbinden. Door een dergelijke integrale benadering worden (negatieve) effecten eerder in beeld gebracht, waardoor hier makkelijker op kan worden ingespeeld. Een integrale benadering van thema’s en domeinen is dan ook van groot belang voor de omgevingsvisie om een bijdrage te leveren aan duurzame ontwikkeling.

De integrale benadering die hierboven is beschreven, is te typeren als externe of horizontale inte- gratie (zie hoofdstuk 5). Een interessant gegeven van duurzame ontwikkeling, is het feit dat reke- ning wordt gehouden met diverse domeinen: het sociaal-culturele domein (people), het ecolo- gische domein (planet) en het economische domein (profit). Het omgevingsrecht, de Omgevings- wet en daarmee ook de omgevingsvisie, horen voornamelijk thuis binnen het ecologische domein. Horizontale integratie binnen het ecologische domein betreft de integratie van bepaalde onder- werpen binnen dit domein, bijvoorbeeld de integratie tussen aspecten van de ruimtelijke ordening, milieu, verkeer- en vervoer en water. Echter, wellicht dat externe integratie in een breder perspec- tief moet worden getrokken, in die zin dat ook aspecten binnen het economische en het sociaal- culturele domein worden betrokken. Dit zou betekenen dat binnen de omgevingsvisie niet alleen aspecten uit het ecologische domein worden meegenomen, maar ook (ruimtelijke) aspecten uit het sociaal-culturele en economische domein. In onderstaand figuur is dit schematisch weergegeven. De omgevingsvisie zal betrekking hebben op het groen gearceerde deel van de drie domeinen.

Figuur 6.2: De omgevingsvisie (groene arcering) binnen meervoudige domeinen (Albrechts, Healey, & Kunzmann, 2003; Albrechts, 2004; Friedmann, 2004; Rotmans, 2003; eigen bewerking)

Ten slotte is het zaak om rekening te houden met andere schaalniveaus dan het schaalniveau waarop de (duurzame) ontwikkeling zal plaatsvinden. Dat wil zeggen dat bij een ontwikkeling op gemeentelijk schaalniveau, rekening wordt gehouden met eventuele (negatieve) effecten van de ontwikkeling op bovengemeentelijk niveau. Er dient over de grenzen van de gemeente heen te worden gekeken. Wanneer een duurzame ontwikkeling in de omgevingsvisie wordt opgenomen of gestimuleerd, dient vooraf duidelijk te zijn wat de gevolgen van deze ontwikkeling voor de naastge- legen gemeenten, regio of provincie zijn. Het is daarom ook verstandig om vooraf te weten of het

Duurzame ontwikkeling

80

beleid uit de omgevingsvisie overeenkomt met het beleid van omliggende gemeenten, de regio, de provincie, het waterschap en het Rijk. In paragraaf 3.2.3 is al besproken dat het afstemmen van de gemeentelijke omgevingsvisie op omgevingsvisies, verordeningen, plannen en programma’s van andere overheden geen verplichting is, maar dat het Rijk er wel op vertrouwt dat gemeenten dit zullen doen. Immers, het zou van onbehoorlijk bestuur getuigen als een dergelijke afstemming niet zou plaatsvinden.

Deel B. Theoretische analyse 81

Hypothese 1: De gemeentelijke omgevingsvisie is een kaderstellend plan

Hoofdstuk 7. Hypothesen

In de vorige hoofdstukken is een theoretische beschouwing gegeven van de karakteristieken van strategische plannen, van integratie van (ruimtelijke) beleidsplannen en aspecten van de fysieke leefomgeving, en van duurzame ontwikkeling en de wijze waarop dit kan terugkomen in een ge- meentelijke omgevingsvisie. In dit hoofdstuk worden deze gegevens verder geconcretiseerd tot hy- pothesen. Iedere hypothese bevat een stelling over een of meerdere eigenschappen van de ge- meentelijke omgevingsvisie. In de eerste paragraaf zullen hypothesen met betrekking tot strategi- sche plannen uiteengezet worden. De tweede paragraaf geeft vervolgens een hypothese met sub- hypothesen met betrekking tot integraliteit in relatie met de gemeentelijke omgevingsvisie. Ten slotte zal de derde paragraaf een hypothese bevatten met betrekking tot duurzame ontwikkeling in relatie met de gemeentelijke omgevingsvisie.