• No results found

Betaalsysteem Abonnementskosten Kosten per transactie Extra kosten

Credit Card €95,- per jaar €0,10 tot €0,50 + 2,8% tot 3,3%

niet bekend

E-factuur €7,50 tot €49,- per maand

geen niet bekend

iDeal €10,- tot €200,- per maand

€0,35 tot €0,99 €75,-.

installatiekosten

PayPal geen

€0,35 + 1,5% tot 3,4% niet bekend

Combinatie €34,95 tot €199,95 per maand

als hierboven gemeld niet bekend

7.1.3 Prototype

“Een prototype kan iets kleins zijn, bijvoorbeeld een PowerPoint met vier jpg’s. Of je maakt iets simpels in een gratis Wordpress. Het maakt niet uit, als je maar iets kunt laten zien. Want waarom zouden uitgevers tijd in jou steken als je niets kunt laten zien? Al is het niet eens mooi afgewerkt, als er maar een prototype is.” (Klöpping, 2014a).

7.2 Startkapitaal

Om een journalistieke start-up te kunnen beginnen, is er een startkapitaal nodig. Dit startkapitaal kan verkregen worden door:

- lenen; - subsidie; - investeerders; - crowdfunding.

7.2.1 Lenen

Er zijn diverse leningen beschikbaar om een onderneming te starten of uit te breiden. Dit zijn onder andere:

- het innovatiekrediet; - het microkrediet.

Innovatiekrediet

Deze kredietvorm is bedoeld voor ondernemers die nieuwe initiatieven willen ontwikkelen. De lening bestaat uit 35% van het benodigde kapitaal en moet binnen tien jaar met rente terugbetaald worden. De hoogte van de rente hangt af van de mate van risico dat het initiatief loopt om niet te slagen. Als het project niet lukt, wordt de lening kwijtgescholden (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, 2014).

Microkrediet

Iedereen die wil ondernemen of een onderneming heeft met minder dan vijf werknemers, kan voor deze onderneming een microkrediet van maximaal €50.000,- aanvragen. Het toewijzen van het krediet hangt af van de liquiditeit van de ondernemer. Daarnaast wordt beoordeeld of het krediet zinvol is voor de onderneming. De looptijd van het krediet is maximaal tien jaar en moet met rente worden terugbetaald (Qredits, 2014).

7.2.2 Subsidie

Voor vernieuwende journalistieke ideeën is er de mogelijkheid voor subsidie via de persinnovatieregeling van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek (hierna: het Fonds). Deze vorm van subsidie is tijdelijk van aard (Rijksoverheid, 2014). Het idee moet zich richten op de journalistiek, vernieuwend en haalbaar zijn. Er is een maximum aan subsidiegeld dat het Fonds kan besteden. Dit betekent dat niet alle subsidieaanvragen kunnen worden toegekend, ook al voldoen ze aan de eisen. De ideeën waaraan de subsidie wordt toegekend, worden voor het helft door het Fonds gefinancierd, met daarbij een maximumbedrag van €100.000,- voor rechtspersonen en €50.000,- voor natuurlijke

personen. Voor aanvragen van €20.000,- of minder wordt het bedrag volledig gesubsidieerd (Kouwenhoven, 2014).

Hiernaast heeft het Fonds de subsidiewedstrijd The Challenge: Reinventing Journalism. De regeling richt zich met name op vernieuwende journalistieke ideeën van

laatstejaarsstudenten of net afgestudeerden van hogere opleidingen Journalistiek, Communicatie of Media. Een idee dient als team van twee tot drie personen ingediend te worden. Er is uiteindelijk door maximaal drie teams een bedrag van €20.000,- per team te winnen. Deze bestaat uit een subsidie van €5.000,- en een coaching traject van €15.000,- (Stimuleringsfonds voor de Journalistiek & Rebel, 2014). Jelle Kamsma en Yordi Dam wonnen The Challenge in 2013 met het idee van LocalFocus (Kamsma, 2014b).

7.2.3 Investeerders

Investeerders stoppen een deel van hun vermogen in een onderneming met de verwachting te delen in de winst die de onderneming later op zal brengen. Dit zijn over het algemeen bedrijven, maar het kunnen ook personen zijn. Er zijn ook investeringsnetwerken waar individuele investeerders aangesloten zijn. Dit zijn veelal (oud) ondernemers die startende ondernemers met geld en ervaring willen ondersteunen (Geld en Ondernemen, 2014).

Zowel Blendle als Myjour konden dankzij investeerders verder groeien. Een halfjaar nadat Blendle van start ging, investeerden The New York Times Company en de Duitse uitgever Axel Springer een bedrag van ruim drie miljoen dollar in de start-up. Met deze investering wil Blendle binnen Europa uitbreiden (Klöpping, 2014c). Myjour wist na een testperiode het platform verder te ontwikkelen met behulp van investeerders (Myjour, 2014b).

7.2.4 Crowdfunding

Crowdfunding betekent letterlijk massa-investering. De gedachte hierachter is dat als veel mensen samen elk een klein bedrag investeren, een groter doel sneller bereikt is dan wanneer er enkele investeerders benaderd worden. Crowdfunding wordt meestal ingezet bij startende bedrijven of projecten.

Crowdfunding kan op verschillende manieren. Zo kan het geïnvesteerde bedrag een donatie zijn. Mensen voelen zich betrokken bij een nieuw initiatief en willen op deze wijze iets bijdragen zonder er iets voor terug te verwachten. Crowdfunding kan ook bij wijze van sponsoring. Hier staat een niet-financiële beloning tegenover, zoals naamsvermelding (Blom, 2012).

De meest succesvolle wijze voor het inzetten van crowdfunding is via internet, omdat men daar de grootste groep mensen mee bereikt. De bijkomende voordelen hiervan zijn dat het bedrijfs- of projectconcept al vroeg bekendheid krijgt. Mensen kunnen de ontwikkeling ervan online volgen en krijgen er affiniteit mee (Sprout, 2011).

Een succesvol voorbeeld van een start-up welke via crowdfunding het benodigde startkapitaal binnenhaalde is Dime. Dit initiatief van studenten van de Hogeschool van Amsterdam wist gedurende acht weken €34.893,- te verzamelen door donaties via internet. Zoals te zien op afbeelding 7.1 is van tevoren aangegeven dat zij €34.000,- nodig hadden om hun platform te bouwen (Van Bohemen, 2014).

Afbeelding 7.1 Succesvolle crowdfunding Dime

Ook De Correspondent wist via crowdfunding het startkapitaal te verkrijgen. Hierbij werd het benodigde bedrag uitgedrukt in vijftienduizend leden à €60,- die zich binnen dertig dagen aan moesten melden. Dit streven werd al binnen acht dagen gehaald en was daarmee een wereldrecord in de journalistiek (De Correspondent, 2013a). De Correspondent startte uiteindelijk met ruim twintigduizend leden (Pfauth, 2013).

Daarnaast zet het onderzoeksjournalistieke platform Yournalism crowdfunding in om onderzoeken te financieren. Tipgevers doen een onderzoeksvoorstel, waarna journalisten van Yournalism de haalbaarheid ervan toetsen. Als dit positief uitvalt, gaat een

crowdfundingsactie van start om het onderzoek te bekostigen (Yournalism, 2014). Een succesvol voorbeeld hiervan is te zien in afbeelding 7.2. Toch lukt het ze niet altijd om voldoende geld binnen te krijgen via crowdfunding (afbeelding 7.3).

Afbeelding 7.2 Geslaagde crowdfundingsactie Yournalism waarmee een onderzoek van start gaat

Afbeelding 7.3 Door te weinig opbrengsten via crowdfunding voert Yournalism het onderzoek niet uit

7.3 Baten

De baten zijn de opbrengsten of inkomsten die een onderneming heeft. Het gaat hierbij niet om winst, maar om het totale bedrag dat de onderneming ontvangt uit de verkoop van producten en/of diensten.

7.3.1 Prijsbepaling

Bij het bepalen van de prijs van een product, spelen verschillende overwegingen een rol. Deze overwegingen hangen onder meer af van de kostprijs, de vraag vanuit de markt en de concurrentie.

Kostprijs

Een veelgebruikte methode om de vraagprijs van een product te bepalen, is target pricing. Deze wordt aan de hand van de vaste en variabele kosten en het gewenste rendement van een product berekend. Vaste kosten zijn de kosten die niet veranderen als de omvang van de productie verandert. Variabele kosten veranderen dan juist wel. Het gewenste rendement is een gekozen percentage over de variabele kosten. De prijsbepaling per product is dan als volgt:

Vraag vanuit de markt

Om de prijs te bepalen aan de hand van de vraag vanuit de markt, wordt gekeken naar de verhouding tussen vraag en aanbod. Is de vraag groter dan het aanbod, dan kan de prijs verhoogd worden. Is de vraag kleiner dan het aanbod, dan wordt de prijs naar beneden toe bijgesteld.

Concurrentie

Voor het bepalen van de prijs kan ook gekeken worden naar wat de concurrent voor een soortgelijk product rekent (Alblas& Kokke &Thuis, 2006).

De Data Store van ProPublica hanteert verschillende prijzen per dataset. Dit hangt af van de hoeveelheid informatie die een dataset bevat, maar ook wordt bij de prijsbepaling gekeken naar het werk dat verricht is om een dataset samen te stellen (Klein & Grochowski Jones, 2014). Daarnaast wordt bij de prijs gekeken naar de afnemer van de dataset: journalisten betalen een lager tarief per download dan bedrijven (Batsell, 2014). Bij Blendle en Myjour wordt voor het vaststellen van de prijs per artikel gekeken naar de grootte van een artikel, waarbij de aanbieders de prijs bepalen (Oppelaar, 2014; Smolders, 2014).

Het in de enquêtes meest genoemde bedrag als redelijke prijs voor een dossier is €100,- tot €300,- (hoofdredacties) en €200,- tot €500,- (freelance journalisten). Dit hangt met name af van de omvang en de relevantie van een dossier. De respondenten onder de freelance onderzoeksjournalisten geven hierbij ook aan dat de prijs afhangt van het aantal uur dat zij hebben gewerkt om het dossier samen te stellen

Zowel bij Blendle als bij Myjour wordt de opbrengst van de verkoop van een artikel verdeeld volgens het 30/70 principe. Hierbij is 70% van de opbrengst voor de aanbieder en 30% voor het platform. Dit principe is overgenomen van iTunes, waar het succesvol bleek te zijn (Oppelaar, 2014; Smolders, 2014).

variabele kosten per product + vaste kosten per product + gewenst rendement (%) = prijs per product

7.3.2 Kostendekkend

Voordat een startende onderneming winst gaat maken, is het van belang om te weten wanneer het kostendekkend is. Dit kan berekend worden door middel van het vaststellen van het break-evenpoint. Dit is het punt waarop kosten en opbrengsten gelijk zijn. Het break-evenpoint kan berekend worden aan de hand van de break-evenafzet, waarbij gekeken wordt naar het aantal producten dat over een bepaalde periode verkocht moet worden om kostendekkend te zijn. Dit wordt als volgt berekend:

(Alblas& Kokke &Thuis, 2006).

Het duurt gemiddeld twee jaar totdat een start-up winstgevend is. Dit hangt met name af van de kosten die het heeft (Thuis, 2010).

7.3.3 Financiële faalfactoren

Een faalfactor in financiële zin is als een afnemer niet betaalt. Dit kan voorkomen wanneer er een mogelijkheid is om achteraf te betalen. De wettelijke betalingstermijn is dertig dagen na factuurdatum. Is er dan nog niet betaald, kan er een herinnering gestuurd worden. Mocht dat niet baten, kan het bedrag via incasso gevorderd worden. Hier zijn meestal kosten aan verbonden (Ministerie van Veiligheid en Justitie,1980). Een niet-betalende afnemer wordt dan een schadepost (Blom, 2014).

Daarnaast is het een financiële faalfactor wanneer er door de onderneming te weinig producten verkocht worden om kostendekkend te zijn. Het is belangrijk om dit te monitoren door hier een kengetal voor vast te stellen. Dit kan een aantal producten zijn dat verkocht moet worden per maand of de opbrengst in euro’s per maand.

7.4 Conclusie

Een journalistieke start-up heeft een startkapitaal nodig om van start te kunnen gaan. Daarnaast is het belangrijk dat er voldoende inkomsten zijn waardoor het initiatief rendabel is. De meest succesvolle wijze om startkapitaal te verwerven die in dit hoofdstuk naar voren komt, is met subsidie van de Persinnovatieregeling en/of via The Challenge – Reinventing Journalism. De verstrekking van deze subsidies is echter beperkt waardoor het onzeker is of ze worden ontvangen.

Het startkapitaal kan ook via investeerders en/of crowdfunding verkregen worden. Crowdfunding is in dit geval een succesfactor, omdat het naast (een deel van) het

startkapitaal ook naamsbekendheid oplevert. Een nadeel van crowdfunding is dat het sterk afhangt van het bedrag dat het publiek doneert, waardoor het eindbedrag onzeker is.

Tabel 7.3 Overzicht financiële succesfactoren

Mocht er geen of niet voldoende startkapitaal via subsidie en/of investeringen verkregen worden, kan er gekozen worden voor diverse kredietvormen. Deze moeten, in tegenstelling tot de subsidies en investeringen, terugbetaald worden. Hier komt ook een rentevergoeding aan te pas. Het microkrediet lijkt hierbij de meest succesvolle vorm van krediet, omdat deze bij het niet slagen van de onderneming kwijtgescholden wordt.

De kosten voor de bouw van het platform lopen erg uiteen. Een belangrijke financiële succesfactor die hierbij komt kijken, is om dit zo kostenbesparend mogelijk te doen.

De prijs van content kan bepaald worden aan de hand van de target pricing methode. Daarbij worden de gemaakte kosten en een winstpercentage in de prijs opgenomen. Daarnaast heeft vraag en aanbod invloed op de prijs.

Voor de verdeling van de opbrengsten wordt in de praktijk het 30/70 principe het meest toegepast. Dit houdt in dat de aanbieder 70% van de opbrengst krijgt en het platformbeheer 30%. Dit principe werkt goed voor de praktijkvoorbeelden, al is er van andere principes niets bekend.

De succesfactoren die in dit hoofdstuk naar voren zijn gekomen, zijn overzichtelijk weergegeven in tabel 7.3. Het volgende hoofdstuk richt zich op de succesfactoren met betrekking tot promotie.