• No results found

Beschrijving, typologie en datering

4.3 Aardewerk uit de Bronstijd E. Drenth71

4.3.2 Beschrijving, typologie en datering

Te oordelen naar de intrinsieke eigenschappen behoort het oudste aardewerk uit Kampenhout tot de Hilversum-cultuur.72 De vondstomstandigheden ondersteunen deze determinatie. Het materiaal in kwestie concentreert zich in het noordelijke deel van de opgraving (afb. 4.19). Het aardewerk valt daarmee samen met verscheidene gebouwplattegronden die, gezien hun lay-out, tot de Vroege of Midden-Bronstijd gerekend moeten worden.

De meest opvallende scherf van de Hilversum-cultuur is een touwversierd, ruwwandig randfragment uit kuil 18 (spoor 24), binnen put 8 (vondstnummer 54; afb. 4.18). Vanwege de versiering betreft het een voorbeeld van

Hilversum-aardewerk.73 De algehele potvorm is niet precies te achterhalen. Maar dat het een biconische of tonvorm is, staat buiten kijf. In de onlangs door Drenth ontworpen classificatiesysteem voor aardewerk van de

Hilversum-cultuur betreft het achtereenvolgens de typen HVS 1 en HVS 3.74 De rand is naar binnen afgeschuind en aan de buitenzijde licht verdikt en komt het dichtst in de buurt van type C binnen de typologie van Ten Anscher.75 De scherf in kwestie is om drie redenen opmerkelijk76:

66 Theunissen 1999. 67 De Laet & Roosens 1952.

68 Resp. Bogaers 1966 en Verwers 1972. 69 Koot & Berkvens 2004.

70 Blom in voorb.

71 Voor de totstandkoming van deze bijdrage is de auteur dr. P.W. van den Broeke erkentelijk. 72 Periodisering op basis van Lanting & Van der Plicht (2001/2002).

73 Zie in dit verband Ten Anscher 1990; Drenth in voorbereiding a; Glasbergen 1954; Lanting & Van der Plicht 201/2002, 155; Theunissen 1999.

74 In deze typologische indeling speelt ook versiering een rol. 75 Ten Anscher 1990, 74 en fig. 23.

76 Zie de in deze bijdrage aangehaalde literatuur.

Afb. 4.18 Randscherf met touwversiering

— De touwversiering bestaat uit een zigzagmotief die zowel aan de boven- als onderzijde wordt afgesloten door een dubbele lijn. Het eerstgenoemde motief is een welbekend fenomeen binnen de Hilversum-cultuur, maar voor het totale versieringsschema kunnen geen parallellen worden aangedragen. De beste tegenhanger stamt uit Hapert in de Nederlandse provincie Noord-Brabant.77

Het zigzagmotief wordt aan de onderzijde begrensd door een horizontaal omlopende touwlijn. — Met een gemiddelde wanddikte van 10 mm is de onderhavige scherf opmerkelijk dun. In de regel is

aardewerk van de Hilversum-cultuur beduidend dikwandiger.

— De verschraling bestaat uit vuursteen (grootste zichtbare partikel 6 mm). Dit is binnen de Hilversum-cultuur ongebruikelijk. In de regel is kwartsgruis (eventueel tezamen met chamotte) aan de klei toegevoegd. Een Drakenstein-pot uit Tienen is de enige andere vondst met vuursteenverschraling die kan worden genoemd.78

De overige scherven – elf stuks, exclusief de hieronder nog nader te bespreken Henkeltasse – die aan de Hilversum-cultuur zijn toegewezen, hebben een wanddikte die uiteenloopt van 10 tot en met 15 mm. Het gemiddelde is 12,9 mm. Vijf daarvan zijn verschraald met vuursteen, waarbij bij twee scherven tevens chamotte is toegevoegd. Verder bestaat bij één scherf de verschraling uit chamotte en kwartsgruis en zijn drie scherven met alleen chamotte verschraald. Twee wandscherven met achtereenvolgens zand- en steengruisverschraling completeren de reeks.79 Nagenoeg al deze fragmenten zijn ruw dan verweerd. In zes gevallen valt er door secundaire verbranding niets te zeggen over de bakomstandigheden. De resterende component is, evenals de zojuist besproken touwversierde randscherf, op dwarsdoorsnede ORR. Deze kleuropbouw wijst op een zuurstofrijke oven, waarbij de binnenkant van het vaatwerk voor zuurstof onbereikbaar was, bijvoorbeeld omdat de potten op hun kop waren gezet. Een alternatief, hoewel minder plausibel, is dat het bakmilieu op zich zuurstofarm was, maar dat de buitenzijde van het vaatwerk tijdens de afkoeling alsnog aan de lucht heeft blootgestaan.

Een archeologisch compleet, ruwwandig eenledig potje (hoogte ruim 7 cm) uit een crematiegraf (nummer 1) in put 11 is eveneens met vuursteen (tezamen met chamotte) verschraald (vondstnummer 87; afb. 4.20).80

Dit gegeven doet, indachtig het bovenstaande, een toebehoren tot de Hilversum-cultuur vermoeden. Het potje heeft echter een verticaal bandoor dat tot aan de rand reikt, waardoor het als een Henkeltasse te classificeren is. Dergelijk vaatwerk is binnen de Hilversum-cultuur ongebruikelijk, maar komt binnen de Urnenveldenperiode frequent voor.81 De overige kenmerken zouden dan voor een toewijzing van het onderhavige potje aan de Late Bronstijd spreken. Toch gaan de gedachten bij datering eerder uit naar de Hilversum-cultuur. In deze afweging spelen naast de vuursteenverschraling de vondstomstandigheden een cruciale rol. De aardewerkvondst is gedaan precies tussen twee huisplattegronden uit de Vroege en/of Midden-Bronstijd. Een aanvullend argument is dat tijdens het onderzoek te Kampenhout geen onmiskenbare keramiek uit de Late Bronstijd aan het licht is gekomen. Blijkens 14C-onderzoek dateert de Henkeltasse uit de Midden-Bronstijd (zie 4.2.5 en bijlage 5).

77 Beex 1966.

78 Drenth in voorbereiding b.

79 De zandverschraalde scherf stamt uit dezelfde kuil als de touwversierde scherf. Aangenomen is hier dat de associatie gesloten is, omdat de (gemiddelde) wanddikte 15 mm bedraagt. Daarentegen is de inhoud van spoor 60 in put 9 (vnr. 12V79.001) beschouwd als vermengd. Een van de drie scherven kan op grond van wanddikte en verschraling aan de Vroege of Midden-Bronstijd worden toegeschreven. Dezelfde criteria dateren de andere twee scherven in de periode Late Bronstijd-IJzertijd.

80 Een van de verschralingspartikels kan als het fragment van een maasei worden geïdentificeerd. 81 Zie bijvoorbeeld Desittere 1968.

Afb. 4.20 Geoord potje uit

Hoe oud precies is het aardewerk van de cultuur uit Kampenhout? In de sporen met Hilversum-aardewerk bleek, met uitzondering van het crematiegraf met de Henkeltasse, geen geschikt materiaal voor een 14C-datering aanwezig. Toch kan, naar analogie van 14C-gedateerde vondsten elders en typologische overwegingen, worden gesteld dat de touwversierde scherf tot het beginstadium van de Hilversum-cultuur behoort.82 Grofweg is dit de periode van ergens rond 1850-1600 v. Chr. Voor de vier scherven die met de touwversierde scherf in dezelfde kuil zijn aangetroffen, kan eenzelfde ouderdom worden aangehouden. Of hetzelfde geldt voor de overige scherven van de Hilversum-cultuur kan niet hard gemaakt worden, maar dit is op grond van de overeenkomsten in baksel (speciaal de vuursteenverschraling) wel aannemelijk. 4.3.3 Conclusie

Het aardewerk van de Hilversum-cultuur uit Kampenhout kan zonder problemen als nederzettingskeramiek worden geïnterpreteerd. Een eerste indicatie is dat aan de binnenzijde van een van de scherven verkoold residu (etensresten?) kleeft. Verder valt de ruimtelijke verspreiding van de keramiek, zoals gememoreerd, duidelijk samen met die van verscheidene gebouwplattegronden. Soms is zelfs materiaal in de sporen van die plattegronden aanwezig (bijlage 3). Daarvan springt een fragment uit de haard in huisplattegrond 1 het meest in het oog. De verbrande toestand van de scherf suggereert dat die in de haard is geworpen toen deze brandde. Van deze en andere vondsten bestaat vanwege fragmentatie en geringe grootte het vermoeden dat zij afval zijn. De scherven die in de paalsporen van gebouwen zijn aangetroffen, zijn daarin vermoedelijk bij toeval geraakt.

Er is slechts één duidelijke uitzondering op die regel van afval en zwerfvuil: de Henkeltasse. Vanwege de relatief hoge mate van compleetheid en associatie met verbrand menselijk bot ligt hier een opzettelijke depositie als grafgift voor de hand (zie 4.2.5). Daarbij dient benadrukt te worden dat er niet is waargenomen dat de pot crematieresten bevatte. Daarmee is een functie als urn uit te sluiten.

4.4 Natuursteen

M.J.A. Melkert 4.4.1 Inleiding

Van het verzamelde natuursteen zijn 33 stuks aan prehistorische sporen te relateren. Het natuursteen bestaat deels uit kleine en enkele grotere brokken van platte breukstenen van kalkhoudende zandsteen en zandige kalksteen (tabel 4.2). De zandstenen zijn wisselend van mineralogie met variërende hoeveelheden kwarts, veldspaat, glaukoniet en fossieltjes, de kalkstenen zijn fossielhoudende, zandige kalkarenieten. Van 21 bijeen horende fragmenten van een bewerkte, deels verkiezelde zandsteen is niet duidelijk of het om een gebroken, plaatvormige steen gaat of om een van oorsprong grote zwerfsteen. Daarnaast zijn alleen nog fragmenten van twee zwerfstenen en vier grindjes aanwezig.

82 Voor meer informatie wordt verwezen naar de in deze bijdrage geciteerde literatuur.

Tabel 4.2 Aangetroffen natuursteen naar vormtype in aantal en gewicht.

aantal gewicht (gr) bewerkt bijeen horend verbrand bijeen horend grind 4 25 2 1 zwerfsteen 2 351 1 1 1 1 breuksteen zandsteen 6 115 breuksteen zandsteen? 21 2753 21 1 21 1 Totaal 33 3.244 22 2 24 3

Aan steensoorten zijn naast zandsteen alleen nog arkose (veldspaatrijke zandsteen) en (cryptokristallijne) kiezel aanwezig, beide in de vorm van grind of zwerfsteen. Alle stenen behoren dus tot de sedimentaire gesteenten. De ‘maalsteen-steensoort’ vesiculaire lava ontbreekt volledig en datzelfde geldt voor andere, geïmporteerde steensoorten.