• No results found

6. Analyse

6.1 Beschrijvende statistiek

Resultaatsturing

De beschrijvende statistieken van de discretionaire accruals per onderzoeksjaar op basis van het Modified Jones-model, staan weergegeven in tabel 3. Wat opvalt is dat de gemiddelde discretionaire accruals tussen 2005 en 2006 licht is opgelopen. Deze stijging zet in versterkte vorm door in 2007, waarna een lichte stijging is waar te nemen in 2008 ten opzichte van 2007.

Met toepassing van de modellen van DeFond & Park (2001) en McNichols (2002), is in de tabellen 14 en 16 ook waar te nemen dat de jaren 2007 en 2008 hogere gemiddelde discretionaire accruals

bevatten ten opzichte van de jaren 2005 en 2006. Er is echter op te merken dat met gebruikmaking van deze modellen tussen de jaren 2005 en 2006 een daling van de gemiddelde discretionaire accruals waar te nemen is.

Tabel 3. Absolute discretionaire accruals per jaar met behulp van het Modified Jones-model.

Jaar N Min Max Gem. Std. Dev.

2005 110 0,001 0,215 0,054 0,054 2006 105 0,000 0,380 0,056 0,063 2007 103 0,000 0,780 0,070 0,095 2008 90 0,002 0,607 0,075 0,087

De stijging van de gemiddelde discretionaire accruals tussen de jaren kan nader worden geanalyseerd door specifiek naar de verschillende bedrijfstakken te kijken. Tabel 4, betreft de beschrijvende statistiek van de discretionaire accruals per bedrijfstak per onderzoeksjaar op basis van het Modified Jones-model. Hieruit is op te maken dat de stijging van de gemiddelde discretionaire accruals in het jaar 2007 voornamelijk betrekking heeft op de bedrijfstakken: Consumer, Manufacturing en Health.

Laatstgenoemde zal niet snel zorgen voor een sterke stijging van de gemiddelde discretionaire accruals over geheel 2007 aangezien het enkel vijf waarnemingen betreft. Het is opvallend dat in 2008 de gemiddelde discretionaire accruals per bedrijfstak sterk schommelen. De bedrijfstakken: Consumer, Hi Tech en Other, laten weliswaar een stijging zien tussen de jaren 2007 en 2008, maar de gemiddelde discretionaire accruals van Manufacturing en Health dalen daarentegen sterk tussen genoemde jaren.

Tabel 4. Absolute discretionaire accruals per bedrijfstak per jaar met behulp van het Modified model.

Jaar Bedrijfstak N Min Max Gem. Std. Dev.

2005 Consumer 39 0,002 0,215 0,055 0,048 Manufacturing 23 0,001 0,191 0,054 0,055 Hi Tech 18 0,003 0,111 0,041 0,033 Health 5 0,019 0,092 0,046 0,029 Other 25 0,002 0,187 0,063 0,061 2006 Consumer 37 0,000 0,235 0,054 0,067 Manufacturing 23 0,013 0,205 0,056 0,045 Hi Tech 19 0,005 0,180 0,069 0,090 Health 4 0,029 0,097 0,062 0,032 Other 22 0,000 0,165 0,044 0,047 2007 Consumer 35 0,000 0,199 0,067 0,085 Manufacturing 23 0,001 0,280 0,086 0,159 Hi Tech 18 0,000 0,213 0,071 0,062 Health 5 0,067 0,148 0,099 0,031 Other 22 0,003 0,145 0,052 0,036 2008 Consumer 28 0,008 0,209 0,069 0,072 Manufacturing 20 0,002 0,237 0,076 0,071 Hi Tech 18 0,003 0,207 0,096 0,135 Health 5 0,015 0,184 0,065 0,069 Other 19 0,003 0,184 0,064 0,074

In de tabellen 15 en 17 zijn voor de modellen van DeFond & Park (2001) en McNichols (2002) dezelfde beschrijvende statistieken opgenomen. De eerder genoemde daling van de gemiddelde discretionaire accruals tussen 2005 en 2006 heeft met het model van DeFond & Park (2001)

voornamelijk betrekking op de bedrijfstakken: Consumer, Manufacturing en Hi Tech. Voor het model van McNichols (2002) heeft deze daling voornamelijk betrekking op de bedrijfstakken:

Manufacturing, Hi Tech, Health en Other. Net als bij het Modified Jones-model, laten ook de overige modellen zien dat elke bedrijfstak in 2007 ten opzichte van 2006 is gestegen. In overeenstemming met het Modified Jones-model vertonen de uitkomsten van de modellen van DeFond & Park (2001) en McNichols (2002) eenzelfde patroon tussen de jaren 2007 en 2008. Ook hier schommelt de gemiddelde discretionaire accruals per bedrijfstak tussen genoemde jaren.

De tabellen aangaande de beschrijvende statistiek vertonen tussen de drie modellen zowel

overeenkomsten als verschillen. Een verklaring voor de verschillen is dat er gebruik is gemaakt van drie verschillende accrual modellen. Een relatief lage correlatie tussen de discretionaire accruals van de drie accrual modellen, zou de oorzaak kunnen zijn van de genoemde verschillen. De correlatie van de discretionaire accruals tussen het Modified Jones-model en de modellen van DeFond & Park (2001) en McNichols (2002), betreffen 0,213 respectievelijk 0,193. Daarnaast correleren de twee

laatstgenoemde modellen met een correlatie van 0,243. De correlaties zijn niet dermate hoog en kunnen de verklaring zijn voor de verschillen aangaande de beschrijvende statistiek. Vervolgens kan het gering aantal waarnemingen per bedrijfstak ook bijdragen aan de verschillende uitkomsten van de accrual modellen.

Onafhankelijke variabelen

In paragraaf 5.2 is reeds uiteengezet hoe de verzamelde informatie over de onafhankelijke variabelen wordt toegepast in het onderzoek. In deze paragraaf wordt de beschrijving van de statistiek van de betreffende variabelen gegeven aan de hand van tabel 5, welke als input dient voor de

regressievergelijkingen.

De variabele ´CRISIS´ heeft een gemiddelde van 0,47 en laat zien dat ongeveer de helft van de waarnemingen betrekking hebben op de beide crisisjaren (2007 en 2008). De reden dat niet exact de helft van de waarnemingen zich in de crisisjaren bevindt, is dat niet elk jaar een gelijk aantal waarnemingen bevat. De omvang van de raad van commissarissen (BOARD_SIZE) is gemiddeld 4,74. De onafhankelijkheid (BOARD_INDEP) bedraagt gemiddeld 0,86. Dit houdt in dat gemiddeld 86% van de commissarissen uit de dataset onafhankelijk is. De vergaderfrequentie (BOARD_MEET) betreft gemiddeld 7,84 en minimaal 2,00. Dit laatste komt overeen met best practice bepaling III.1.8 van de code Tabaksblat, waarin wordt aangegeven dat de raad van commissarissen in ieder geval één maal per jaar bijeen dient te komen. Daarnaast heeft 78% van de ondernemingen een ‘busy board’. Vervolgens liggen de gemiddelden van de aanwezigheid van zowel de auditcommissie als de

remuneratiecommissie dicht bij elkaar. Dit komt overeen met de toepassing van principe III.5, die stelt dat kerncommissies worden opgesteld indien de raad van commissarissen uit meer dan vier leden bestaat. Hierbij dienen zowel de auditcommissie als de remuneratiecommissie te worden gevormd.

Tabel 5. Onafhankelijke variabelen.

Onafhankelijk variabelen N Min Max Gem Std. Deviatie

CRISIS 414 0,00 1,00 0,47 0,50 BOARD_SIZE 414 1,00 11,00 4,74 1,74 BOARD_INDEP 414 0,00 1,00 0,86 0,20 BOARD_MEET 414 2,00 25,00 7,84 2,77 BUSY_BOARD 414 0,00 1,00 0,78 0,41 AC_EXIST 414 0,00 1,00 0,61 0,49 RC_EXIST 414 0,00 1,00 0,56 0,50 SIZE 414 6,56 17,49 12,82 2,09 LEVERAGE 414 0,12 3,98 0,58 0,25 BIG_AUDITOR 414 0,00 1,00 0,87 0,34