• No results found

Bernaches nonnettes Branta leucopsis en plein mouvement

In document Natuur.oriolus 2005 Themanummer Ganzen (pagina 163-167)

H

ENK

V

AN DER

J

EUGD

S

AMENVATTING

Een spectaculaire toename van het aantal overwinterende Brandganzen Branta leucopsis op het Europese vasteland is hand in hand gegaan met een uitbreiding van het broedareaal. Tegenwoordig broeden belangrijke aantallen in Noord-Rusland, het Oostzeegebied (vnl.

Gotland) en zelfs West-Europa. In Nederland ging het in 2005 reeds om 6000 broedparen (vnl. in het noordelijk Deltagebied) terwijl Vlaanderen ongeveer 200 paren telt. Van minstens een aantal populaties in de Lage Landen is bekend dat de oorsprong moet gezocht worden in het ontsnappen van vogels of het verwaarlozen van parkcollecties. Om de uitwisseling tussen de onderscheiden populaties te kunnen kwantificeren werd gestart met verschillende

kleurringprojecten. Daarbij werden de afgelopen 25 jaar ongeveer 8000 vogels van een kleurring voorzien. Het onderzoek heeft inmiddels uitgewezen dat er een uitwisseling bestaat tussen de in Nederland, Zweden en Rusland broedende Brandganzen. Van de meer dan 200.000 terugmeldingen –

overwegend van Gotland-vogels - zijn er amper 13 uit België afkomstig. Eén daarvan betreft een vogel die geboren is in Gotland (Zweden) en zich daarna als broedvogel in het Zwin vestigde (periode 1996-2002). Gezien het opstarten van nieuw project in Nederland

(Hellegatsplaten) wordt een toenemend aantal Brandganzen met kleurringen in Vlaanderen verwacht. Meldingen kunnen gemaild worden naar

Henk.vanderjeugd@ukgateway.net.

grote groepen ganzen te genieten, ze te gaan tellen, of op jacht te gaan naar gekleur-ringde exemplaren. Deze laatste bezigheid is voor meer en meer mensen een sport aan Elke winter overwinteren grote aantallen

wilde ganzen in Nederland en Vlaanderen.

Voor velen een machtig schouwspel en extra reden naar buiten te gaan om van de

A

BSTRACT

A spectacular increase in the number of wintering Barnacle Geese Branta leucopsis on the European mainland is coupled with an expension of the breeding range. Nowadays important numbers breed in Northern Russia, the Baltic region (especially Gotland), and even Western Europe. In the Netherlands this amounted in 2005 to 6000 breeding pairs (mainly in the Northern Delta area) whereas there were about 200 pairs in Flanders. It is known that at least a number of populations in the Low Countries derive from escaped birds or abandonment of park collections. In order to quantify the exchange between these different populations colour ringing programs were started. About 8000 birds have been fitted with a colour ring during the last 25 years.

The investigation in the meantime has shown that there is an exchange between Dutch, Swedish and Russian breeding Barnacle Geese. Among the more than 200000 controls – mainly of Gotland birds – there are only 13 coming from Belgium.

One of them concerns a bird born in Gotland (Sweden) which established itself as a breeding bird in het Zwin in the period 1996–2002. Because of the start-up of a new ringing project in the Netherlands (Hellegatsplaten) an increase in the number of colour ringed Barnacle Geese can be expected. Sightings can be emailed to Henk.vanderjeugd@ukgateway.net.

R

ÉSUMÉ

L'augmentation spectaculaire du nombre de Bernaches nonnettes Branta leucopsis hivernant sur le continent européen va de pair avec une extension de l'aire de nidification. De nos jours, des nombres importants nidifient dans le nord de la Russie, dans la région de la mer Baltique (principalement sur l'île de Gotland) et même en Europe occidentale. Aux Pays-Bas, on recensa en 2005 pas moins de 6000 couples nicheurs (principalement dans la partie nord de la région du Delta) tandis qu'en Flandre on compte environ 200 couples. De quelques populations du Plat Pays nous savons qu'elles sont issues d'oiseaux échappés de captivité ou originaires de collections privées négligées.

Afin de pouvoir quantifier l'échange des différentes populations, on lança un projet de bagues de couleur. Ces 25 dernières années environ 8000 oiseaux ont été équipés d'une telle bague. L'étude a démontré qu' il y a un échange entre les Bernaches nonnettes qui nidifient aux Pays-Bas, en Suède et en Russie. De plus de 200.000 reprises de bague – surtout des individus de Gotland – à peine 13 sont originaires de Belgique. Un individu, né à Gotland (Suède) s'est établi comme oiseau nicheur dans la réserve du Zwin (période 1996-2002). Maintenant que le nouveau projet a démarré aux Pays-Bas

(Hellegatsplaten) on s'attend qu'un nombre croissant de Bernaches nonnettes, équipées de bagues de couleur, soient observées en Flandre. Veuillez envoyer vos observations à

Henk.vanderjeugd@ukgateway.net.

rende hun hele leven kunnen volgen en zo belangrijke informatie te verzamelen over trek, verspreiding, overleving en reproduc-tie. Voor het verkrijgen van de gegevens zijn ze afhankelijk van het publiek. Voor ganzenliefhebbers ligt de meerwaarde van het aflezen van een halsband of pootring vooral in het doorbreken van de anonimi-teit van de ganzen. De eindeloze massa schijnbaar identieke vogels verandert in een groep individuen, elk met zijn of haar eigen levensverhaal en eigenaardigheden.

Wie eenmaal een geringde gans heeft afgelezen blijft terugkeren om dezelfde vogel opnieuw te zien, en om nieuwe vogels op te sporen.

Een aanzienlijk deel van de bij ons over-winterende Brandganzen draagt tegen-woordig een kleurring, want in Nederland en Vlaanderen overwinteren Brandganzen van niet minder dan vier onderzoekspopu-laties.Verreweg de meeste geringde vogels komen uit het Oostzeegebied, maar de laatste jaren worden er ook vogels geringd in het noorden van Rusland en in de nieu-we broedgebieden in Nederland.

Bovendien loopt er nog een klein aantal vogels van een ouder kleurringproject rond. De Brandgans zit al jaren sterk in de lift. Sinds de jaren zestig is de populatie meer dan vertienvoudigd, en tegenwoor-dig overwinteren ruim 400.000

exempla-ren op het Europese vasteland. Deze spec-taculaire toename is hand in hand gegaan met een uitbreiding van het broedgebied.

Vanuit de oorspronkelijke broedgebieden op de Noord-Russische eilanden Nova Zemlaya en Vaigach werd langzamerhand de gehele kust van de Barents’ Zee gekolo-niseerd (SYROECHKOVSKY 1995, VAN DER

JEUGDet al. 2003). Deze westwaartse uit-breiding is inmiddels de Witte Zee overge-stoken en tegenwoordig broeden er al Brandganzen op het Kola schiereiland. In 1971 werd het Oostzeegebied gekoloni-seerd, met het Zweedse eiland Gotland als voornaamste centrum (LARSSON et al.

1988). De Oostzee-populatie telt nu ruim 5.000 broedparen en groeit niet meer.

Door zeer sterke dichtheidsafhankelijke regulatie is het broedsucces in de grootste kolonies erg laag (LARSSON & FORSLUND

1994, LARSSONet al. 1998). De uitbreiding in het Oostzeegebied heeft echter wel tal van nieuwe uitzaaiingen op het Zweedse vasteland en in Denemarken tot gevolg gehad (LARSSON & VAN DER JEUGD 1998).

Sinds 1982 broedt de Brandgans ook in Nederland (OUWENEEL 2001) en in 2005 telde deze populatie al bijna 6.000 broed-paren. In vrijwel alle West-Europese lan-den broelan-den nu Brandganzen. In Vlaanderen gaat het om zo’n 200 paren (VERMEERSCHet al. 2004).

Het zwaartepunt van de Nederlandse pop-ulatie ligt in het noordelijk Deltagebied, waar kolonies met vele honderden paren nu gemeengoed zijn. De soort profiteert hier sterk van de combinatie van geschik-te broedeilanden, die sinds de voltooiing van de deltawerken permanent zijn droog-gevallen, en de aanwezigheid van natuur-ontwikkelingterreinen die door een beheer met grote grazers een uitstekend opgroei-habitat vormen. Het bemestende effect van inundatie met zeer eutroof water uit het Krammer-Volkerak draagt waarschijn-lijk verder bij aan het succes (POUWet al.

2005). Van een aantal Nederlandse popu-laties is bekend dat de oorsprong moet worden gezocht in het ontsnappen van vogels of het verwaarlozen van parkcollec-ties, zoals bijvoorbeeld op diverse plaatsen in Noord-Holland en in het rivierengebied (LENSINK1996a,b). Van de grote kolonies in het Deltagebied is de herkomst meer onzeker (MEININGER & VAN SWELM 1994).

Onderzoek met kleurringen heeft inmid-dels uitgewezen dat er uitwisseling bestaat tussen de in Nederland, Zweden BrandganzenBranta leucopsis worden gevangen en geringd aan de baai van Kolokolkova in Noord

Rusland, augustus 2005 (© Ivan Schirenko)

Ruiende BrandganzenBranta leucopsis worden bijeengedreven en gevangen aan de baai van Kolokolkova in Noord Rusland, augustus 2005 (© Ivan Schirenko)

en Rusland broedende Brandganzen.

Een van de doelen van de intensieve kleur-ringprojecten in verschillende populaties is om de mate van uitwisseling tussen deze populaties te kwantificeren. Tot nu toe zijn van zo’n 4500 in het Oostzeegebied geboren Brandganzen er 11 teruggevonden als broedvogel in Rusland, vier in Nederland, drie in Finland, één op Spitsbergen, en één in Vlaanderen.

Deze laatste vogel, groen 6 rood K, is een mannetje geboren op Gotland in 1994 dat zich als broedvogel vestigde in ’t Zwin in 1996. De vogel heeft daar samen met een ongeringd vrouwtje tot in elk geval 2002 jaarlijks gebroed en leverde daarmee het

eerste bewijs dat in het Oostzeegebied geboren vogels zeer ver van hun geboorte-plaats in totaal andere milieus met succes kunnen broeden. Dit is een niet geringe prestatie gelet op het enorme verschil in timing van het broedseizoen: in Rusland broeden de ganzen 6 weken later dan op Gotland, in Nederland bijna een week eer-der. Deze lange afstandstrekkers, vrijwel zonder uitzondering mannetjes, zijn dan ook niet de eerste de beste vogels, over het algemeen zijn ze veel groter en zwaar-der dan de thuisblijvers (VAN DER JEUGD

2001,VAN DERJEUGD& LITVIN2005).

Ruien doen ze wel ongeveer op hetzelfde tijdstip, wat als komisch gevolg heeft dat de jongen van de in Nederland en Vlaanderen broedende Brandganzen al lang kunnen vliegen terwijl hun ouders nog met halfvolgroeide vleugelpennen rondlopen (HELMet al. 2005). Het in kaart brengen van de verschillen tussen de pop-ulaties en de mate waarin de Brandganzen zich al dan niet aan het leven op verschil-lende breedtegraden weten aan te passen zal de komende jaren het voornaamste rode draad zijn van het onderzoek aan de drie Brandganspopulaties. Uw waarnemin-gen kunnen daarbij een belangrijke rol spelen!

In het kader van de vier kleurringprojecten zijn de afgelopen 25 jaar ruim 8000 Brandganzen voorzien van kleurringen (Tabel 1). Alle vier projecten maken gebruik van eenzelfde systeem: aan elke poot draagt de gans een grote gekleurde ring waarin één cijfer of letter is

gegra-veerd (Figuur 1). Afhankelijk van de kleur van de ring is de inscriptie wit of zwart. Op http://www.cr-birding.be/ is te zien welke inscripties, 22 in totaal, zijn gebruikt. De gebruikte kleurcombinaties verschillen per project (Tabel 1). Broedvogels uit het Deltagebied (POUW et al. 2004) hebben altijd links een mintgroene ring en rechts een gele ring. Vogels uit het jongste pro-ject in Rusland hebben over het algemeen links een mintgroene ring, gecombineerd met rechts wit, blauw of oranje (VAN DER

JEUGDet al. 2003). Een aantal vogels heeft links een gele en rechts een witte ring. In het Oostzeegebied, waar verreweg de meeste Brandganzen zijn geringd, zijn allerlei verschillende combinaties gebruikt van de kleuren rood, wit, blauw, donker-groen, geel en oranje. Mintgroen is in deze populatie echter nooit gebruikt. Een klein aantal vogels uit het Oostzeegebied heeft aan één poot een rode, groene of blauwe ring met twee witte inscripties die van onder naar boven gelezen worden, en aan de andere poot alleen een metalen ring.

Tenslotte is er nog een heel klein aantal vogels in leven van het oudste, inmiddels afgesloten project. Hier gaat het ook om vogels die in Rusland broeden, maar die tijdens het winterseizoen in Nederland en Duitsland zijn gevangen. Deze vogels dra-gen verschillende combinaties van mint-groen, geel en wit. Het is de enige popula-tie waar combinapopula-ties van dezelfde kleur aan beide poten (geel – geel en wit – wit) zijn gebruikt.

Tot nu toe zijn er meer dan 200.000 waar-nemingen van deze vogels uit het over-winteringsgebied binnengekomen. Het

Figuur 1. Gekleurringde Brandgans Branta leucopsis BYW8 uit het Oostzeegebied

(Foto: Reint Jakob Schut).

Figure 1. Barnacle Goose Branta leucopsis with colour ring BYW8 (photo: Reint Jakob Schut).

W8 BY

PPooppuullaattiiee LLooooppttiijjdd AAaannttaall IInnssttaannttiiee KKlleeuurreenn ggeerriinnggdd

Rusland 1979 - 1989 621 RIN / Alterra Combinaties

(Nederland, Duitsland) van Geel, wit

en mint

Rusland 2002 – 2005 5431 RuG, Bird Geel – wit

(Kolokolkova Bay) Ringing Centre Mint –wit

Moscow, SOVON Mint – blauw Mint – oranje Oostzee 1984 – 2005 1685 Univ. Uppsala, Combinaties van

(Gotland, Öland) Univ. Gotland, geel, wit, rood,

RuG, SOVON blauw, groen en oranje

Noordzee 2004 – 2005 419 RuG, SOVON Mint – geel

(Hellegatsplaten)

Tabel 1. Overzicht van kleurringprojecten aan in Nederland en Vlaanderen overwinterende Brandganzen.

Table 1. List of colour ring projects of Barnacle Goose populations that winter in The Netherlands and Flanders

LLaanndd AAaannttaall PPeerrcceennttaaggee Nederland 126.676 (91,2%)

Tabel 2. Aantal waarnemingen uit het overwinte-ringsgebied van Brandganzen Branta leucopsis

uit het Oostzeegebied tot mei 2003.

Table 2. Number of observations per country of colour-ringed Barnacle Geese Branta leucopsis

from the Baltic population

overgrote deel daarvan betreft vogels uit het Oostzeegebied (Tabel 2). De waarne-mingen worden gebruikt voor overlevings-analyses (EBBINGEet al. 1991, van der Jeugd

& Larsson 1998, Larsson et al. 1998), voor het analyseren van dispersie, en om naar het terreingebruik van verwante vogels te kijken (VAN DERJEUGDet al. 2002). De meeste vogels zijn afgelezen in Nederland en Duitsland.

Uit Vlaanderen, waar de Brandgans nog altijd een schaarse verschijning is, zijn tot nu toe nog maar 13 waarnemingen gemeld.

Met de start van de populatiestudie op de Hellegatsplaten in Nederland is het echter waarschijnlijk dat de kans gekleurringde Brandganzen in Vlaanderen tegen te komen zal toenemen. Waarnemingen van gekleur-ringde Brandganzen –van alle 4 genoemde projecten- kunnen gemailed worden naar:

Henk.vanderjeugd@ukgateway.net Pulli van Brandgans Branta leucopsis met kleurringen (© Ivan Schirenko)

Referenties

EBBINGEB.S., J.B.VANBIEZEN& H.VAN DERVOET, 1991. Estimation of annual adult survival rates of barnacle geese using multiple resightings of marked individuals. Ardea 79: 73-112.

HELMB., T. PIERSMA& H.VAN DERJEUGD, 2005. Sociable schedules: interplay between avian seasonal and social behaviour. Animal Behaviour, in press.

VAN DERJEUGDH.P., 2001. Large barnacle goose males can overcome the social costs of natal dispersal. Behavioral Ecology, 12: 275-282.

VAN DERJEUGDH.P. & K. LARSSON, 1998. Pre-breeding survival of barnacle geese Branta leucopsis in relation to fledgling characteristics. Journal of Animal Ecology 67: 953-966.

VAN DERJEUGDH.P. & K.Y. LITVIN, 2005. Travels and traditions: long distance dispersal in the barnacle goose exemplified by individual case histories. Ardea, in press.

VAN DERJEUGDH.P., I.T.VAN DERVEEN& K. LARSSON, 2002. Kin clustering in barnacle geese: familiarity or phenotype matching? Behav. Ecol. 13: 786-790.

VAN DERJEUGDH.P., E. GURTOVAYA, G. EICHHORN, K.YE LITVIN, O.Y. MINEEV& M.R.VANEERDEN, 2003. Breeding barnacle geese in Kolokolkova Bay, Russia: number of breeding pairs, reproductive success, and morphology. Polar Biology 26: 700-706.

LARSSONK. & P. FORSLUND, 1994. Population dynamics of the Barnacle Goose, Branta leucopsis, in the Baltic area: density-dependent effects on reproduction. Journal of Animal Ecology 63: 954-962.

LARSSONK. & H.P.VAN DERJEUGD. 1998. Continuing growth of the Baltic barnacle goose population: number of individuals and reproductive success in different colonies. In Mehlum, F., Black, J. & Madsen, J. (eds.): Research on Arctic Geese. Proceedings of the Svalbard Goose Symposium, Oslo, Norway, 23-26 September 1997. pp 213-219. Norsk Polarinstitutt Skrifter 200.

LARSSONK., P. FORSLUND, L. GUSTAFSSON& B.S. EBBINGE, 1988. From the high Arctic to the Baltic: the successful establishment of a Barnacle Goose Branta leucopsis population on Gotland, Sweden. Ornis Scandinavica 19: 182-189.

LARSSONK., H.P.VAN DERJEUGD, I.T.VAN DERVEEN& P. FORSLUND, 1998. Body size declines despite positive directional selection on heritable size traits in a barnacle goose popula-tion. Evolution 52:1169-1184.

LENSINKR., 1996a. De opkomst van exoten in de Nederlandse Avifauna: verleden, heden en toekomst. Limosa 69: 103-130.

LENSINKR., 1996b. Vreemde vogels in de Nederlandse Avifauna: verleden, heden en wat voor een toekomst. Vogeljaar 44: 145-164.

MEININGERP.L., N.D.VANSWELM, 1994. Brandganzen Branta leucopsis als broedvogel in het Deltagebied. Limosa 67: 1-5.

OUWENEELG.L., 2001. Snelle groei van de broedpopulatie Brandganzen Branta leucopsis in het deltagebied. Limosa 74: 137-146.

POUWA.,VAN DERJEUGDH.P. & EICHHORNG., 2005. Broedbiologie van Brandganzen op de Hellegatsplaten - Een verslag over individuele gedragingen en de consequenties daar-van voor de populatiedynamica. Rapport uitgegeven in eigen beheer, Groningen.

SYROECHKOVSKYEE JR., 1995. News in distribution of Barnacle Goose in Russia. Geese study Group Bulletin of Eastern Europe and Northern Asia 1: 39-46 (Russisch met Engelse samenvatting).

VERMEERSCHG., A. ANSELIN, K. DEVOS, M. HERREMANS, J. STEVENS, J. GABRIËLS& B.VANDERKRIEKEN2004. Atlas van de Vlaamse broedvogels 2000-2002. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 23, Brussel, 496 pp.

H

Heennkk VVaann ddeerr JJeeuuggdd

SOVON Vogelonderzoek Nederland Rijksstraatweg 178

NL-6573 DG beek-Ubbergen Nederland

In document Natuur.oriolus 2005 Themanummer Ganzen (pagina 163-167)