• No results found

Over het resultaat van de bekwaamheid in lerarencompetenties en CGO integratie kan gediscussieerd worden. In de eerste plaats roept de onbekendheid met de vier CGO kenmerken en de bekwaamheidseisen van de lerarencompetenties de vraag op of het

Master Onderzoek | P. R. Moltmaker 44 onderzoek daardoor wel valide is, terwijl met het interview juist werd beoogd valide te zijn. Hebben de respondenten wel, ondanks de uitleg voorafgaande aan het onderzoek middels de onderliggende uitwerking (bijlage 1), steeds de juiste interpretatie aan de CGO kenmerken gegeven als zij eigenlijk daarmee niet bekend zijn? Hebben zij de eisen van de bekwaamheden wel goed gelezen, begrepen en zich een beeld gevormd hoe zij dat in de praktijk doen? In de tweede plaats vraagt het onderzoeksinstrument een abstractieniveau van de respondenten, waardoor zij de CGO kenmerken in verband brengen met de competenties. Het bleek lang niet in alle gevallen even gemakkelijk, concreet aan respondenten uit te leggen wat er bedoeld werd. Ten derde gaven de respondenten daarop aansluitend aan dat zij met name kenmerk 3: het betekenisvol leren opbouwen, lastig konden concretiseren met de bekwaamheidseisen van de lerarencompetenties, ook al werden ze daarbij door de onderzoeker en de indicatoren in het onderzoeksinstrument, ondersteund. Als vierde deed het instrument een groot beroep op de concentratie en uithoudingsvermogen van de respondenten, door steeds weer naar de combinatie van CGO kenmerk en bekwaamheid te vragen, door de hoeveelheid en de concreetheid van de bekwaamheidseisen, door de tijdstippen en de tijdsduur van de interviews. Respondenten gaven tijdens het onderzoek ook wel aan dat zij vervlakking merkten en zich soms niet konden concentreren op het gevraagde. De wisselende scores bij de resultaten kunnen daarom ook veroorzaakt zijn door vervlakking, niet goed lezen of het niet goed begrepen hebben van de bekwaamheid en/of de CGO kenmerken.

Desondanks geeft de vraagstelling: over welke bekwaamheidseisen van de lerarencompetenties denken onderwijsgevenden van het ROC kop van Noord-Holland te beschikken en welke competenties behoeven in hun beleving aandacht om het CGO (verder) te kunnen ontwikkelen en implementeren in de eigen organisatie?, het antwoord:

Onderwijsgevenden van het ROC kop van Noord-Holland denken in het algemeen over alle bekwaamheidseisen van de lerarencompetenties te beschikken en geven aandachtspunten voor ontwikkeling van de eigen competenties om het CGO verder te kunnen implementeren op het gebied van interpersoonlijke, didactische competenties en het samenwerken met de omgeving van de school. Dit betekent voor de aanvankelijk geformuleerde probleemstelling dat de CGO implementatie in het ROC kop van Noord-Holland voortgang kan hebben mits er aandacht komt en acties worden genomen op de gegeven aanwijzingen om de lerarencompetenties verder te ontwikkelen.

Deze conclusie is getrokken op grond van een belevingsonderzoek en kan daardoor gegeneraliseerd worden naar de totale populatie onderwijsgevenden van de organisatie. De aanwijzingen die de onderwijsgevenden voor de eigen ontwikkeling noemen, zijn naar alle waarschijnlijkheid in het algemeen toepasbaar en bruikbaar.

Master Onderzoek | P. R. Moltmaker 45

6. Terugkoppeling naar de doelstelling en aanbevelingen

De doelstelling van dit onderzoek was:

het vaststellen van de ontwikkelingsbehoefte en mogelijkheid van onderwijsgevenden voor het (verder) implementeren van het CGO, wat leidt tot aanbevelingen voor de organisatie. De individuele resultaten geeft aan dat de ontwikkelingsbehoefte van de onderwijsgevenden ligt op het vlak van de interpersoonlijke en de didactische competentie. Maar doordat er in verhouding minimaal aanwijzingen worden gegeven voor de eigen ontwikkeling kan gesteld worden dat er een minimale ontwikkelingsbehoefte is. Daarentegen worden voor de mogelijkheid om te ontwikkelen meer aanwijzingen gegeven door de respondenten. Die worden bepaald door gebrek aan: kennis, gezamenlijke inzichten en visies, handvatten, structuur, richtlijnen, begeleiding en tijd waardoor niet toegekomen wordt aan evaluatie en herstel. En de aanpak rond roostering, vergader/overleg, de structuur van het Beroeps Praktijk Vormingsbureau [BPV], communicatie, collegiale ondersteuning, intervisie en de wijze van verantwoordelijkheid belemmeren volgens de respondent de mogelijkheden.

Concreet zijn de volgende aanbevelingen te noemen:

Aansluitend op adviezen uit de onderzoeken van de onderwijsinspectie (inspectie 2009), kan er actief ingezet worden op scholing rond gevarieerde didactische leeractiviteiten en het opbouwen van het betekenisvol leren, zodat er meer diepgang in het leren bereikt wordt. Dit kan door een gerichte benadering van onderwijsgevenden voor (gesubsidieerde) scholing.

Evenals Snoek (2007) bepleit, is het een aanbeveling om in te zetten op het vergroten van de eigen verantwoordelijkheid en professionaliteit van de onderwijsgevenden. Dit door:

• evaluatie en reflectie op de lerarencompetenties middels het jaarlijks evalueren van POP/PAP, 360 °feedback, middels intervisie en c ollegiale consultatie. Dit kan tevens een positief neveneffect hebben voor de zelfregulerende vaardigheden en de leren-leren lijn van de studenten, omdat de eigen ervaringen en inzichten van onderwijsgevenden gebruikt kunnen worden in de begeleiding van de studenten. • Zelfregulerende en/of zelfverantwoordelijke teams samen te stellen, zodat er

meer een beroep op de professionaliteit wordt gedaan en de veranderingen buttom-up worden geïnitieerd.

De voorwaardelijke deskundigheid van docenten wordt in het inspectierapport van Van der Meijden et. al. (2009, p. 186) als belemmerd genoemd voor de voortgang van de CGO. Daarom is het van belang de onzekerheid en onduidelijkheid van onderwijsgevenden over de

Master Onderzoek | P. R. Moltmaker 46 implementatie van CGO zo veel mogelijk op te heffen. Dit door meer handreikingen te geven en te communiceren over richtlijnen en handvatten, middels een deskundige of een andere wijze van deskundigheidsbevordering, waardoor het inzicht en de kennis van CGO vergroot wordt. Daarnaast kan meer structuur in de ontwikkeling, begeleiding en tijd te georganiseerd worden voor de onderwijsgevenden, waarbij onderwijsgevenden zich ook professioneler kunnen opstellen door zelf kritisch te kijken naar de eigen ontwikkeling, rol, functioneren en de eigen organiserende vaardigheden in de huidige CGO onderwijsorganisatie.

Tenslotte is overeenkomstig met de bevindingen van Van den Berg en De Bruijn (2009) een meer gerichte benadering om tot samenwerking met de beroepspraktijk te komen, noodzakelijk. Hierin is het aan te bevelen de structuur en de wijze waarop het BPV bureau georganiseerd is, nog eens nader te bekijken. Dit omdat bijna alle respondenten aangeven de huidige werkwijze als zeer belemmerd te ervaren

Suggesties voor vervolgonderzoek:

In dit onderzoek staan de lerarencompetenties ten opzichte van het CGO centraal. Maar hoe beleven de deelnemers het CGO onderwijs. Hierop zou vervolgonderzoek gericht kunnen zijn, waarbij specifiek nagegaan wordt of het doel ‘betere inzetbare beroepsbeoefenaren’ bereikt wordt. Een dergelijk onderzoek wordt ook aanbevolen naar aanleiding van ‘de vierde meting van de CGO monitor’ (Van der Meijden, et.al, 2009).

Aansluitend daarop kan ook in het werkveld onderzocht worden hoe zij de samenwerking met de onderwijsinstelling ervaren en hoe zij het resultaat van het CGO onderwijs beleven. Dit sluit aan bij de suggesties voor onderzoek van Van den Berg en De Bruijn (2009).

Daarnaast kan dit onderzoek zelf nog verder uitgediept worden door specifiek onderzoek te doen naar één van de CGO kenmerken of door één van de lerarencompetenties verder te onderzoeken. Het zou daarin mijn aanbeveling zijn het vierde CGO kenmerk: de reflectie en leren-leren lijn verder te onderzoeken, omdat dit kenmerk, ook volgens de onderwijs inspectie (2009) de meeste ontwikkeling behoeft. De lerarencompetentie die daarop aansluitend meer onderzoek vraagt, is de didactische competentie, omdat ook op nationaal niveau dit een ontwikkelingspunt is en het al sinds de invoering van de Mammoet wet in 1968 blijkt, dat docenten de didactische veranderingen maar moeilijk vorm kunnen geven (Miedema & Stam, 2008).

Master Onderzoek | P. R. Moltmaker 47

Literatuur

Akkerboom, H., Beijer, W., & Tuin, B. (2005). Vraagsturing en competenties: ontwikkelen van succesvol gedrag in de zorg. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Alexander, P.A. (2006). Psychology in learning and instruction. New Jersey, Upper Saddle River: Prentice Hall.

Andrioli, T, de Jong, K., & Langerak, S. (2007). Daar vraag je me wat: competentiegericht vraaggestuurd onderwijs in de praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Baarda, D.B., Goede, M.P.M., de, & Teunissen J. (2005). Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Groningen: Stenfert Kroese, p/a Wolters-Noordhoff.

Baarda, D. B., & Goede, M.P.M., de(2006). Basisboek Methoden en Technieken onderzoek: Groningen: Stenfert Kroese, p/a Wolters-Noordhoff.

Berg, N. van den (2006). Verbindend beroepsonderwijs: competentiegericht onderwijs, samenwerking met bedrijven en de bijdrage van lectoraten.’s-Hertogenbosch: CINOP. Berg, R. van den & Vandenberghe, R. (1999). Succesvol leiding geven aan

onderwijsinnovaties. Alphen aan den Rijn: Samson.

Brugia, M. & Rustico, L. (2009). EU tools for education and training: a key for success. Adapt Dossier, 22, 1-4.

Bruijn, E. de (2007). Teaching activities and work theories of teachers in innovative vocational education in the Netherlands. ECER,VETNET, September 2007, 1-7. Bruijn, E. de, Leeman, Y., & Overmaat, M. (2006). Authentiek en zelfgestuurd leren. Pedagogiek, 26 (1), 2006, 45- 63.

Caluwé, L., Vermaak, H., (2006). Leren veranderen. Alphen aan den Rijn: Samson. Cedefop (2009). Modernising vocational education and training: Fourth report on

vocational education and training research in Europe: executive summary. Luxembourg: Publication Office of the European Union.

Csikszentmihalyi, M. (1990). Flow: The psychology of optimal experience. New York: Harper & Row.

Dekkers, M.A.F., & Dijstelbloem, M.J.J. (2005), Op weg naar een competente Onderwijsorganisatie: de betekenis van competentiegericht leren voor de

organisatiestructuur en- cultuur van onderwijsinstellingen. Nuenen: OAB drs. M.A.F. Dekkers bv.

Grit, R., Guit, R., & Sijde, N. van der (2007). Competentie-managment: persoonlijk Ontwikkelplan (5e druk). Houten: Noordhoff Uitgevers.

Halem, N. van, Leeuw, H. de, & Stuut, T. (2008). Werkbegeleiden in Zorg en Welzijn: praktische handleiding voor de nieuwe rollen van de werkbegeleider in

competentiegericht onderwijs. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Hendriks, P., & Schoonman, W.(2006). Handboek assessment I: gedragsproeven. Assen: Van Gorcum.

Het Platform Beroepsonderwijs. (2007), Kennis uit de kringen: tips, inzichten en adviezen over innovaties in het beroepsonderwijs. Driebergen.

Jansma, F. (2005). Moving into the 21st century, changing views on professionalism. SBL: oktober 2005 Geraadpleegd op 27 december 2009 van www.lerarenweb.nl

Jansma, F. (2006). Het kwalificatieniveau en de rol van kennis in de beroepsbekwaamheid van de leraar. SBL: 19 februari 2006. Geraadpleegd op 27 december 2009 van

www.lerarenweb.nl.

Kapteyn, B. (2001). Organisatietheorie voor Non-Profit (2e druk). Houten: Bohn, Stafleu, van Loghum.

Korthagen, F. (2004). Zin en onzin van competentiegericht opleiden. VELON, 25 (1), 13-23. Korthagen, F. & Vasalos, A. (2006). Kwaliteit van binnenuit al sleutel voor professionele ontwikkeling. Institutuut voor Multi-level Learning (IML) Amsterdam, VELON – congres. Laat, C. de (2006). De docent als competentiegericht opleider. Utrecht/Zutphen:

Master Onderzoek | P. R. Moltmaker 48 Marzano, R.J., & Miedema, W.G. (2005). Leren in vijf dimensies: moderne didactiek voor het voortgezet onderwijs. Assen: Van Gorcum.

Miedema, W.G., & Stam, M. (2008). Leren van innoveren: wat en hoe leren docenten van het innoveren van het eigen onderwijs? Assen: Van Gorcum.

Meijden, A. van der, Westerhuis, A., Huisman, J., Neuvel, J., & Groenenberg, R. (2009). Beroepsonderwijs in verandering: op weg naar competentiegericht onderwijs: de vierde meting van de CGO monitor. Amsterdam/’s-Hertogenbosch: Ecbo

Meijden, A. van der, Westerhuis, A., Huisman, J., Neuvel, J., & Groenenberg, R. (2010). CGO langs de meetlat: op zoek naar de effecten van competentiegericht onderwijs in het MBO: samenvatting van de vierde meting van de CGO-monitor. Amsterdam/

’s-Hertogenbosch: Ecbo

Moltmaker, P.R. (2009). Documentanalyse: eindpaper Onderwijs & Innovatie. Hogeschool van Amsterdam

Moon, Y. (2007). Education Reform and Competency-Bases Education: Seoel, National University Korea. Asia Pacific Education Review, 8 ,(2), 337-341.

Onderwijsinspectie (2009). Kansen en risico’s: vervolgonderzoek naar de implementatie van competetniegericht onderwijs in het MBO. Geraadpleegd op 27 december 2009 van www. Onderwijsinspectie. nl

Schoonman, W. (2009). Handboek Assessment II. Docentcompetenties. Kenniskring & lectoraat assessment. Definiëren, beoordelen, ontwikkelen. Assen: Van Gorcum. Timmering, L. (2009). Teachers Quality is…: Teacher qualities identified by teachers and student teachers in Europe. Amsterdam: University of Applied Sciences/ Hogeschool van Amsterdam.

Snoek, M. (2007). Eigenaar van kwaliteit:veranderingbekwame leraren en het publieke onderwijsdebat. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam.

Verbiest E. (2007). Professionals moeten het verdienen. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 239-248

Visser, K., Westerhuis, A., Hövels, B. (2009). De positie van het middelbaar beroepsonderwijs in het buitenland. Een studie naar de multifunctionaliteit van beroepsonderwijs op middelbaar niveau in de Verenigde staten en enkele Europese Landen. Amsterdam/’s-Hertogenbosch: Ecbo.

Weggeman, M. (2007). Leidinggeven aan professionals? Niet doen! Schiedam: Scriptum Management.

Master Onderzoek | P. R. Moltmaker 49

Bijlage 1: Onderliggende uitwerking van de

kenmerken van Competentie Gericht Onderwijs

Onderstaand is opgebouwd met literatuuronderzoek uit:

- Psychology in learning and instruction ( Alexander, 2006)

- Teaching activities and work theories of teachers in innovative vocational education in the Netherlands (De Bruijn, 2007).

- Authentiek en zelfgestuurd leren in het MBO ( De Bruijn, Leeman & Overmaat, 2006). - Leren in vijf dimensies ( Marzano & Miedema, 2005).

Uitgangspunt voor de opbouw zijn de 4 kenmerken van CGO, gegeven door De Bruijn (2007).

1. Integratie van kennis, vaardigheden en attitude behorend bij de