• No results found

Hoofdstuk 3. Nederland

3.3 Belgische Revolutie

De relatie tussen de noordelijke en zuidelijke provincies van het koninkrijk was in de vijftien jaar na het congres van Wenen nooit echt goed geworden. Nu was het enthousiasme van de Belgen voor de unificatie toch al niet bijster groot geweest. Dit bleek uit de stemming die Willem I had georganiseerd onder vooraanstaande mannen in dit gebied. Een meerderheid van de aanwezigen stemde hier tegen het idee van unificatie tussen noord en zuid. Door de afwezigen als ja-stemmers te bestempelen onder het motto ‘wie zwijgt stemt toe’ verkreeg Willem toch de benodigde meerderheid om de unificatie internationaal te kunnen legitimeren.129 Ook in de jaren na de unificatie boterde het niet goed tussen de twee groepen. De acht artikelen van Londen die de gelijke rechten tussen Hollanders en Belgen dienden te garanderen ten spijt, verschillen in geloofsovertuiging, taal en economische belangen maakten de relatie zeer instabiel. Vooral na 1828 was de populariteit van Willem I in de zuidelijke gewesten onderuitgezakt. De Julirevolutie in Frankrijk in 1830 leek op voorhand een zaak van Europees belang, bang als Europa was voor hernieuwde Franse revolutionaire agressie. Uit communicatie tussen Wellington, nu premier van Groot-Brittannië, en de Nederlandse regering blijkt dat Nederland nog geen noodzaak zag om de grensvestingen met Frankrijk op oorlogssterkte te brengen. Nog op 20 augustus zou Verstolk van Soelen, de minister van Buitenlandse zaken, de voorspelling doen dat de Julirevolutie voornamelijk in Zuid-Europa zou overslaan en in gebieden als Spanje, Portugal en Italië voor onrust zou gaan zorgen.130

Vijf dagen later brak in Brussel een volksoproer uit, dat binnen enkele weken zou uitgroeien tot een opstand die bijna alle zuidelijke provincies in haar greep zou krijgen. Doordat een groot deel van de soldaten uit de Zuidelijke Nederlanden deserteerden, lukte het Nederland ook niet om de opstand met geweld snel te smoren. Nadat militair ingrijpen faalde, werd dan ook de hulp van de vier geallieerde machten van de Quadrupel Alliantie gezocht. Deze vier landen hadden immers de acht artikelen van Londen ondertekend, welke de basis vormden van het koninkrijk. Frankrijk werd niet uitgenodigd, daar deze als onbetrouwbaar werd gezien, en op hand van de rebellen. Nederland verzocht niet alleen om hulp bij het ‘dempen’ van het oproer; het vroeg ook om advies hoe de acht artikelen konden worden aangepast, nu duidelijk was gebleken dat een unificatie in de vorm van eenheidsstaat niet levensvatbaar was.131 De grootmachten namen echter ruimschoots de tijd om

129 Victor de la Marre, ‘La Belgique et la Hollande. Lettre à lord Aberdeen’, The Edinburgh Review 56 (1833) 415. 130 NA, Collectie J.G. Verstolk van Soelen [hierna afgekort als: Collectie Verstolk], 2.21.007.53, inv.nr. 47, brief

van Verstolk van Soelen aan Willem I, 20 augustus 1830.

131 NA, Collectie Verstolk, 2.21.007.53, inv.nr. 47, Brief van Verstolk van Soelen aan Lord Aberdeen, Bernstorff,

38 hierover na te denken en een plaats te bepalen waar een conferentie kon worden gehouden. De militaire situatie bleef ondertussen verslechteren. Frankrijk besloot de rebellen te bevoorraden en militair te steunen. Hoewel begin september er al om assistentie werd verzocht, is er eind oktober nog niets geregeld. Slechts Maastricht, Antwerpen en Luxemburg zijn op dat moment nog in Nederlandse handen. Uit een brief van Verstolk van Soelen aan ambassadeur Falck in Londen klonk de penibele situatie duidelijk door. Hij eiste zo spoedig mogelijk duidelijkheid van de Britse kant of dat er hulp zou komen, of dat Nederland “zal worden overgelaten aan haar lot.”132 De rol die Frankrijk speelt wordt ook duidelijk benoemd in de correspondentie. Dit is zeer waarschijnlijk een poging van Verstolk van Soelen om te appelleren aan de internationale verdragen als de Quadrupel Alliantie, welke specifiek bedoeld is om Franse agressie tegen te gaan, in de hoop dat deze Nederland te hulp zou komen. De enige grootmacht die serieus overwoog Willem te hulp te komen was

Rusland, maar dat weigerde unilateraal te handelen.133

Uiteindelijk belegden de grootmachten alsnog een conferentie te Londen, waarbij ook Frankrijk was uitgenodigd. De grootmachten bleken niks te voelen voor het neerslaan van de opstand om de status quo te herstellen. Deze kon simpelweg niet werken als de opstand volgens de

berekeningen meer dan de helft van de bevolking van de Nederlanden omvatte. Het koninkrijk kon naar mening van de grootmachten dan ook niet hersteld worden. Het wijzigen van de acht artikelen had naar hun inzien dan ook weinig zin.134 Willem zou wel bereid zijn tot concessies, maar weigerde pertinent om zomaar de helft van zijn grondgebied op te geven.135 Toch begreep hij dat er

onderhandeld zou moeten worden. In de officiële instructies die Falck en de

gelegenheidsambassadeur Van Zuylen van Nijevelt meekregen, werd hun opgedragen te proberen de ambassadeurs zo vertrouwelijk mogelijk privé te spreken over de situatie.136

De grootmachten hadden ondertussen onderling reeds besloten om België en Nederland definitief van elkaar te scheiden. Dit kon slechts op onbegrip rekenen in Nederland. In de

correspondentie tussen Falck, Van Zuylen van Nijevelt en Verstolk van Soelen haalde laatstgenoemde dan ook hard uit naar de grootmachten. Nederland had volgens hem elk recht om te eisen dat de ondertekenaars van de verdragen van Wenen en Parijs de orde zouden handhaven.137 Op hetzelfde

132 NA, Collectie Verstolk, 2.21.007.53, inv.nr. 47, Brief van Verstolk van Soelen aan Falck, 26 oktober 1830). 133 J.S. Fishman, ‘The London conference of 1830’, Tijdschrift voor Geschiedenis 84 (1971) 427; Schulz, Normen

und Praxis, 107.

134 NA, Collectie Verstolk, 2.21.007.53, inv.nr. 47, brief van Van Maanen aan Willem I, 17 november 1830. 135 NA, Collectie Verstolk, 2.21.007.53, inv.nr. 47, brief van De Mey van Streefkerk aan Verstolk van Soelen, 22

november 1830.

136 NA, Collectie Verstolk, 2.21.007.53, inv.nr. 47, instructie voor de ambassadeurs Falck en Van Zuylen van

Nijevelt, 17 december 1830.

137 NA, Archief BuZa, 2.05.32.25, inv.nr. 1, brief van Verstolk van Soelen naar Van Zuylen van Nijevelt, 28

39 moment dat Rusland met de andere grootmachten meegaat in de eis dat Nederland haar rechten op de Zuidelijke Nederlanden moet opgeven, is het zelf bezig een soortgelijke opstand in Polen neer te slaan. Eind december 1830 zou Willem I echter definitief afzien van het plan om zijn rechten in België te herstellen, dan wel een dynastieke unie te creëren via zijn zoon of een ander familielid.138 Wel moeten de scheidingsvoorwaarden nog worden geregeld, waaronder enkele heikele punten als de verdeling van de staatsschuld en de nieuwe grens. Nederland schroomde bij de onderhandelingen hiervoor zeker niet om onderhandse manoeuvres uit te voeren. De instructie om vertrouwelijk en privé te praten met de afgevaardigden van de grootmachten werd wel heel serieus genomen door Falck, die probeerde een voornaam beambte om te kopen. Verstolk van Soelen vond het een acceptabel idee, en besloot er een bedrag van twintigduizend pond voor opzij te zetten.139 Tegenwoordig zou dit meer dan twee miljoen pond zijn. Na verdere consultatie met zijn tussenpersoon rapporteerde Falck dat er minstens 50 duizend nodig zou zijn. Zowel Falck als

medeambassadeur Van Zuylen Van Nijevelt vonden de zaak echter zo belangrijk dat ze zelf al met de bankiers van de familie Rothschild onderhandelden over een lening, en ook op andere manieren probeerden geld bijeen te brengen.140 Hoewel uit de stukken niet concreet bleek welke voorname beambte het betrof, wordt door de archivaris die de stukken moest ordenen de Franse afgevaardigde Talleyrand gesuggereerd.141 Gezien de reputatie van windhaan die de man had, klinkt dit minstens plausibel. De stukken vertellen niet of deze poging tot omkoping succesvol was, maar feit is dat de scheidingsvoorwaarden die als basis voor de onderhandelingen moesten dienen niet ongunstig waren voor Nederland.

Ondertussen was ook binnen de Noordelijke Nederlanden de discussie opgelaaid of het wel wenselijk was om België te behouden. Een groot voorstander van een blijvende vereniging bleek Thorbecke, op dat moment nog slechts hoogleraar in Gent. Hij vond dat Europa een verenigde Lage Landen nodig had, stellende dat “Het Europisch belang eischt militaire zekerheid tegen Frankrijk;”.142 Nederland en België los van elkaar zouden niet in staat zijn om Frankrijk weerwoord te bieden. Van Hogendorp, politiek in ongenade geraakt na 1815, gaf daarentegen juist toe dat de landen niet goed samen bestuurd konden worden. Naar zijn inzien hadden de landen elkaar wel nodig, dus was een

138 NA, Archief BuZa, 2.05.32.25, inv.nr. 1, brief van Verstolk van Soelen naar Van Zuylen van Nijevelt, 31

december 1830.

139 NA, Collectie Falck, 2.21.006.48, inv.nr. 101, brief van Verstolk van Soelen aan Falck, 11 januari 1831. 140 Ibid.

141 Het inventarisnummer waar de brieven betreffende de poging tot omkoping gebundeld zijn, heeft in de titel

de vermoedelijke namen van de beambte (Talleyrand) en tussenpersoon (Labouchère) opgenomen.

142 Johan Rudolf Thorbecke, Een woord in het belang van Europa, bij het voorstel der scheiding tusschen Belgie

40 dynastieke unie volgens hem de beste oplossing.143 Deze voorstellen waren al spoedig achterhaald door de politieke realiteit, die vereniging in welke vorm dan ook zo onderhand uitsloot. Wat resteerde zou de boedelscheiding moeten zijn.

Een van de meest gevoelige twisten in de onderhandelingen betrof de status van Maastricht. Na de unificatie was de stad onder de provincie Limburg gevallen, die op de stad na in zijn geheel bezet werd door de opstandelingen. Beide landen maakten op de stad en de omliggende omgeving aanspraak op basis van vroegere rechten in het gebied. Nederland wenste de strategisch belangrijke vesting te behouden op basis van de vrede van Münster, waarbij het de stad definitief had

overgenomen van Brabant. De Belgen wilden de stad ook hebben, en betoogden dit via de rechten die het prinsbisdom Luik hier had gehad, ten tijde dat de stad in condominium werd bestuurd. Nederland wees dit argument echter van de hand, aangezien Luik slechts macht had over zijn eigen onderdanen als die in de stad waren. De echte macht zou altijd bij Brabant, en later de republiek, hebben berust.144 Net als vijftien jaar eerder toen Pruisen steden in het gebied bezette, voert ook nu Nederland het argument dat op basis van eerder rechtmatig bezit, het gebied andermaal aan hen moet toevallen.

Ondertussen liepen ook in Luxemburg de zaken niet zoals Willem I ze had willen zien. Hoewel geen direct deel van het koninkrijk, braken ook hier niet lang na de Belgische Opstand onlusten uit. België claimde dan ook het gebied, onder het idee dat deze historisch bij de Zuidelijke Nederlanden had behoord en dat ook nu weer zou moeten doen. Het groothertogdom was zoals eerder genoemd lid van de Duitse Bond, welke zoals ook in het hoofdstuk over Denemarken is benoemd het recht erkende van vorsten om hulp van de bond te vragen bij opstanden. Willem wenste dan ook gebruik te maken van dit recht, en vroeg de Bond om hem te helpen de orde in Luxemburg te herstellen.145 De bond was echter net als de grootmachten zeer afwachtend met handelen, terwijl de situatie voor Willem snel verslechterde. De Duitse Bond twijfelde of haar recht om Luxemburg te herstellen nog wel gold, nu dat de grootmachten zich met de kwestie bezighielden. Ondertussen namen de Belgen het land in zonder noemenswaardige oppositie. Het recht van de Bond om binnen Luxemburg in te grijpen werd door de grootmachten in Londen inclusief Frankrijk erkend, maar toch zou de Duitse Bond nooit militaire actie ondernemen. Doordat de Belgische rechten op Luxemburg nooit militair betwist werden, werd het nu ook noodzakelijk om Luxemburg te betrekken in de

vredesonderhandelingen.

143 Gijsbert Karel van Hogendorp, Séparation de la Hollande et de la Belgique (tweede editie; Amsterdam 1830)

8-9.

144 NA, Collectie H. van Zuylen van Nijevelt, 2.21.179.01, inv.nr. 8A, Nota omtrent Maastricht, 9 juli 1831. 145 Matthew Rendall, ‘A qualified success for collective security. The concert of Europe and the Belgian crisis,

41 De Belgische volharding leverde hen ondertussen betere onderhandelingsvoorwaarden op: in de achttien artikelen die de grootmachten in juni 1831 als onderhandelingsbasis voor de

scheidingsvoorwaarden voorstelden verkreeg België in beginsel alle gebieden waaruit de Zuidelijke Nederlanden bestond in 1790. Nadere onderhandelingen tussen Nederland en België zouden hierna de details moeten uitwerken.146 Dit was voor Nederland dan weer onacceptabel, waarop de

onderhandelingen verbroken werden. Niet veel later begon Nederland aan de tiendaagse veldtocht, in een poging zelf weer betere voorwaarden te krijgen. De lezing die onder andere Hellema en Jarrett op de veldtocht loslaten, dat deze een ultieme poging was om heel België met de wapenen te

herwinnen, is te kort door de bocht.147 De grootmachten, Frankrijk voorop, waren op dit moment reeds akkoord met een Belgische onafhankelijkheid, en zouden het niet zover laten komen. Uit de wens om de acht artikelen van 1814 te veranderen blijkt ook dat Nederland al vanaf het begin van de kwestie weinig meer voelde voor het herstel van de eenheidsstaat. Nederland boekte redelijke militaire successen en wist tot Leuven te komen, maar Frankrijk intervenieerde. Hoewel de Belgische grondwet het verbood, had de nieuwe koning de assistentie van Frankrijk gevraagd om de

Nederlanders tot staan te brengen.148 Een Frans leger trok hierop België binnen om de complete ineenstorting van de staat te voorkomen, waarna het Nederlandse leger zich uit België terugtrok. Toch wisten de Noordelijke Nederlanden betere voorwaarden te krijgen, doordat de veldtocht had aangetoond dat België zichzelf niet kon verdedigen. De achttien artikelen werden er nu 24, waarbij het oosten van Limburg en een deel van Luxemburg voor Nederland behouden bleef. Ook werd de staatsschuld grotendeels evenredig gesplitst tussen de twee landen. Toch weigerde Willem I hiermee akkoord te gaan. Hij zou niet zijn geraadpleegd, en was het voornamelijk oneens met de opdeling van Luxemburg.149 De ongemakkelijke wapenstilstand zou dus voortduren.