• No results found

Beleving van ouderen bij ervaren beperkingen

In document Achtergrondstudie - Een nieuwe_ordening (pagina 118-120)

2 Kwalitatieve analyse van het systeem van zorg

6.2 Het model en de relevante mechanismen

6.2.1 Beleving van ouderen bij ervaren beperkingen

Een eerste mechanisme heeft betrekking op de beleving die ouderen heb- ben bij de ervaren beperking(en). Ouderen ervaren vaak geen concrete zorgvraag, maar ervaren problemen omdat ze beperkingen hebben. Deze ervaren problemen lossen ouderen veelal op door zich ofwel bij de situ- atie neer te leggen ofwel door hulp in te schakelen. Dit laatste element zou een zorgvraag genoemd kunnen worden, maar ouderen beleven dat niet als dusdanig. Wat ouderen wel beleven is dat deze beperkingen effect hebben op hun leven en daarmee op de kwaliteit van hun leven.

Het mechanisme werkt daarbij als volgt. Wanneer de gezondheid van ouderen afneemt, nemen hun beperkingen toe, wat kan leiden tot een vraag naar (informele) zorg. Bij ernstige beperking zullen ouderen direct een beroep doen op de formele zorg. Beide hulpvragen (informeel en formeel) moeten worden ingevuld wat tot passende zorg moet leiden (of zoals ouderen het vaak zien, hulp bieden bij de ervaren beperking). Als de verleende zorg passend is en aansluit bij de hulpvraag van de ouderen, zou dit moeten leiden tot minder (hinder van de) beperkingen. Dit heeft als gevolg dat ouderen in staat zijn om weer meer te ondernemen in hun leven, daarmee een bijdrage te leveren aan hun omgeving en hun zinge- ving en kwaliteit van leven te verhogen. Deze ervaren kwaliteit van leven heeft een positieve relatie met de gezondheid van ouderen. Als ouderen ervaren dat hun kwaliteit van leven omhoog gaat, heeft dit een positief effect op hun (ervaren) gezondheid.

In het onderstaande figuur is dit mechanisme weergegeven.

Dit mechanisme laat zien dat het mogelijk is om ouderen langer buiten de zorg te houden. Wanneer ouderen hun beperkingen in een vroeg stadium kenbaar maken en daar passende hulp bij zoeken, kan deze hulp veelal in de informele sfeer worden verkregen. Hierbij kan gedacht wor- den aan hulp bij het doen van boodschappen, contacten onderhouden, et cetera., wat dus niet noodzakelijk zorg hoeft te zijn. Ouderen kunnen daardoor langer uit de (formele) zorg blijven omdat ze geholpen worden met hun beperkingen, minder ernstige beperkingen oplopen als gevolg van verwaarlozing en vooral ook door het positieve effect dat ze meer mo- gelijkheden hebben om zich nuttig te voelen door deze interventies, en zich daardoor ook gezonder voelen. Door meer nadruk op te leggen op de informele zorg als oplossing van beperkingen, kan de formele zorgsec- tor ontlast worden door een beperking van de instroom.

Een belangrijk aspect in dit hele mechanisme is de rol die ouderen spelen in de huidige vraag naar zorg, maar vooral ook in de toekomstige vraag. Nu wordt het mechanisme pas in werking gesteld als ouderen zelf hulp gaan zoeken om hun beperkingen op te lossen. De hulpvraag wordt daar- mee afhankelijk van de persoon en dus van de houding van de persoon in kwestie ten aanzien van de ervaren problemen en hoe daarmee om te gaan. Deze verantwoordelijkheid zou ook gedeeld kunnen worden in onze samenleving door meer actieve sociale aandacht, en specifiek door de ouderen in onze samenleving beter in beeld te houden, zowel formeel als informeel.

De huidige generatie ouderen bagatelliseert hun problemen namelijk snel (en vaak), omdat ze niet tot last wil zijn en niet willen klagen, waardoor de zorgvraag achterwege blijft. Echter, de komende generaties worden steeds mondiger en zullen zeer waarschijnlijk ook meer aanspraak gaan maken op de zorg. Om de toekomstige zorgvraag niet te laten exploderen is het noodzakelijk om deze groep voor te bereiden op hun toekomstige (zorg)situatie.

Enerzijds kan dit door personen te wijzen op hun gedrag en hun levens- stijl die ze er op na hielden of houden en welke gevolgen dit kan heb- ben voor de (toekomstige) zorgvraag en dus voor de samenleving in zijn geheel, maar ook voor het individu. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de beschikbaarheid van passende zorg. Anderzijds moeten mensen voorbereid worden op de toekomstige veranderingen in hun leven. Dit laatste punt heeft vooral betrekking op de mondigere, nieuwe generatie en dat er vanuit mag worden gegaan dat ze moeilijker bereid zijn om iets in te leveren van hun huidige kwaliteit van leven. Deze generatie zou gewezen kunnen worden op hun veranderende levenssituatie als ze ouder worden en dat dit gevolgen kan hebben voor hun kwaliteit van leven. Het wordt dan niet vanzelfsprekend om de toename van ervaren beper-

geval zelf verantwoordelijkheid door zich actief en tijdig voor te bereiden op de toekomstige situatie.

Een laatste punt is dat ouderen meer hun situatie zouden kunnen ma- nagen om het zorgproces beter te laten verlopen. Wat betreft de voorbe- reiding van personen op hun toekomstige situatie zal er meer aandacht gegeven moeten worden aan de ‘empowerment’ van ouderen. Ze kunnen er daarbij op gewezen worden dat hun kwaliteit van leven zal veranderen als ze ouder worden en dat ze eigen verantwoordelijkheden hebben voor hun gezondheid en de belasting van het zorgstelsel in zijn geheel.

Zoals ook in de modellen in de voorgaande hoofdstukken is aangegeven, ligt ook hier een deel van de mogelijke interventies in het domein buiten de traditionele en formele zorg, te weten in het domein van de gezond- heid en de sociaal-culturele omgeving. Het bijbehorende ‘zorgaanbod’ heeft dan ook meer betrekking op oplossingen in de directe levenssfeer van de ouderen, de technologie in de dagelijkse omgeving, en in de wijk.

In document Achtergrondstudie - Een nieuwe_ordening (pagina 118-120)