• No results found

Beeldvorming van de formele zorg

In document Achtergrondstudie - Een nieuwe_ordening (pagina 126-130)

2 Kwalitatieve analyse van het systeem van zorg

6.2 Het model en de relevante mechanismen

6.2.5 Beeldvorming van de formele zorg

In deze subparagraaf wordt aandacht besteed aan de formele zorg en dan vooral hoe er tegen de formele zorg wordt aangekeken door ouderen en andere belanghebbenden, omdat dit zowel een effect heeft op het aanbod van de formele én de informele zorg.

De beeldvorming over de formele ouderenzorg is de laatste jaren minder positief dan voorheen. Negatieve beeldvorming, zoals de pyjamadagen die een aantal jaren geleden in het nieuws kwamen, heeft veel aversie opgewekt over de sector. Daarnaast heeft het geleid tot extra regelgeving in de formele zorg om de manifeste problemen te ondervangen en de kwaliteit van de zorg te verhogen, wat binnen de sector eveneens tot meer negatieve gevoelens heeft geleid bij de aanbieders zelf.

Een ander eff ect van versterkte regelgeving en verantwoording is dat organisaties zich genoodzaakt zien (voelen) om hun risicomanagement strakker te hanteren, wat kan leiden tot beperkingen van vrijheden van ouderen en zelfs tot tegenwerking van de bestrijding van het ziektebeeld. Een voorbeeld hiervan is dat ouderen met Alzheimer vaak geprakt voed- sel krijgen tegen stikgevaar, terwijl wetenschappelijk is aangetoond dat kauwen juist progressie van de aandoening kan tegengaan.

Regelgeving heeft ook een eff ect op de behandeltijd, de tijd aan het bed. Deze tijd wordt verminderd door de regelgeving; grofweg 20% van de beschikbare tijd gaat op aan monitoring en verwerking van de admini- stratie. Minder tijd aan het bed wordt waargenomen door zowel de ou- deren als de familieleden van de ouderen, wat weer een negatief eff ect op de beeldvorming kan hebben. Aan de andere kant heeft regelgeving een balancerend eff ect, doordat het een positief eff ect heeft op de kwaliteit in de formele zorg. Een betere kwaliteit in de formele zorg leidt dan weer tot een positievere beeldvorming.

De beeldvorming van de formele ouderenzorg is niet alleen onderhevig aan veranderingen in het systeem, maar ook aan externe veranderingen. Zo hoeven personen van boven de 65 niet noodzakelijkerwijs meer in de formele zorg terecht te komen (ouderen blijven thuis wonen in plaats van naar een ‘bejaardentehuis’) en zijn aandoeningen niet meer dodelijk (zoals Figuur 6.9 De mechanismen van beeldvorming over de formele

beperking hebben. Deze beperking is dan vaak niet dodelijk maar vereist steeds vaker meer zorg in de loop van de jaren.

De beeldvorming van de formele zorg voor ouderen heeft ook eff ect op het aanbod van de informele zorg. Het aanbod van de informele zorg bestaat, behalve uit de al beschreven mantelzorg, ook uit het aanbod van de zorgvrijwilligers. Het aanbod van zorgvrijwilligers kan de formele zorg ondersteunen, waardoor de kwaliteit van de formele zorg omhoog gaat en ouderen minder in hun vrijheid worden beperkt. Daarmee krijgen ouderen meer ruimte om te participeren en hun hulp aan te bieden aan anderen.

De beeldvorming in de formele zorg, gecombineerd met de ervaren werk- druk in deze sector leidt tot een verminderd aanbod van zorgverleners. De interne drive die veel individuele zorgverleners hebben om mensen te helpen, maakt dat er een verschuiving plaatsvindt van aanbod van for- mele zorg naar informele zorg. Niet alleen het aanbod van mantelzorgers stijgt door een negatieve beeldvorming in de formele zorg, ook de vraag naar informele zorg stijgt. In onderstaand fi guur is het eff ect van deze verschuiving schematisch weergegeven in samenhang met de participatie van ouderen.

Figuur 6.10 De mechanismen van participatie en de invloed op het aanbod formele en informele zorg

pingspunten hebben in het bijzonder betrekking op de kwaliteit van de formele zorg. In de eerste plaats zouden er interventies gedaan kunnen worden met betrekking tot het zichtbaar maken en belonen van de kwali- teit. In de tweede plaats zou de bureaucratie verminderd kunnen worden.

6.3 Conclusies

De beleving van ouderen aangaande hun beperkingen is van grote in- vloed op de zorgvraag. De zorgvraag kan verminderd worden door oude- ren meer te laten participeren in de samenleving. Ouderen die participe- ren ervaren minder beperkingen en helpen ook anderen hun beperkingen minder te ervaren.

Ouderen worden in Nederland steeds ouder en steeds gezonder ouder. Ouderen zijn hierdoor langer in staat om actief deel te nemen aan de maatschappij en voor hen een nuttige bijdrage te leveren. Dit verhoogt de gemiddelde leeftijd omdat de kwaliteit van leven toeneemt en daaraan gerelateerd ook de gezondheid van ouderen. Echter, ouderen ervaren hun beperkingen wel langer omdat ze ouder worden en er moet voor langere tijd een oplossing gezocht worden om de beperkingen te verhelpen. Ouderen kunnen meer uit de zorg gehouden worden, ook door hen aan te spreken op hun verantwoordelijkheden en gedrag. Ouderen worden zich dan beter bewust van het feit dat hun gedrag consequenties heeft voor de zorgvraag van de toekomst en dat de maatschappij (en de zorg- sector) dit gedrag niet ‘eindeloos’ kan compenseren door te zorg te blijven verlenen. Dit vraagt een fundamentele verandering van hoe er tegen de ouderenzorg wordt aangekeken. Een nieuwe ordening in de zorg is dan nodig om het spanningsveld tussen vraag en aanbod tegen te gaan. Extra regelgeving om het zorgproces te bewaken heeft mede geleid tot ne- gatieve beeldvorming van de (formele) zorgsector. Dit heeft verschillende negatieve consequenties gehad, zoals strakker risicomanagement ten koste van tijd voor het primaire zorgproces. Outputfinanciering kan helpen om ondernemerschap te laten ontstaan, liefst zonder overbodige bureaucratie. Voor de toekomstige ouderenzorg geldt hiermee bij uitstek dat moet worden overgegaan van een zorg- en ziektegerelateerde oriëntatie naar een gezondheid- en gedragsgerelateerde oriëntatie, waarin een grotere eigen verantwoordelijkheid voor de (toekomstige) oudere én de zorgaanbieder – in combinatie met outputsturing – tot een meer duurzaam zorgsysteem leidt.

In document Achtergrondstudie - Een nieuwe_ordening (pagina 126-130)