• No results found

Beleidsprioriteit «Bestrijding van fraude in de sociale zekerheid»

In document Ambitieus, maar haalbaar (pagina 107-111)

16 STARTNOTITIE SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID 16.1 Beleidsprioriteit «sluitende aanpak van de jaarlijkse nieuwe

16.2 Beleidsprioriteit «Bestrijding van fraude in de sociale zekerheid»

16.2.1 Vraagstelling

De Tweede Kamer vraagt ten aanzien van de beleidsprioriteit «bestrijding van fraude in de bijstand» onderstaande informatie over doelbereiking en prestaties. Het kader voor de vraag is de taakstelling in het regeerakkoord en informatie.

het aantal uitkeringen dat wordt bespaard;

het bedrag dat aan teruggevorderde bijstand en boetes worden geïnd in relatie tot de opbrengst van 160 mln;

een uiteenzetting van de maatregelen waarmee de besparing zal worden bereikt;

de uitgaven en opbrengsten die voor de afzonderlijke maatregelen worden geraamd;

de wijze waarop de realisatie van de raming gedurende het jaar wordt bewaakt;

per maatregel het aantal opsporingen, vervolgingen, sancties, en de opbrengst van teruggevorderde uitkeringen en boetes;

de spreiding van de opbrengst over het land.

16.2.2 Het beleidsveld

16.2.2.1 Algemene beschrijving

De bijstand dient uitsluitend toegankelijk te zijn voor diegenen die daadwerkelijk op deze laatste voorziening zijn aangewezen. Fraude met uitkeringen moet daarom worden bestreden. Het kabinet acht intensi-vering van de fraudebestrijding om twee redenen wenselijk:

1. de financiële gevolgen van fraude;

2. de handhaving van de geloofwaardigheid van de overheid, van het draagvlak voor het beleid en van de bereidheid van de burgers en bedrijven om hun bijdragen te blijven leveren.

Het doel van fraudebestrijding is tegengaan dat mensen zich geld toeëigenen waar ze geen recht op hebben. Voor fraudebestrijding zijn twee belangrijke maatregelen te onderscheiden: preventieve en repres-sieve maatregelen. Waar mogelijk – afhankelijk van het nalevingsgedrag – wordt door het kabinet de voorkeur gegeven aan preventieve boven repressieve maatregelen. Beter voorkomen van fraude dan genezen van fraude.

In april 1998 heeft het kabinet de notitie inzake fraudebestrijding 1998–2002 aan het parlement aangeboden. Deze notitie is ook in het Regeerakkoord vastgelegd. In deze notitie worden vier centrale thema’s ten aanzien van fraudebestrijding in de sociale zekerheid genoemd:

kwaliteitsverbetering fraudebestrijding; verbetering (geautomatiseerd) gegevensverkeer; verbetering samenwerking en bestrijding internationale fraude. Onder deze centrale thema’s zijn verschillende maatregelen gerangschikt, met zowel preventieve als repressieve elementen erin. Niet alle in de nota genoemde maatregelen zijn van toepassing op de Abw.

Hieronder wordt per thema de maatregelen genoemd die van toepassing zijn op de Abw.

Kwaliteitsverbetering fraudebestrijding

• Kwaliteitsverbetering fraudebestrijding gemeenten

• Aanpak vermogensfraude/informatieplicht banken

• Kwaliteitsslag toezicht

• Toets fraudemaatregelen gemeenten uitvoering Abw

• Onderzoek meerwaarde deelverklaring M&O na accountantsonderzoek Verbetering (geautomatiseerd) gegevensverkeer

• Gegevensverkeer ten behoeve van fraudebestrijding bijstand Verbetering samenwerking

• Intensivering instrument Waarneming Ter Plaatse (WTP)

• Inrichting Westland Interventieteam (WIT) Bestrijding internationale fraude

• Inrichting Internationaal Schakelpunt (ISP)

• Controle op vermogen/inkomsten in het buitenland vanwege bijstands-verlening

16.2.2.2 Financieel belang

Het onderwerp «fraude bestrijding in de Abw» wordt toegelicht in het artikel 14.01 (Algemene bijstandswet). Voor 1999 zijn de uitgaven in het kader van de Abw geraamd op f 8451 miljoen. Hoe omvangrijker de geldstroom, des te groter – in potentie – de fraude. Bijna alle uitgaven in het kader van de Abw zijn fraudegevoelig.

In 1997 was het aantal opgespoorde fraudegevallen in de Abw 14 483.

Gerelateerd aan het totale uitkeringsbestand in 1997 komt dit neer op circa 3%. Het totale opgespoorde fraudebedrag was in 1997 f 152 miljoen (circa 1,5% van de uitkeringslasten in 1997). Het gemiddelde fraudebedrag per fraudegeval bedroeg voor 1997 f 10 500 (circa 10% meer dan 1996).

In de begroting 1999 is het volgende doel opgenomen voor de effec-tuering van het fraudeplan binnen de Abw:

«De maatregelen beschreven in de notitie inzake fraudebestrijding leiden binnen de Abw enerzijds tot hogere uitgaven (1999; f 40,7 mln1; 2002 f 33,7 mln) en anderzijds tot besparingen die oplopen van f 13,7 mln in 1997 naar f 160,1 mln in 2002».

16.2.2.3 Concreetheid en meetbaarheid doelstellingen

De genoemde doelstelling zoals opgenomen in de begroting is concreet en meetbaar. De doelstelling bevat bovendien zowel een lange termijn doel als jaardoelen. Er is echter geen uitsplitsing gemaakt van de uitgaven en opbrengsten per maatregel. In de doelstelling lijkt nu bovendien alleen rekening gehouden te zijn met de opbrengst van repressieve maatregelen.

Hoe meer echter preventief aan fraudebestrijding wordt gedaan, hoe lager de opbrengsten van repressieve maatregelen zullen zijn. De Kamer om-schrijft de doelstelling als het besparen van uitkeringen en het terugvor-deren van bijstand en het innen van boetes. Deze doelstelling kent een meetprobleem ten aanzien van de besparingen van de preventieve maatregelen en de bijdrage daarvan aan de taakstelling.

Daarnaast speelt het algemene probleem dat niet bekend is wat de omvang van het misbruik van de bijstand is en daarmee wat het poten-tieel te besparen bedrag is.

16.2.3 Gevraagde gegevens

16.2.3.1 Soort gegevens en afdekking beleidsveld

In de eerste paragraaf is de gevraagde informatie ten aanzien van de beleidsprioriteit «bestrijding fraude in de bijstand» weergegeven. In de onderstaande tabel is weergegeven wat de «aard» van de gevraagde informatie is.

Informatiebehoefte Aard gegevens

1. het aantal uitkeringen dat wordt bespaard; (doelbereiking) 2. het bedrag dat aan teruggevorderde bijstand en boetes

worden geïnd in relatie tot de opbrengst van 160 mln; (doelbereiking) 3. een uiteenzetting van de maatregelen waarmee de

besparing zal worden bereikt; (inzicht)

4. de opbrengsten die voor de afzonderlijke maatregelen

worden geraamd; middelen

5. de wijze waarop de realisatie van de raming gedurende

het jaar wordt bewaakt; (inzicht)

6. per maatregel het aantal opsporingen, vervolgingen, sancties, en de opbrengst van teruggevorderde

uitkerin-gen en boetes; volume/prestatie

7. de spreiding van de opbrengst over het land. volume/prestatie

Een deel van de door de Kamer gevraagde gegevens heeft betrekking op de doelstellingen of activiteiten. Het betreft hier geen prestaties.

De vragen van de Kamer zijn gericht op de opbrengst van de repressieve maatregelen. Hierbij geeft de Rekenkamer in overweging dat de op-brengst van preventieve maatregelen moeilijk zichtbaar te maken is en dat deze «opbrengst», de (mogelijke) opbrengst van de repressieve maatre-gelen negatief beïnvloedt.

1In de begroting 1999 is voor de handhaving en fraudebestrijding in de bijstand in het totaal f 65,4 miljoen geraamd, f 40,7 miljoen is geraamd voor de effectuering van het fraude-plan. Onduidelijk is aan wat voor activiteiten de andere f 24,7 miljoen worden besteed en wat de geraamde opbrengsten hiervoor zijn.

16.2.3.2 Haalbaarheid gevraagde gegevens

De maatregelen die vallen onder het thema «kwaliteitsverbetering fraudebestrijding» zijn moeilijk in opbrengsten uit te drukken. Concreti-sering en specificatie van maatregelen, doelen en uitgaven is daarvoor een eerste vereiste.

De door de Kamer gevraagde gegevens zijn voor een deel al in de financiële verantwoording opgenomen en zijn jaarlijks op te leveren. Of het mogelijk is om deze gegevens inclusief uitgaven voor de ABW per maatregel uit te splitsen, is voor de Rekenkamer op deze korte termijn niet na te gaan. Geconstateerd wordt dat de verantwoording 1997 meer gedetailleerde informatie bevat dan die van 1998.

Tijdigheid van de op te leveren informatie is een probleem. In de verantwoording van 1998 zijn nog geen gegevens over de in 1998 geconstateerde fraude opgenomen. Het Ministerie van SZW is voor de gevraagde informatie echter afhankelijk van gemeenten. De beoordeling van de betrouwbaarheid van de gegevens vallen onder de gemeentelijke accountantscontrole.

De vraag van de Tweede Kamer naar de spreiding van de opbrengst over het land (7) geeft vooral zinvolle informatie als bekend is wat de omvang van de totale fraude (per regio) is. De opgespoorde fraude zou dan afgezet kunnen worden tegen de totale gepleegde fraude. M.b.v. deze informatie zou het ook mogelijk zijn om het effect van preventieve maatregelen te meten. Om tot een schatting van de werkelijk gepleegde fraude te komen is echter sociaal wetenschappelijk onderzoek nodig.

Overigens zijn gegevens over de fraude-incidentie per regio wel mogelijk.

Dit kan gebruikt worden in het kader van monitoring.

16.2.4 Overzicht aandachtspunten

Onderstaande tabel geeft de belangrijkste aspecten van de analyse weer en vermeldt of er sprake is van een direct aandachtspunt. In de startnotitie is in de corresponderende paragraaf meer informatie over het aandachts-punt opgenomen en zijn eventueel aanbevelingen geformuleerd.

Aandachtspunten

Doelen/doelstellingen

Concreetheid/meetbaarheid X

Koppeling begrotingsartikelen o

Departementsoverstijgend nvt

Overige nvt

Gevraagde gegevens

Vraag betreft geen prestaties X

Afdekking beleidsveld X

Overige nvt

Aanwezigheid informatie

Jaarlijkse oplevering X

Afhankelijkheid derden X

Betrouwbaarheid nb

Aansluiting aanwezige kengetallen nb

Overige nvt

X aandachtspunt

o geen direct aandachtspunt

n.v.t. niet van toepassing

nb niet bekend

17 STARTNOTITIE VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

In document Ambitieus, maar haalbaar (pagina 107-111)