• No results found

Beleid Nederland

In document Masterscriptie Fiscale Economie (pagina 37-41)

3. Nationale/internationale aanpak

3.4. Beleid Nederland

Het huidige internationale fiscale beleid van Nederland wordt uitgedragen in de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 201188 en valt op te maken uit de verschillende reacties van met name de Staatssecretaris van Financiën, de heer Weekers, op de door de EU en de OESO gepubliceerde rapporten en vragen daaromtrent. Doordat Nederland lid is van zowel de EU als de OESO wordt het Nederlandse beleid betreffende

belastingontwijking en in het bijzonder hybride leningen beïnvloed door de

ontwikkelingen binnen de EU en de OESO zoals in paragraaf 3.2 en 3.3 beschreven. De Notitie uit 2011 is de meeste recente in een reeks van notities die sinds 1987 zijn verschenen. De voornaamste beleidsmatige uitgangspunten bij toekomstige

verdragsonderhandelingen worden besproken, het uitgangspunt is hierbij nog steeds het OESO-modelverdrag. Hoofddoel hierbij is het voorkomen van dubbele belasting en het voorkomen van het in strijd met de nationale wet ontgaan van belastingheffing. Dit wordt ingevuld door de focus op het naleven van verplichtingen door

belastingplichtigen, hierbij gecontroleerd door de overheid met behulp van internationale inlichtingenuitwisseling en door het gebruik van het fiscale verdragsstelsel om een aantrekkelijk fiscaal klimaat te behouden/creëren.

In de Notitie wordt specifiek aandacht besteed aan de kwalificatieverschillen door hybride entiteiten. ‘Nederland streeft er naar om bij de totstandkoming van

belastingverdragen en bij het behandelen van concrete kwesties in onderling

overlegprocedures oplossingen te zoeken voor dubbele heffing of dubbele vrijstelling die het gevolg kan zijn van kwalificatieverschillen ten aanzien van hybride

(rechts)vormen.’89 Door de complexiteit van de materie is in veel gevallen maatwerk noodzakelijk. In de Notitie wordt geen aandacht besteed aan hybride leningen. Dit is ook terug te zien in het wijzigingsprotocol inzake het belastingverdrag tussen Nederland en Noorwegen dat op 23 april 2013 door vertegenwoordigers van beide landen is ondertekend.90 Hierin is aangegeven dat de Staten-Generaal tot 9 oktober 2013 de stilzwijgende goedkeuring kan verhinderen.

88

Ministerie van Financiën (2011). Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011.

89 Ministerie van Financiën (2011). Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011, p. 36.

Voor zover bekend is dat niet gebeurd.91 In onderdeel V van het wijzigingsprotocol staat dat in onderling overleg bepaald wordt hoe dubbele belasting dan wel dubbele vrijstelling kan worden voorkomen indien voordelen worden verkregen door rechtspersonen die in één van de twee staten als transparant wordt aangemerkt.

Het gaat hier dus om het bestrijden van kwalificatieverschillen door hybride entiteiten. Op hybride mismatches veroorzaakt door hybride leningen wordt niet ingegaan in het wijzigingsprotocol.

Vervolgens heeft de Minister van Buitenlandse Zaken op 11 januari een BNC-fiche92 aangeboden aan de Tweede Kamer. Hierin wordt het standpunt van Nederland

weergegeven met betrekking tot het op 6 december 2012 gepubliceerde actieplan van de EU. Nederland is verheugd dat er aandacht wordt besteed aan de bestrijding van

belastingfraude en belastingontduiking. Zeker omdat dit gebeurt in de EU, alsmede met betrekking tot belastingverdragen met derde landen met als doel een gelijk

internationaal speelveld te creëren. Het voorkomen van dubbele niet-heffing past ook binnen het Nederlandse verdragsbeleid. Over de manier waarop, door een clausule op te nemen in bilaterale belastingverdragen, is Nederland niet enthousiast. Uit de tekst van de clausule blijkt niet welke vormen van belastingontwijking worden tegengegaan. Daarom is het onduidelijk op welke manier de clausule bijdraagt aan de oplossing van het probleem van dubbele niet-heffing. Nederland ziet geen toegevoegde waarde in de vorming van een platform voor ‘good tax governance’ aangezien binnen de EU en de OESO al genoeg van deze fora bestaan. Ook het voorstel om de Gedragscodegroep nieuw leven in te leven wordt door Nederland afgeschoten, omdat deze ongeschikt is voor het oplossen van problematiek waarbij twee lidstaten zijn betrokken, zoals bij hybride mismatches. Afspraken gemaakt door de Gedragscodegroep zijn niet juridisch afdwingbaar (soft law). Het oplossen van problemen zoals hybride mismatches moet gebeuren aan de hand van juridisch afdwingbare verplichtingen, zodat er wel een internationaal gelijk speelveld gecreëerd kan worden.

In de brief van 17 januari 201393 gaat de Staatssecretaris in op ontwikkelingen

betreffende de belastingheffing van internationale ondernemingen. In de brief geeft de Staatssecretaris aan dat grensoverschrijdende ondernemingen meer mogelijkheden hebben om de belastingdruk te verlagen dan ondernemingen die alleen in Nederland zijn gevestigd. Deze oneerlijke concurrentie is niet wenselijk, maar Nederland dient ook een aantrekkelijk vestigingsland voor grensoverschrijdende ondernemingen te blijven, dus moet gezorgd worden voor een juiste balans.

De Staatssecretaris geeft aan dat er een drietal tendensen zijn te ontdekken voor fiscale planningsmogelijkheden van internationale ondernemingen: winstallocatie in

jurisdicties met de laagste belastingdruk, inspelen op het gebrek aan harmonisatie van verschillende belastingsystemen en het gebruik van schakelvennootschappen.94

91 Vakstudie Nieuws, Protocol tot wijziging belastingverdrag met Noorwegen ter stilzwijgende goedkeuring naar Staten-Generaal, V-N 2013/51.11.

92 Ministerie van Buitenlandse Zaken (2013). Fiche 5: Mededeling actieplan en aanbevelingen belastingfraude en -ontwijking, DIE-BNC–011/13.

93 Kamerstukken II 2012-2013, 25 087, nr. 34.

Bij het inspelen op het gebrek aan harmonisatie van verschillende belastingsystemen wijst hij onder andere op het gebruik van hybride leningen. Dit is onder het geldende recht echter niet te bestrijden, omdat de grensoverschrijdende ondernemingen zich in beide landen aan de nationale wetgeving houden. De nationale wetgeving zorgt juist voor dit effect. Doordat het een probleem is waar meerdere landen bij zijn betrokken, kan Nederland het niet alleen oplossen.

Daarbij wil het ook niet alleen zelf maatregelen nemen en daardoor de internationale concurrentiepositie zien verslechteren. Nederland is wel bereid om het probleem van de hybride mismatches op te lossen, maar daarbij wordt duidelijk aangegeven dat dit door een internationale aanpak met multilaterale maatregelen dient te gebeuren.

Nederland steunt dan ook de initiatieven van de OESO en de EU op dit gebied. Daarbij zijn er twee aspecten belangrijk voor Nederland. Allereerst moeten de maatregelen bindend zijn voor de betrokken landen (hard law) en daarnaast dient er rekening te worden gehouden met de aard van de economie van de verschillende landen.

In de daarop volgende brieven95 wordt het hiervoor geschetste Nederlandse standpunt bevestigd. Er wordt aangedrongen op een internationale aanpak, waarbij het belangrijk is dat bij ‘de EU-initiatieven aansluiting wordt gezocht bij initiatieven die in het kader van het OESO-actieplan worden ontwikkeld. Verdergaande fiscale maatregelen van de EU die uitsluitend de leden van de EU binden, hebben als nadeel dat zij de

mogelijkheden tot belastingontwijking in structuren met derde landen niet oplossen en kunnen leiden tot een verslechtering van de concurrentiepositie van Europese

bedrijven.’96

3.5. Tussenconclusie

Zowel de EU, de OESO als de Nederlandse overheid zijn (vooral) de afgelopen jaren in actie gekomen tegen hybride mismatches door hybride leningen. De EU heeft hiervoor een consultatieronde gehouden, welke gevolgd is door een mededeling en een actieplan. Maatregelen moeten gerealiseerd worden door de verbetering van

informatie-uitwisseling, het invoeren van een algemene en specifieke misbruikregels en het aanpassen van EU-richtlijnen. Gebruik van linking-rules, zoals door de

Gedragscodegroep in 2010 aangedragen is hierbij een belangrijk hulpmiddel. De oplossing die voorgesteld wordt en effectief is, is de invoering van een CCCTB, maar het gaat zeker nog geruime tijd duren voordat de CCCTB wordt ingevoerd. De OESO legt in de verschillende rapporten meer de nadruk op hybride mismatches. Het Hybrid Mismatch Arrangements-rapport gaat hier specifiek over. In het rapport worden de negatieve gevolgen van hybride mismatches weergegeven en hiervoor wordt een viertal oplossingen gegeven. Hierbij wordt vooral ingezet op regelgeving die specifiek gericht is op kwalificatieconflicten. In het BEPS-rapport worden hybride mismatches benoemd als één van de key pressure areas. In het BEPS-actieplan wordt aangegeven dat dit bestreden moet worden door het aanpassen van het OECD-modelverdrag of door het opnemen van linking-rules in de verschillende nationale wetgevingen.

95 Kamerstukken I, 2012–13, 25 087, nr. D, en Kamerstukken I, 2012/13, 25 087, nr. E.

Een multilateraal verdrag zou hierbij kunnen helpen. Nederland steunt de initiatieven van de EU en de OESO. Het dringt daarbij aan op internationale aanpak van hybride mismatches door middel van hard law. Nederland wil niet alleen zelf maatregelen nemen, omdat het een internationaal probleem is en eigen initiatieven negatief zouden kunnen uitwerken voor de Nederlandse concurrentiepositie.

In document Masterscriptie Fiscale Economie (pagina 37-41)