• No results found

3. Controlled Foreign Company (CFC)

3.4 CFC inkomen

3.4.4. Belastingheffing van CFC inkomen

Nadat bepaald is welk inkomen in de heffingsgrondslag betrokken wordt, dienen lidstaten een keuze te maken hoe ze dit inkomen in de heffing gaan betrekken. Dit kan via twee manieren, namelijk via de transactional approach of via de entity approach.

Als een entiteit niet boven een bepaald bedrag of percentage aan CFC inkomen verdient, zal volgens de entity approach geen inkomen toegerekend worden als CFC inkomen. Bij de transactional approach daarentegen wordt gekeken naar het karakter van elke stroom van inkomen om te bepalen of deze stroom van inkomen toegerekend kan worden als CFC inkomen. Het verschil tussen deze twee bepalingen is dat bij de entity approach alles of niets van het inkomen in de heffing wordt betrokken afhankelijk van of het grootste deel toerekenbaar CFC inkomen is, terwijl bij de transactional approach een deel van het inkomen toch nog in de heffing kan worden betrokken ook al is het grootste deel van het inkomen geen

toerekenbaar CFC inkomen.124 Daarnaast vergt de transactional approach meer

administratieve werkzaamheden hetgeen leidt tot hogere kosten dan bij de entity approach. Deze approach is wel effectiever in het identificeren van CFC inkomen omdat elke

inkomstenstroom onderzocht wordt.125 In de praktijk gebruiken landen echter een combinatie

van deze methoden in hun wetgeving en overlappen de transactional approach en entity approach elkaar. Het gebruik van deze termen worden daarom meer gebruikt om de focus van de wetgeving te identificeren.126

3.5 Conclusie

Ondanks dat de herwaarderingsplicht van art. 13a Wet Vpb 1969 lijkt op CFC-regelgeving, is

het in Nederland onbekend terrein.127 CFC-regelgeving heeft twee doelen. Ten eerste beoogt

CFC-regelgeving winstverplaatsing en gronduitholling te bestrijden door de passieve

124 Fontana, IBFD 2006, p. 260. 125 OECD Final 2015, p. 51. 126 Dahlberg, p.39.

37 inkomsten van de laagbelaste dochtermaatschappij te belasten op het niveau van de

moedermaatschappij.128 Ten tweede heeft de CFC als doel om als afschrikmiddel voor

winstverplaatsing te fungeren en daarmee het gedrag van belastingplichtigen te veranderen

door het belastingontwijkingsmotief weg te nemen.129 Door passieve inkomsten te belasten en

de inkomsten uit reële bedrijfsactiviteiten niet in de heffing te betrekken probeert de CFC- regelgeving tevens een balans te bereiken tussen het belasten van buitenlands inkomen en het

handhaven van concurrentievermogen.130

Om een entiteit of vaste inrichting aan te merken als CFC, dient de entiteit te voldoen aan de twee voorwaarden genoemd in art. 7 lid 1 van de ATAD, namelijk de control test en de low- taxed test. De control test houdt in dat de belastingplichtige ten minste een belang van 50% dient te houden in de deelneming. Aan de low-taxed test is voldaan indien de deelneming onderworpen is aan een belasting naar de winst die significant lager is dan het statutaire tarief van de belastingplichtige zelf. Het bepalen of sprake is van een significant lager tarief kan geschieden aan de hand van een ‘case-by-case analysis’ of door het opstellen van een witte of zwarte lijst. Nederland heeft gekozen voor de ‘case-by-case analysis’, waarbij Nederland elke situatie aan de hand van een grondslagvergelijking kijkt wanneer sprake is van een significant lager tarief. Dit is volgens Nederland het geval wanneer de entiteit onderworpen is aan een tarief van minder dan 50% van het Nederlandse statutaire tarief.131

Om te voorkomen dat CFC-regelgeving zijn doel niet voorbij schiet en inkomsten uit reële bedrijfsactiviteiten treft, dient het CFC inkomen zorgvuldig gedefinieerd te worden. Dit

geschiedt aan de hand van een form-based of substance-based analyse.132 In de ATAD krijgen

de lidstaten de optie om of een mixed form en substance-based analyse te implementeren of een pure substance-based analyse. Bij een form-based analyse categoriseert een land bepaalde vormen van inkomen als CFC inkomen,133 terwijl een substance-based analyse kijkt naar

welke activiteiten de CFC uitvoert om te bepalen welk inkomen bestempeld moet worden als

128 OECD Discussion 2015, p. 8. 129 OECD Discussion 2015, p. 12. 130 OECD Discussion 2015, p. 9. 131 Kamerstukken II 2015/16, 34 418, nr. 15, p. 28; de Wilde, NTFR 2016, p. 3. 132 OECD Discussion 2015, p. 35. 133 OECD Discussion 2015, p. 35.

38

CFC inkomen.134 Bij de keuze voor een substance-based test dienen landen tevens te besluiten

of ze gebruik willen maken van een threshold test of een proportionate test. Een threshold test is een alles of niets test, waaraan voldaan is indien er aan een bepaalde mate van activiteit aanwezig is. De proportionate test daarentegen stelt dat gekeken moet worden naar de

verhouding tussen de activiteiten van de CFC en de hoeveelheid inkomen.135 Tot slot zullen

landen bij de implementatie van de CFC een keuze moeten maken tussen een transactional approach of een entity approach. Bij de entity approach wordt enkel CFC inkomen in de heffing van de moedermaatschappij betrokken indien het CFC inkomen boven een bepaald bedrag of percentage rijkt. De transactional approach focust zich op elke transactie en bepaalt

welk deel van de transactie tot het CFC inkomen behoort.136

Kortom, Nederland zal bij de implementatie van de CFC-regelgeving aan veel dingen moeten denken, maar volgens Wiebes heeft Nederland veel vrijheidsgraden om dit op een nette en goede manier te doen.137 Het belangrijkste bij de implementatie van de CFC-regelgeving is

zorgen dat deze zijn doel niet voorbij schiet en inkomen uit reële bedrijfsactiviteiten treft.

4. Toetsing