• No results found

Hoofdstuk 4 Mogelijkheden om belastingstelsel te verbeteren

4.3 Het belasten van de AB-houder in andere landen

4.3.1 Belasten van de AB-houder in Noorwegen

Noorwegen is een van de landen die het Scandinavisch model heeft ingevoerd. Dit model is een duaal inkomstenbelastingstelsel waarbij het inkomen van de AB-houder net als in Nederland gesplitst wordt in kapitaalinkomen en arbeidsinkomen. Bij het Scandinavisch model wordt als eerste het kapitaalinkomen fictief vastgesteld en het overige wordt als arbeidsinkomen aangemerkt. In Nederland gebeurt het tegenovergestelde, eerst wordt het arbeidsinkomsten vastgesteld aan de hand van de gebruikelijkloonregeling en hetgeen resteert is kapitaalinkomen. Het kapitaalinkomen wordt in Noorwegen net als in Nederland tegen een relatief lager tarief belast en het arbeidsinkomen wordt progressief belast tegen hogere tarieven. Hierdoor is het fiscaal aantrekkelijker om het kapitaalinkomen zo hoog mogelijk vast te stellen en het arbeidsinkomen zo laag mogelijk. Het kapitaalinkomen wordt belast met de Noorse vennootschapsbelasting en de AB-houder is pas belasting over het dividend

verschuldigd als het dividend wordt uitgekeerd. De Noorse vennootschappen zijn net als de Nederlandse vennootschappen niet verplicht om hun winst jaarlijks uit te keren aan de

aandeelhouders, waardoor de Noorse AB-houder ook deze mogelijkheid heeft om belastingheffing uit te stellen.89

In Noorwegen is in 2006 ingevoerd dat een reële dividenduitkering wordt belast met inkomstenbelasting bij de ontvanger van het dividend. De winst die overblijft nadat de Noorse vennootschapsbelasting is betaald, kan als dividend uitgekeerd worden. De berekening van de belastingheffing op het dividend gaat als volgt. Allereerst wordt het risicovrije rendement op aandelen berekend. Het risicovrije rendement is gelijk aan de kostprijs van de aandelen vermenigvuldigd met de rente op staatsobligaties met een looptijd van drie maanden

vermeerderd met een opslag van 0,5%.90 In 2019 bedroeg het risicovrije rendement 1,3% van de kostprijs van de aandelen.91 Het dividend dat wordt uitgekeerd wordt verminderd met het risicovrije rendement van het huidige jaar en met het risicovrije rendement van voorgaande jaren dat nog niet is verrekend met een dividenduitkering. Vervolgens wordt dit bedrag vermenigvuldigd met de bijstellingsfactor, die in 2019 1,44 bedroeg. De uitkomst van deze berekening wordt vervolgens belast tegen een tarief van 22% Noorse inkomstenbelasting.92

Stel de kostprijs van een pakket aandelen is € 300.000. De vennootschap keert een bedrag van € 50.000 aan dividend uit. Het risicovrije rendement over 2019, dat is vrijgesteld van belastingheffing, bedraagt € 3.900. Het dividend minus het risicovrije rendement bedraagt € 46.100. Dit bedrag wordt vermenigvuldigd met 1,44 waardoor een bedrag van € 66.384 wordt belast tegen een tarief van 22%. De belasting bedraagt derhalve € 14.604. Het effectieve tarief over de dividenduitkering van € 50.000 is gelijk aan 29,2%. Indien de vennootschap jaarlijks dividend gelijk aan het risicovrije rendement uitkeert aan de AB- houder, is de AB-houder geen belastingheffing verschuldigd over het dividend.

In Nederland bestaat geen vrijstelling voor een deel van het dividend, maar is de volledige dividenduitkering belast tegen 15% dividendbelasting en vervolgens tegen 26,25% in box II van de inkomstenbelasting, waarbij de dividendbelasting als voorheffing in

aanmerking wordt genomen.93 Over een dividenduitkering van € 50.000 is de AB-houder in Nederland derhalve een bedrag van € 13.125 aan belasting verschuldigd.

Nadat in Noorwegen is ingevoerd dat een dividenduitkering belast is, nam het bedrag aan leningen bij de eigen vennootschap fors toe. Om het uitstellen van belastingheffing tegen te gaan is derhalve in 2016 een regeling ingevoerd die tot gevolg heeft dat een lening bij de 89 Kamerbrief 2020-0000094149, bijlage 5 p. 41 90 Kamerbrief 2020-0000094149, bijlage 5 p. 46 91 Cnossen en Jacobs 2019, p. 34 92 Kamerbrief 2020-0000094149, bijlage 5 p. 46 93 Artikel 5 Wet DB 1965

eigen vennootschap ten bedrage van € 10.000 of meer voor fiscale redenen wordt aangemerkt als dividenduitkering.94 Deze dividenduitkering wordt net als een werkelijke

dividenduitkering behandeld. Civielrechtelijk blijft de lening wel bestaan, waardoor de AB- houder nog steeds kan aflossen op de lening. Aangezien fiscaal geen lening meer bestaat, wordt de aflossing als kapitaalstorting verwerkt. Ook een lening van een echtgenoot of een persoon die door de bloedband of het huwelijk aan de AB-houder is verbonden, wordt aangemerkt als dividenduitkering aan de AB-houder.95

Men kan meerdere verschillen tussen het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap en het deel van het Noorse belastingstelsel dat ziet op leningen bij de eigen vennootschap, onderscheiden. Een van deze verschillen is dat in Noorwegen een lening tot € 10.000 niet als dividenduitkering wordt aangemerkt en de AB-houder geen

inkomstenbelasting verschuldigd is over deze lening. In Nederland is een bedrag van

€ 500.000 en de eigenwoninglening vrijgesteld. Daarnaast is in Noorwegen fiscaal sprake van een daadwerkelijke dividenduitkering, wat tot gevolg heeft dat de lening fiscaal niet meer bestaat. In Nederland wordt enkel een fictief voordeel in aanmerking genomen, waardoor ook op de fiscale balans nog een lening staat. De AB-houder is fiscaal nog steeds rente

verschuldigd over het de schuld en hij kan de waarde van de schuld opnemen in box III van de inkomstenbelasting. De AB-houder moet de schuld nog steeds aflossen.

Het is de vraag of het Noorse belastingstelsel met betrekking tot het lenen bij de eigen vennootschap een uitkomst biedt voor de vier problemen die in paragraaf 4.1 zijn genoemd. Ook in Noorwegen hoeft de vennootschap de winst na belasting niet jaarlijks uit te keren. Het probleem met betrekking tot het uitstellen van belastingheffing door geen dividend uit te keren wordt dus niet opgelost door het Noorse belastingstelsel.

Het tweede probleem, de mogelijkheid op dubbele heffing en het rentenadeel dat de AB-houder loopt als hij aflost op de lening vanuit het privévermogen, wordt deels opgelost door het Noorse stelsel. Fiscaal wordt geen fictieve maar een daadwerkelijke

dividenduitkering in aanmerking genomen. Civielrechtelijk blijft de lening wel bestaan, waardoor ook de aflossingseis nog bestaat. De aflossing wordt aangemerkt als kapitaalstoring en het kapitaal van de vennootschap kan onbelast worden terugbetaald aan de AB-houder. De AB-houder kan dus niet geconfronteerd worden met dubbele belastingheffing als hij de schuld aflost vanuit het privévermogen. Het rentenadeel wijzigt niet onder het Noorse stelsel. Het

94 Kamerbrief 2020-0000094149, bijlage 5 p. 48

95 Norway – Corporate Taxation 6.1. Shareholders, geraadpleegd op: https://research-ibfd-

deel van de lening dat wordt afgelost, wordt fiscaal als kapitaalstorting aangemerkt, waardoor de vennootschap weer over het geld kan beschikken en niet de AB-houder. De AB-houder heeft wel reeds belasting betaald over het deel van de lening waar hij niet meer over kan beschikken. De AB-houder ondervindt dit rentenadeel totdat hij het kapitaal terug ontvangt van de vennootschap.

Het derde probleem, het belasten van de AB-houder voor een voordeel dat hij niet zelf geniet, wordt niet opgelost door het Noorse stelsel. Ook in Noorwegen worden leningen van verbonden personen betrokken in de belastingheffing bij de AB-houder in plaats van bij de verbonden persoon zelf. Het Noorse stelsel verschilt op dit punt niet van het wetsvoorstel.

Het laatste probleem dat in paragraaf 4.1 is genoemd, wordt wel door het Noorse stelsel opgelost. Alle leningen van de AB-houder aan de eigen vennootschap die meer dan € 10.000 bedragen, worden belast met inkomstenbelasting. Enkel de leningen die niet meer dan € 10.000 bedragen worden niet meegenomen.

In deze scriptie houd ik mij afzijdig van de verschillende mogelijkheden om dividend te belasten. De verschillen tussen het Noorse belastingstelsel en het Nederlandse

belastingstelsel met betrekking tot het belasten van dividend worden derhalve niet toegelicht. Al met al heeft het Noorse belastingstelsel tot gevolg dat het verschil in fiscale

behandeling van de IB-ondernemer en de AB-houder kleiner wordt. De invloed van het Noorse stelsel op dit verschil is groter dan de invloed van het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap, omdat een groter aantal AB-houders wordt getroffen door het Noorse stelsel dan door het wetsvoorstel en tevens geen kans op dubbele heffing bestaat. Het Noorse stelsel is naar mijn menig dus een effectievere manier dan het huidige wetsvoorstel om het verschil in fiscale behandeling van de IB-ondernemer en de AB-houder op te heffen. Echter het Noorse stelsel heeft niet tot gevolg dat verschil tot het minimum wordt beperkt, omdat de AB-houder nog steeds een rentenadeel kan hebben als hij aflost op de lening vanuit

privévermogen en hij ook belast wordt voor een voordeel dat hij niet zelf geniet als zijn verbonden personen lenen bij de vennootschap.