• No results found

Belangrijkste algemene knelpunten

3 UITWERKING DOELEN3.1 Inleiding

3.3 Belangrijkste algemene knelpunten

In Kennemerland-Zuid is door jarenlang gericht beheer en onderhoud een waardevol en divers duingebied in stand gehouden, ook waar het de Natura 2000-doelen betreft. Om de Natura 2000-doelen volledig te realiseren en om een duurzaam en stabiel ecologisch systeem te creëren, is in kaart gebracht welke knelpunten er nog zijn en welke perspectieven er zijn om deze doelen te behalen.

In paragraaf 3.5 worden de knelpunten en perspectieven per habitattype en -soort benoemd. Hieronder worden eerste de algemene knelpunten voor Kennemerland-Zuid besproken.

Verandering van gradiënt door grootschalig kustbeheer

Door de hoge en gesloten dijkvormige zeereep kunnen karakteristieke duinvormingsprocessen vanaf het strand, zoals de vorming van mobiele duinen, niet meer plaatsvinden. Door ingrijpen in de kustprocessen ten behoeve van de veiligheid of economische ontwikkelingen kan het kusttype veranderen, bijvoorbeeld van een aangroei- naar een afslagkust of omgekeerd. Hierdoor is de natuurlijke gradiënt van hoog-dynamisch naar laag-dynamisch westwaarts verschoven en is dit ten koste gegaan van de hoog dynamische habitattypen.

Ingrepen in de geomorfologie

Vastlegging van verstuivende delen in zeereep, zeeduin en middenduin heeft tot in het recente verleden gezorgd voor verminderde dynamiek en daarmee voor verminderde overpoedering van (kalkrijk) zand, wat vooral nadelig is voor pioniervegetaties. Ook de invloed van zoutspray, die een successie-remmende werking heeft, is afgenomen. Verder heeft het vastleggen door grootschalige bosaanplant in de vorige eeuw geleid tot het verlies van kenmerkende klimatologische omstandigheden in de binnenduinrand.

Ontbreken van natuurlijke, hydrologische gradiënten door verdamping en (grond)wateronttrekking

Kennemerland-Zuid heeft te maken met verdroging ten opzichte van een volledig natuurlijke situatie. Oorzaken hiervoor zijn de waterwinning in de Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD), ontwatering en peilverlaging aan de duinrand, de aanwezigheid van de diepe Haarlemmermeerpolder, en verandering van vegetatie (toegenomen

verdamping) in het duingebied door onder andere naaldbossen. Vanwege deze verdroging is bij de Natura 2000-doelen uitbreiding opgenomen van vochtige habitattypen, zoals Vochtige duinvalleien, voor zover passend binnen de waterwinfunctie.

Stikstofdepositie en verzuring

Stikstofdepositie leidt tot versnelde vastlegging van kaal zand, versnelde ontkalking van de bodem, versnelde successie, vergrassing en verstruweling van duingraslanden (onder andere door Amerikaanse vogelkers; zie ook hieronder bij het knelpunt ‘invasieve en gebiedsvreemde soorten’). Op onderstaande luchtfoto’s van de situatie in 1987 en 2003 is te zien hoe in 16 jaar tijd het kale zand (wit/grijze delen) nagenoeg geheel begroeid is geraakt (groenig en rood).

Voor Kennemerland-Zuid is in het kader van het Programma Aanpak Stikstof (PAS, zie paragraaf 1.7) een gebieds- analyse opgesteld (zie bijlage 3.6). In de gebiedsanalyse is voor de habitattypen en -soorten die gevoelig zijn voor stik- stofdepositie, aangegeven of de kritische depositiewaarde (KDW) voor het betreffende habitattype wordt overschreden. De knelpunten zijn benoemd en er worden maatregelen voor behoud en herstel voorgesteld.

De meeste habitattypen in Kennemerland-Zuid zijn gevoelig voor stikstof. Het gaat om: H2120 (Witte duinen), H2130A (Grijze duinen, kalkrijk), H2130B (Grijze duinen, kalkarm), H2130C (Grijze duinen, heischraal), H2150 (Duinheiden met struikhei), H2180A (Duinbossen, droog), H2180B (Duinbossen, vochtig), H2180C (Duinbossen, binnenduinrand), H2190A (Vochtige duinvalleien, open water), H2190B (Vochtige duinvalleien, kalkrijk) en H2190C (Vochtige duin- valleien, ontkalkt). Een deel van het leefgebied van de Nauwe korfslak (H1014) is gevoelig voor stikstof. Ook de Groenknolorchis (H1903) is gevoelig voor stikstof.

Invasieve en gebiedsvreemde soorten

In Kennemerland-Zuid komt een aantal gebiedsvreemde soorten voor, waaronder exoten, met een invasief karakter. Deze invasieve soorten kunnen in korte tijd grote oppervlaktes innemen en daardoor de Natura 2000-habitattypen en de bijbehorende biodiversiteit bedreigen. Zo is de Amerikaanse vogelkers een groot probleem in veel gebieden. De zaden worden door vogels en zoogdieren verspreid. De afstanden van verspreiding kunnen groot zijn, maar ook sterk variëren. De belangrijkste invasieve en gebiedsvreemde soorten die Natura 2000-doelen in Kennemerland-Zuid bedreigen en waarvoor bestrijding haalbaar is, zijn opgenomen in tabel 3.5.

Tabel 3.5 Invasieve en gebiedsvreemde soorten in Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid

Nederlandse naam Latijnse naam

Amerikaanse vogelkers Prunus serotina

Rimpelroos Rosa rugosa

Dwergmispel spp. Cotoneaster spp.

Mahonie Berberis aquifolium. Synoniem Mahonia aquifolium

Populieren*, zwarte den

Gewone esdoorn Acer pseudoplantanus

Sneeuwbes Symphoricarpos albus

Robinia Robinia pseudoacacia

Hemelboom Ailanthus altissima

Reuzenberenklauw Heracleum mantegazzianum

Duizendknoop spp. Fallopia spp.

Reuzenbalsemien Impatiens glandulifera

Doornappel Datura stramonium

Watercrassula Crassula helmsii

Alsemambrosia Ambrosia artemissifolia

*Qua populierensoorten worden onder andere bedoeld: Populus alba (Witte abeel), Populus balsamifera (Ontariopopulier), Populus canadensis (Canadapopulier), Populus nigra (Zwarte populier), en Populus x canescens (Grauwe abeel).

** Gewone esdoorn is in sommige habitattypen gebiedsvreemd.

Deze invasieve en gebiedsvreemde soorten zullen bij het nastreven van Natura 2000-doelen een belangrijk richtpunt zijn bij de beheermaatregelen. Bij andere al aanwezige of nieuw verschijnende exoten zal een voortdurende vinger aan de pols worden gehouden. Ondanks veel maatregelen door de terreinbeheerders in de afgelopen jaren, is dit knelpunt nog niet opgelost.

Ook aangeplante naaldbossen zijn vreemd aan het duingebied en zorgen voor verdroging en vastlegging. Daardoor kunnen habitattypen zoals Grijze duinen en Vochtige duinvalleien zich hier niet ontwikkelen.

Invasieve soorten, die buiten het Natura 2000-gebied voorkomen, verspreiden zich ook naar binnen het gebied en vormen daarmee eveneens een knelpunt voor verschillende habitattypen. Het zaad wordt door wind en vogels naar het gebied gebracht. Dit wordt ‘externe werking’ genoemd.

Overbegrazing door Damherten

Overbegrazing door Damherten komt nu nog vooral voor in de AWD. Maar ook in het NP nemen de aantallen Dam- herten sterk toe en kan een positief effect van begrazing omslaan in een negatief effect zoals in de AWD. Ten behoeve van het ‘Faunabeheerplan Damherten in het Noord- en Zuid-Hollandse duingebied 2016-2020’ (Faunabeheereenheid, 2015) zijn in 2015 diverse onderzoeken gedaan naar de effecten van begrazing door Damherten op de vanuit Natura 2000 beschermde habitattypen. De conclusie is dat overbegrazing door Damherten een negatief effect heeft op de kwaliteit van de meeste habitattypen. Het leidt tot een achteruitgang van de soortenrijkdom in zowel kruidenrijke vegetaties als boshabitat, en het belemmert bosverjonging.