• No results found

A1014 Nauwe korfslak

3 UITWERKING DOELEN3.1 Inleiding

3.4 Natura 2000-doelen per habitattype en soort

3.4.16 A1014 Nauwe korfslak

Beschrijving

De Nauwe korfslak wordt aangetroffen op vochtige, doorgaans laaggelegen plaatsen, vooral in de overgang van een matig droog naar een natter milieu. Bij uitzondering worden populaties gevonden op drogere plaatsen, zoals in hoge duinen. De Nauwe korfslak houdt zich op in het strooisel onder de begroeiing. Het strooisel van Populier en Meidoorn is geliefd, maar in een kalkrijke omgeving is een binding met specifieke struiken en bomen minder duidelijk. De Nauwe korfslak voedt zich met schimmels in en op afgestorven plantaardig en dierlijk materiaal.

Ecologische vereisten

Voor de Nauwe korfslak zijn met name de aanwezigheid van een kalkhoudende bodem, een bepaalde vochtigheids- graad, bladstrooisel en struweelvegetatie van belang. Geschikt strooisel is met name dat van populierachtigen, Meidoorn, Liguster en Duindoorn. De soort kan ook worden aangetroffen op boomstronken en op de voet van boom- stammen, vooral waar het licht en warm is. Onder en nabij naaldbomen en Eiken is de Nauwe korfslak weinig of niet aanwezig vanwege het zure strooisel.

Actueel voorkomen

De Nauwe korfslak komt met name voor in de kalkrijke duinen. In Kennemerland-Zuid is de Nauwe korfslak op verschillende locaties aangetroffen, vaak in hoge dichtheden. De grootste aantallen zijn aangetroffen in de AWD (voornamelijk in populierenbossen en duindoornstruweel). Figuur 3.16 geeft een indicatie van waar de Nauwe korfslak voorkomt in

Kennemerland-Zuid.

Figuur 3.16 Voorkomen Nauwe korfslak in Kennemerland-Zuid

Bron: Stichting Anemoon

Aanwezig

Niet aangetroffen of onbekend Vermoedelijk achteruitgegaan, onvoldoende gegevens

Trend

De verspreiding van de soort is onvolledig bekend, omdat hij moeilijk is waar te nemen. Daardoor is de trend in het voorkomen lastig vast te stellen. Landelijk neemt het voorkomen van de soort af. Als gevolg van uitbreiding van Amerikaanse vogelkers, het verwijderen van Ratelpopulier en Abeel is het verspreidingsgebied in Kennemerland-Zuid mogelijk afgenomen, maar het vergt monitoring om hier onderbouwde uitspraken over te doen.

Knelpunten

Het voornaamste knelpunt is dat niet goed bekend is waar de Nauwe korfslak in het gebied voorkomt, omdat er nog geen monitoring plaatsvindt. Daarom ook geeft figuur 3.16 alleen een zeer grove indicatie. Ook is niet bekend wat de effecten zijn van beheermaatregelen op de rekolonisatie van de Nauwe korfslak. Het leefgebied van de Nauwe korfslak ligt ten dele binnen het stikstofgevoelige habitattype Vochtige duinvalleien (kalkrijk). Van de PAS-maatregelen (zie paragraaf 4.3.2 en bijlage 3.6) voor dit habitattype profiteert ook de Nauwe korfslak.

3.4.17 A1318 Meervleermuis

Beschrijving

Kennemerland-Zuid is aangewezen voor de Meervleermuis als winterverblijf. De Meervleermuis houdt zijn winterslaap in de bunkers in het gebied. Tijdens de winterslaap komt hij soms buiten om in de buurt van de bunkers te foerageren. Daarnaast heeft de Meervleermuis vaste aanvliegroutes naar de winterverblijven. Buiten de winterperiode verblijft de Meervleermuis buiten Kennemerland-Zuid.

In de zomerperiode vliegt de Meervleermuis na zonsondergang uit, waarbij afstanden tot zo’n 10 kilometer worden overbrugd. Tijdens de vlucht worden houtwallen, waterwegen en andere structuren in het landschap gevolgd. Het foerageren gebeurt boven open water, zoals kanalen, vaarten, plassen en meren. Het dier vliegt met hoge snelheid laag over het water, waarbij insecten met de poten vanaf het water worden ‘geschept’. Kraamkolonies van de soort bevinden zich in diverse typen gebouwen in de nabijheid van waterrijke gebieden. De kraamkolonies variëren in grootte van enkele tientallen tot enkele honderden dieren. De mannetjes leven in de kraamtijd solitair of in kleine groepjes. Na de kraamperiode vindt vanaf augustus de paring plaats in paargebieden die de mannetjes hebben ingenomen. Ook in wintergebieden wordt gepaard. Voor de trek naar overwinteringsgebieden legt de Meervleermuis soms lange afstanden af, tot meer dan 300 kilometer.

Ecologische vereisten

De soort foerageert in waterrijke gebieden en kraamkolonies worden gevestigd in diverse typen gebouwen zoals kerken, boerderijen, woonhuizen en bunkers. De soort overwintert in Kennemerland-Zuid in bunkers en heeft daarbij volledige rust nodig.

Actueel voorkomen

Kennemerland-Zuid vormt een belangrijk winterverblijf. Voor overwintering van de Meervleermuis zijn oude bunkers in het gebied van groot belang, zoals in Duin & Kruidberg, Midden Herenduin, de AWD en bij Antennepark Nora (zie figuur 3.17). In het gebied zijn geen kraamkolonies aanwezig.

Figuur 3.17 Overwinteringsgebied Meervleermuis Kennemerland-Zuid Trend

De aantallen Meervleermuizen zijn weergegeven in tabel 3.6. Omdat niet steeds in hetzelfde aantal bunkers waarneming is gedaan, is een trend niet aan te geven.

Tabel 3.6 Aantallen overwinterende Meervleermuizen in Kennemerland-Zuid

Seizoen 04/05 05/06 06/07 07/08 08/09 09/10 10/11 11/12 12/13 13/14 14/15 Aantal getelde objecten 39 41 54 50 45 47 44 45 47 10 55 Aantal Meervleermuizen 28 24 31 32 54 42 46 32 43 6 19 Knelpunten

De Meervleermuis gebruikt de in het gebied aanwezige bunkers als overwinteringsplek. Inbreken door mensen kan tot ernstige verstoring leiden. De terreinbeheerders hebben daarom een aantal bunkers afgesloten met uitzondering van een smalle invliegopening. Ook verstoring door licht en geluid van de migratieroutes en de vliegroutes rond de bunkers, kan een knelpunt vormen. Het is niet bekend hoe deze migratieroutes lopen en tot waar vliegroutes rond de bunkers zich uitstrekken.

3.4.18 A1903 Groenknolorchis

Beschrijving

Groenknolorchis wordt het meest aangetroffen in trilvenen en duinvalleien. In duinvalleien bestaat de grond uit min of meer humeus, kalkhoudend zand; incidenteel (tijdens stormvloeden) kunnen de standplaatsen met zout water overspoeld raken. ‘s Winters staan de groeiplaatsen vaak ondiep onder water. Uit recent onderzoek blijkt dat groei- plaatsen overwegend maar een korte periode geschikt zijn, zodat het van belang is dat er voortdurend nieuwe plekken ontstaan, waar de plant zich kan vestigen.

Meervleermuis

Bron: Zoogdierenvereniging

Legenda

Ecologische vereisten

Groenknolorchis wordt aangetroffen in natte en voedselarme duinvalleien (habitattype H2190C Vochtige duinvalleien (ontkalkt)), waar de bodem onder invloed staat van basenrijk grondwater. Behoud van goede waterkwaliteit (gebufferd, mesotroof water) en het voeren van een regelmatig maaibeheer om standplaatsen open te houden zijn essentieel voor de soort. Om de soort permanent in het gebied te behouden, dienen er steeds verschillende, met name jonge en niet verzuurde, successiestadia aanwezig te zijn, waar de soort kan kiemen.

Actueel voorkomen

Groenknolorchis is gebonden aan Vochtige duinvalleien (kalkrijk, H2190B) en is momenteel zeldzaam. De populatie in Kennemerland-Zuid is stabiel. De soort heeft zich recent gevestigd op het Kennemerstrand en komt inmiddels met honderden individuen voor, in deze omgeving liggen dan ook de meeste kansen. In de AWD werd Groenknolorchis slechts incidenteel waargenomen (zie figuur 3.18).

Figuur 3.18 Voorkomen Groenknolorchis Kennemerland-Zuid Trend

In de Nederlandse duinen is de soort sterk achteruit gegaan. De populatie in Kennemerland-Zuid is klein en instabiel. In 2003 was de laatste waarneming in de AWD, hij komt hier nu niet meer voor.

Knelpunten

In Nederland zijn veel groeiplaatsen verdwenen als gevolg van successie. Verruiging en struweelvorming vormen daarom een groot knelpunt, mede onder invloed van overschrijding van de kritische depositiewaarden van stikstof.

Bron: Atlas van de Noord-Hollandse Flora

Laatste waarneming 2003 2010 2012 2013 2014 2015