• No results found

4. Onderzoekplicht: blijven oriënteren op risico’s en gevaren op de werkvloer.

1.2 Bekend zijn met de Risico’s (RI&E’s)

Kennis over de risico’s van CARC en chroom-6 was in de eerste jaren van de POMS-sites niet aanwezig bij management of medewerkers. In de loop van de jaren 90 werd de systematiek van de Risico

Inventarisatie & Evaluatie geleidelijk ingevoerd. In 1995 (doc 155) constateerde de Inspectie SZW dat de POMS Vriezenveen in gebreke

was gebleven. Zo ontbraken een schriftelijke RI&E, een Plan van Aanpak, een registratie gevaarlijke stoffen en een aanvullende registratie kankerverwekkende stoffen.

Vanaf 1995 is onder druk van de Inspectie SZW een begin gemaakt met een systematische RI&E. In 2000 is dit officieel in de NL-POMS-

organisatie ingevoerd, maar gedetailleerde kennis over chroom-6- blootstelling was niet aanwezig.

Op basis van Documentanalyse (DA)

In 2000 werden in overleg met de Medezeggenschapscommissies (MC) en de werkgroep RI&E door de manager NL-POMS de volgende opdracht en doelstellingen vastgelegd:

‘OPDRACHT: Het verrichten van een RI&E, waardoor een compleet beeld ontstaat van de arbeidsomstandigheden binnen de NL-POMS. Op basis van de bevindingen wordt een jaarplan opgesteld, inclusief een planning wanneer voorgestelde verbeteringen zijn respectievelijk worden

doorgevoerd. Uitvoering en realisatie van verbeteringsvoorstellen zijn in de praktijk ook mede afhankelijk van de beschikbaarheid van de

vereiste financiële middelen. Het verbeteren van arbeidsomstandigheden is een continue proces. Rekening houdend met deze cyclus moeten de volgende activiteiten worden opgestart en documenten worden

gemaakt: maken van een schriftelijk overzicht van alle gevaren die op de POMS-locaties (kunnen) optreden op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn, het beoordelen van de risico’s die de gevaren met zich meebrengen en het rangschikken van de ernst van de risico’s.’ Op de vraag of de chromaatproblematiek in de RI&E (voldoende)

behandeld of anderszins goed in kaart werd gebracht, wordt ingegaan in de conclusie van het rapport van 28 september 1999:

a. De concentratie chroom-6 in het straalgrit dat in de straalcabine op de vloer ligt, overschrijdt de richtwaarden, opgesteld door TNO Bouw;

b. De concentratie chroom-6 op de vloeren bij de Preservering lokaal, om net geschuurde voertuigen, overschrijdt de door TNO Bouw opgestelde richtwaarde, waardoor door opwerveling de concentratie in de lucht te hoog zal zijn en de medewerkers ook na werkzaamheden kunnen worden blootgesteld aan chroom-6. Bij machinale schuurwerkzaamheden komen te hoge

concentraties chroom-6 vrij. Omdat degelijke verspanende werkzaamheden niet gecompartimenteerd zijn, zullen deze concentraties chroom-6 zich in de werkruimte verspreiden en kunnen medewerkers die in dezelfde ruimte werkzaam zijn, worden blootgesteld;

c. Werkzaamheden waarbij chroom-6 kan vrijkomen, mogen niet meer worden uitgevoerd in de huidige werkplaatsen. De

werkruimten en ventilatiesystemen voldoen niet aan de eisen die op grond van het werken met kankerververkende stoffen gelden; d. Het ventilatiesysteem bij de afdeling Preservering, dat is

gebaseerd op recirculatie, voldoet niet aan de eisen en is mogelijk verontreinigd met chroom-6, waardoor schijnbaar schone lucht de werkruimte in wordt geblazen terwijl deze vervuild kan zijn met onder andere chroom-6.

Op basis van de Aanvullende Analyses (AA) Medewerkers:

Gezondheidsrisico’s: ‘We wisten het toen niet. We hadden wel een vermoeden. We hebben herhaaldelijk aan de leiding gevraagd van: klopt het allemaal wel? De leiding zei altijd: er is hier niets aan de hand. Als er wat aan de hand zou zijn, gaan we dat meten voordat jullie ermee gaan werken. En als we dat meten, dan is alles ver onder de waarden die wettelijk zijn toegestaan.’

‘We hebben tegen elkaar gezegd: er klopt iets niet, we zijn ergens aan blootgesteld. Eén raar voorbeeld: de hele wereld was bang voor Sadam Hoessein met zijn gifstoffen. In die M1-tank zat NBC (Nucleair Biologisch en Chemisch reinigingssysteem). De filters die erin zaten, waren groter dan een emmer en heel dik. Die moesten worden verschoond of

vervangen als die dingen uit het Golfgebied kwamen. Die filters haalden we gewoon in ons uniform eruit, zonder gelaatsmasker. Die filters moesten we dan 3, 4 maal in plastic verpakken. Dan gingen ze in houten kisten en ging er bandstaaf overheen. Dan werden ze opgestuurd om vernietigd te worden. Als wij dan zeiden, van: ja, moeten we iets op? Nee jongens, dat is allemaal niks.’

‘We wisten wel, als een luchtslang knapte, dan was het hoesten, puffen, want dan zat alles onder het stof. Die stof ademde je in, kwam in je neus en oren. Als ik ’s avonds thuiskwam en zo iets was gebeurd, of ik had in zo’n voertuig gewerkt, dan zei mijn vrouw: ‘Golf jongen? Je stinkt. Ga gauw het bad in.’ Punt 1, we wisten het niet. Punt 2, als we het vroegen dan was het niet nodig.’

‘We zijn helemaal niet geïnformeerd. Het woord chroom-6 is nooit gevallen.’

‘Vanaf 1985 tot ongeveer 1990 was mij niets bekend over de gevaren van de stoffen waarmee ik heb gewerkt. En voor mijn gevoel ook niet bij de toenmalige leiding. Wij vonden het normaal om afvalstoffen gewoon weg te gooien in de containers, daarna begon het een beetje op te komen dat afvalstoffen gescheiden moeten worden.’

‘We hebben summiere voorlichting gehad: het is gevaarlijke verf, pas op, mondkapje op. Maar er is nooit gezegd dat het chroomhoudende verf was.’

Adviseurs:

‘We kenden chroom-6 niet, er werd gesproken over strontiumchromaat. Ik heb nog een vergaderstuk in huis, waarin vanuit de supervisors werd besproken: wat zijn strontiumchromaten?’

‘Ja, ik was goed op de hoogte vanuit mijn veiligheidsfunctie. Ik ben zelfs nog naar Dongen geweest en naar Volkel om te kijken hoe ze er

daarmee met chroom-6 werkten, met F16’s. Om die systemen over te nemen en toe te passen.’

‘Ik ben als kwaliteitsinspecteur door die spuitwerkplaatsen gelopen, daar waren jongens met maskers op die misschien helemaal niet voldeden en ik stond erbij te kijken, zonder masker. Als ik geweten had, of degene die aan het spuiten was had geweten dat daar chroom-6 in zit, en gewaarschuwd had, maak snel dat je wegkomt, je hebt geen masker op en dat is levensgevaarlijk, er zit die troep in, dan had ik me er tegen kunnen beschermen. Nee, je liep daar gewoon rond, had grit in je handen, de CARC-verf was nog niet opgedroogd die bleef aan je vingers en aan je kleren plakken. De uitlaten werden vaak meegespoten met

CARC, dat mocht niet. Dan ging je een proefrit maken, die dampen ademende je in. Je wist niet dat het gevaarlijk was.’

‘Voor het maken van Veiligheidsbladen gebruikten we de GBV-

methodiek. Gezond boerenverstand. We hadden eigenlijk helemaal niet zoveel contact met de reguliere Landmacht. We waren gewoon een NATO-organisatie en heel veel dingen werden gewoon hier zelf gedaan. We hadden de kapstok van Landmacht, maar onze salarissen werden indirect betaald door de United States Army – we waren wel

rijksambtenaar, om het simpel te houden. En om het nog makkelijker te maken: dit complex was Nederlands grondgebied, de gebouwen waren van de NAVO en alles wat erin stond was Amerikaans.’