• No results found

Wat is er bekend over de ontwikkeling van de Oude Rijnmonding in haar eindfase?

In document Mollusken modderen maar wat aan. (pagina 79-83)

Hoofdstuk 5: Molluskenonderzoek in de monding van de Oude Rijn

8. Wat is er bekend over de ontwikkeling van de Oude Rijnmonding in haar eindfase?

In de monding van de Oude Rijn vonden gedurende het Holoceen veel veranderingen plaats in het landschap. De hoofdloop van de Rijn verplaatste zich rond 4300 voor Christus naar de Oude Rijn en rond 5500 voor Christus mondde deze uit in de Noordzee. In eerste instantie had de Oude Rijnmonding de vorm van een delta

aangenomen, maar de monding vormde later tot een estuarium. Door het smelten van de ijskappen van Scandinavië en Noord- Amerika veranderde de Nederlandse kust van een open vorm naar een gesloten kustvorm. De opening van de Oude Rijnmonding bij Katwijk bleef nog in verbinding staan met de Noordzee. Door de rivieraanvoer van sedimenten veranderde de kustlijn regelmatig, maar de kust werd rond 3000 voor Christus stabiel. Het debiet van de Oude Rijn nam in de Romeinse tijd (12 voor Christus – 450 na Christus) nog verder af, waarna de monding van de Oude Rijn in 1122 verzandde omdat de Kromme Rijn bij Wijk van Duurstede werd afgedamd. In 1163 werd de Oude Rijn volledig van de Noordzee afgesloten als gevolg van een stormvloed. Wateroverlast zorgde ervoor dat in de 16e eeuw en 19e eeuw uitwateringen werden gegraven vanaf de Oude Rijn. Tot op de dag van vandaag zorgt het Uitwateringskanaal in Katwijk ervoor dat water geloosd wordt op de Noordzee.

Conclusie hoofdvraag

Op welke wijze past het overstromingsdek dat is aangetroffen tijdens de opgraving Offem-Zuid in de ontwikkeling van de eindfase van de Oude Rijnmonding?

Het aangetroffen overstromingsdek is ontstaan door een stormvloed die heeft plaatsgevonden in de 7e eeuw na Christus. In de Vroege- Middeleeuwen was het debiet van de Oude Rijn afgenomen. Hierdoor werd minder zand verplaatst en konden zandbanken ontstaan dat kan leidden tot een verzanding van de rivier. De mariene invloeden veranderde niet nadat het debiet kleiner werd. Hierdoor ontstonden er regelmatig overstromingen. De

overstroming van Noordwijk Offem-Zuid is ontstaan tijdens één van deze overstromingen. De Oude Rijn was verminderd actief en

daarom is het onwaarschijnlijk dat de wateraanvoer vanuit de rivier is

gekomen. De leefomgeving van de mollusken (overwegend brakwater) sluit hier goed bij aan. Een stormvloed is de meest aannemelijk verklaring afgaand op de erosie die is aangetroffen op het overstromingsvlak.


Hoofdstuk 8: Aanbevelingen


Aanbevelingen

Een aanbeveling op microniveau gaat over de opgravingen van Noordwijk Offem-Zuid en Leiden Ommedijk. Beide onderzoeken zijn niet volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) nageleefd. Het gaat hierbij om het ontbreken van noordpijlen en coördinaten op kaartjes en incomplete informatie bij het hoofdstuk monstername. Vooral bij de opgraving Leiden Ommedijk is het slordig dat niet alle monsters de juiste informatie meegeleverd krijgen, waardoor het onmogelijk is om een goede interpretatie te maken vanwege de ontbrekende informatie. Deze aanbeveling kan ook op mesoniveau, aangezien ik meerdere rapporten over

archeologische opgravingen in de Oude Rijnmonding heb doorgenomen waar het een en ander aan informatie ontbrak. Een andere aanbeveling op mesoniveau gaat over

vervolgonderzoek in de Oude Rijnmonding. De informatie van de molluskenonderzoeken zoals gepresenteerd in de GIS-kaarten van de Oude Rijnmonding kunnen aangevuld worden met informatie van andere proxies. Denk hierbij aan botanische macroresten,

foraminiferen, ostracoden en diatomeeën. Deze informatie is niet meegenomen bij het maken van de GIS-kaarten, omdat er

voornamelijk een focus op mollusken was. De andere proxydata was in de meeste gevallen niet eens beschreven in de rapporten. Door meerdere proxies te combineren kan een betrouwbaar beeld gegeven worden van de ontwikkeling van de Oude Rijnmonding in het verleden. Dit materiaal kan weer gebruikt worden voor verdere analyses en onderzoek in het gebied van de Oude Rijnmonding. Op macroniveau worden er aanbevelingen gedaan voor het

Nederlandse archeologische werkveld. De eerste aanbeveling gaat over het feit om in het veld meer aandacht te besteden aan

molluskenonderzoek. Dit geldt niet alleen voor booronderzoeken en

proefsleuvenonderzoeken, maar ook voor het definitieve onderzoek. Mollusken kunnen waardevol zijn voor de interpretatie van het landschap, dus het is een gemiste kans als die niet goed onderzocht worden. Vaak wordt er wel vermeld tijdens een archeologisch onderzoek dat er schelpen aanwezig zijn, maar er wordt vervolgens geen verdere analyse gedaan over de soort zelf. Dit is een gemiste kans. Aanbevolen wordt om bij archeologische onderzoeken waarbij mollusken zijn gevonden een molluskenspecialist erbij te betrekken. Op die manier kan de juiste interpretatie gemaakt worden bij de landschapsreconstructie. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit niet alleen verstandig is bij molluskenonderzoek, maar ook bij andere proxyonderzoeken. Het is waardevoller om

molluskenanalyses te combineren met andere proxies om een nog betere interpretatie te kunnen maken.

Een tweede aanbeveling op macroniveau gaat over het

booronderzoek. Het zou daar een vooruitgang zijn om minimaal te vermelden om welke soort schelp (zoet, brak, land of marien) het gaat mocht het worden aangetroffen in boorstaten. Dit heeft archeologisch adviesbureau RAAP al geprobeerd te introduceren met de folder ‘Help, een schelp’. Dit is een fantastisch initiatief die meerdere bedrijven in het archeologische werkveld eigenlijk ook zouden moeten gebruiken. Alleen een vermelding dat schelpen aanwezig zijn in de boringen is een gemiste kans voor verdere (en completere) analyses. Het geeft een extra aanvulling op de kennis die de afzettingen zelf kunnen verstrekken. Aanbevolen wordt om bij booronderzoek extra aandacht te besteden bij het leren herkennen van veelvoorkomende molluskensoorten (desnoods met ‘Help, een schelp’ bij de hand). Op die manier kan tenminste het milieu

genoteerd worden in boorstaten.


Bronvermelding

In document Mollusken modderen maar wat aan. (pagina 79-83)