• No results found

Het beheersbaar houden van de financiering en Doel 5 Het zo min mogelijk hinderen van de opsporing

In document Rechtsbijstand bij politieverhoor (pagina 100-103)

Naar een expliciet model van de wijze waarop de Aanwijzing het recht op rechtsbijstand praktisch

Doel 4 Het beheersbaar houden van de financiering en Doel 5 Het zo min mogelijk hinderen van de opsporing

Beheersbaarheid financiële kosten

• Veronderstelling 6: Het kunnen waarborgen dat aangehouden verdachten daadwer-kelijk consultatie- (en verhoor)bijstand wordt verleend, is mede afhandaadwer-kelijk van het beheersbaar houden van de financiële kosten (Interview).

• Veronderstelling 7: Naarmate de strafbedreiging hoger is, is het aannemelijker dat de consequenties voor verdachten groter zijn en is het daardoor moeilijker voor hen om hun situatie en de consequenties van hun handelen te overzien waardoor het belang van rechtsbijstand toeneemt (warrant).

• Veronderstelling 8: Naarmate de strafbedreiging hoger is, wordt van de autoritei-ten dan ook een grotere resultaatsverplichting gevraagd te waarborgen dat aange-houden verdachten daadwerkelijk consultatiebijstand wordt verleend (Concl A-G

Knigge, 2009, 349; Interview).

• Veronderstelling 9: Wanneer de resultaatsverplichting van de autoriteiten wordt gedifferentieerd naar toelating van voorlopige hechtenis (hogere strafbedreiging), is het aannemelijker dat voldoende waarborgen worden geboden voor de verle-ning van consultatie- (en verhoor)bijstand bij beheersbaar blijvende financiële kos-ten dan wanneer één uniforme beleidsregel voor alle zaken wordt gebruikt

(Inter-view, StCrt, 2010, 4003). Effectiviteit van de opsporing

• Veronderstelling 10: Het waarborgen dat aangehouden verdachten daadwerkelijk consultatie- (en verhoor)bijstand wordt verleend, mag ook niet ten koste gaan van de effectiviteit van de opsporing (Interview).

• Veronderstelling 11: Naarmate meer tijd van de 6-uurstermijn voor het opsporings-onderzoek kan worden gebruikt en naarmate eerder met het opsporingsopsporings-onderzoek kan worden gestart, hebben opsporingsambtenaren meer mogelijkheden om de betrokkenheid van aangehouden verdachten te onderzoeken (warrant).

• Veronderstelling 12: Naarmate advocaten gedurende het opsporingsonderzoek meer mogelijkheden hebben om de belangen van hun cliënten te behartigen, is de kans groter dat hun handelingen het opsporingsonderzoek beïnvloeden (warrant). • Veronderstelling 13: Wanneer de wachttijd (maximaal 2,5 uur inclusief half uur

con-sultatie) voordat met het verhoor mag worden gestart korter is en de rol van de advocaat tijdens het eerste politieverhoor (van jeugdige verdachten) terughouden-der, is het aannemelijk dat de opsporing effectief zal blijven (StCrt, 2010, 4003;

Interview).

Mogelijkheid tot afstand doen van rechten

• Veronderstelling 14: Wanneer aangehouden verdachten daarbij de mogelijkheid wordt gegeven afstand te doen van hun recht op consultatie- (en verhoor)bijstand,

is het aannemelijk dat de kosten beheersbaar blijven en de effectiviteit van de opsporing behouden blijft (StCrt, 2010, 4003; Interview).

• Veronderstelling 15: Naarmate de regels omtrent de bewijsvoering complexer zijn, is het aannemelijker dat het voor verdachten moeilijker is relevante informatie betreffende hun situatie te begrijpen en te verwerken waardoor het voor hen moei-lijker is te bepalen of zij consultatie- (en verhoor)bijstand nodig hebben (warrant). • Veronderstelling 16: Naarmate de strafbedreiging hoger is, is het aannemelijker dat

de consequenties voor verdachten groter zijn en is het moeilijker voor hen om hun situatie en de consequenties van hun handelen te overzien waardoor het moeilijker is te bepalen of zij consultatie- (en verhoor)bijstand nodig hebben (warrant). • Veronderstelling 17: Naarmate de regels omtrent de bewijsvoering complexer en de

strafbedreiging hoger zijn, wordt van de autoriteiten gevraagd meer waarborgen te bieden om twijfel te voorkomen over weloverwogen afstand doen van het recht op consultatie- (en verhoor)bijstand (StCrt, 2010, 4003; Concl A-G Knigge, 2009, 349). • Veronderstelling 18: Wanneer verdachten van 18 jaar en ouder bij misdrijven met

12 jaar of meer gevangenisstraf (TGO-zaken), bij georganiseerde criminaliteit of bij gevoelige zaken geen afstand kunnen doen van hun recht op consultatiebijstand, is het aannemelijk dat de autoriteiten voldoende waarborgen bieden om twijfel te voorkomen over weloverwogen afstand doen (StCrt, 2010, 4003).

• Veronderstelling 19: Naarmate verdachten jonger zijn of minder verstandelijke of cognitieve capaciteiten hebben, zal de strafbedreiging zwaardere consequenties voor hen hebben en zullen zij meer moeite hebben hun situatie en de consequenties van hun handelen te overzien waardoor het moeilijker voor hen is te bepalen of zij consultatie- (en verhoor)bijstand nodig hebben (warrant).

• Veronderstelling 20: Wanneer aangehouden jeugdige verdachten vanaf 12 tot en met 15 jaar bij misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten geen afstand kunnen doen van hun recht op consultatiebijstand, is het aannemelijk dat de auto-riteiten voldoende waarborgen bieden om twijfel te voorkomen over weloverwo-gen afstand doen (StCrt, 2010, 4003).

• Veronderstelling 21: Wanneer aangehouden verdachten van 16 en 17 jaar met een verstandelijke beperking of cognitieve functiestoornis bij bepaalde ernstige mis-drijven met een lagere strafbedreiging (t.o.v. volwassenen) geen afstand kunnen doen van hun recht op consultatiebijstand, is het aannemelijk dat de autoritei-ten voldoende waarborgen bieden om twijfel te voorkomen over weloverwogen afstand doen (StCrt, 2010, 4003).

Doel 1 (A) Het verbeteren van de rechtspositie van aangehouden verdachten. Consultatiebijstand

• Veronderstelling 22: Wanneer verdachten zijn aangehouden, is het aannemelijk dat zij zich in een kwetsbare positie bevinden, veroorzaakt door complexe bewijs-voering en mogelijke inzet van (bijzondere) opsporingsmethoden en dwangmid-delen waardoor zij behoefte zullen hebben aan rechtsbijstand.

• Veronderstelling 23: Naarmate de regels omtrent het bewijs en de bewijsvoering complexer zijn, is het voor aangehouden verdachten moeilijker alle relevante infor-matie betreffende hun rechtspositie te begrijpen en te verwerken (warrant). • Veronderstelling 24: Wanneer aangehouden verdachten tijdens een

consultatie-gesprek van hun raadsman uitleg en advies krijgen over hun situatie, de proces-gang, de bepaling van hun proceshouding en de mogelijke consequenties van de verschillende proceshoudingen, is het aannemelijk dat zij beter in staat zijn hun rechtspositie te overzien (Interview).

• Veronderstelling 25: Wanneer aangehouden verdachten door uitleg en advies tijdens een consultatiegesprek met hun raadsman beter in staat zijn hun rechtspositie te overzien, is het aannemelijk dat daardoor hun rechtspositie verbetert (warrant). Verhoorbijstand

• Veronderstelling 26: Naarmate aangehouden verdachten jonger zijn, is hun sociale cognitie nog niet ver genoeg ontwikkeld om relevante informatie betreffende hun rechtspositie te begrijpen en te verwerken (warrant).

• Veronderstelling 27: Naarmate aangehouden verdachten jonger zijn, hebben zij meer moeite de vragen van de opsporingsambtenaren te begrijpen, de consequenties van hun verklaring te overzien en te begrijpen wat het proces-verbaal dat zij onder-tekenen inhoudt (Concl A-G Knigge, 2009, 349).

• Veronderstelling 28: Wanneer een advocaat of vertrouwenspersoon tijdens het eerste politieverhoor van aangehouden verdachten vanaf 12 tot en met 17 jaar aanwe-zig is, is het aannemelijk dat deze de jeugdige ondersteunt en erop toeziet dat de jeugdige de vragen van opsporingsambtenaren en de verslaglegging in het proces-verbaal begrijpt (Interview; StCrt, 2010, 11885).

• Veronderstelling 29: Naarmate aangehouden verdachten jonger zijn en over minder cognitieve capaciteiten beschikken, hebben zij meer bescherming nodig tegen de druk van de verhoorsituatie (Interview).

• Veronderstelling 30: Naarmate het toezicht op het handelen van opsporingsambte-naren tijdens het verhoor toeneemt, zullen opsporingsambteopsporingsambte-naren zich meer weer-houden van regelovertreding (warrant).

• Veronderstelling 31: Wanneer een advocaat of vertrouwenspersoon tijdens het eerste politieverhoor van aangehouden verdachten vanaf 12 tot en met 17 jaar aanwezig is, is het tevens aannemelijk dat deze erop toeziet dat opsporingsambtenaren min-der druk uitoefenen (Interview).

• Veronderstelling 32: Wanneer aangehouden verdachten vanaf 12 tot en met 17 jaar door de aanwezigheid van een advocaat of vertrouwenspersoon de vragen van opsporingsambtenaren en de verslaglegging beter begrijpen en wanneer minder druk tegen hen wordt ingezet, is het aannemelijk dat hun rechtspositie daardoor verbetert (warrant).

• Veronderstelling 33: Wanneer de voorkeur wordt gegeven aan de advocaat boven de vertrouwenspersoon om tijdens het eerste politieverhoor van aangehouden dachten vanaf 12 tot en met 17 jaar aanwezig te zijn, is het aannemelijk dat de

ver-slaglegging door opsporingsambtenaren in het proces-verbaal beter overeenkomt met de daadwerkelijke verklaring van de verdachte (StCrt, 2010, 4003; Interview).

Doel 6 Het uniform handelen van de officier van justitie als leider van het

In document Rechtsbijstand bij politieverhoor (pagina 100-103)