• No results found

Bedrijvendynamiek: oprichtingen, opheffingen, groei, verhuizingen

Banen en bedrijven

1.6 Bedrijvendynamiek: oprichtingen, opheffingen, groei, verhuizingen

Het voorgaande leidt tot de vraag welke dynamiek ten grondslag ligt aan de achterblijvende ontwikkeling van stedelijke woonwijken. Om die te onderzoeken, hebben we de ontwikkeling in het aantal bedrijfsvestigingen en de werkgelegen- heid uiteengelegd in de verschillende samenstellende componenten van bedrijven- dynamiek: oprichting, opheffing, groei, krimp9 en verhuizing van bedrijven. Al deze

verschillende aspecten van bedrijvendynamiek kunnen leiden tot mutaties in de aanwezigheid van bedrijven in wijken en daarmee tot een toe- of afname van de werkgelegenheid in woonwijken (Birch 1979; Weterings et al. 2008; Van Oort et al. 2007a;). Figuur 1.8 geeft de bedrijvendynamiek schematisch weer in de ruimtelijke context van de wijk.

Het aantal bedrijfsvestigingen in stedelijke woonwijken neemt toe door de oprich- ting van nieuwe bedrijven (A+) en door de bedrijven die naar stedelijke woonwijken toe verhuizen (C+). Daarentegen vindt er een afname plaats door opheffingen (A-) en het vertrek van bedrijven naar andere locaties (C-). Ook de werkgelegenheid kan toe- of afnemen door de oprichting en komst van nieuwe bedrijven enerzijds en de opheffing en het vertrek van bedrijven anderzijds. Bovendien kunnen bestaande bedrijven in stedelijke woonwijken groeien (B+) en krimpen (B-) waardoor er een mutatie in de werkgelegenheid plaatsvindt.

In tabel 1.2 staat in hoeverre iedere component bijdraagt aan een toe- of afname van het aantal vestigingen en banen (in percentages gemiddeld per jaar, 1999–2006). De saldo’s van de verschillende componenten tellen op tot de totale ontwikkeling. De beschreven ontwikkelingen in paragraaf 1.5 zijn hierin af te lezen: in Nederland nam het aantal banen gemiddeld per jaar toe met 0,4 procent en het aantal vestigingen met 2,4 procent, tegenover een afname van het aantal banen met -0,2 in stedelijke woonwijken en een toename van het aantal vestigingen met 1,9 procent. Aandachtswijken en binnensteden ontwikkelen zich iets onder het stedelijk woonwijkgemiddelde, in tegenstelling tot stedelijke woonwijken met een bedrijventerrein, die zich positiever ontwikkelen.

Bedrijvendynamiek Stedelijke woonwijken Groei + Krimp - (A+) Oprichtingen (B+) Groei bestaande bedrijven

(C+) Bedrijven die zich van elders in een stedelijke woonwijk vestigen

(C-) Bedrijven die van een stedelijke woonwijk naar elders verhuizen (A-) Opheffingen

(B-) Krimp bestaande bedrijven

1.6.1 Oprichtingen en opheffingen in stedelijke woonwijken

In stedelijke woonwijken worden meer bedrijven opgericht dan gemiddeld in Nederland (12,2 procent tegenover 10,7 procent, zie tabel 1.2). Ook draagt de oprichting van bedrijven in stedelijke woonwijken in grotere mate bij aan de werk- gelegenheidscreatie (5,2 procent tegenover 4,4 procent). Er worden echter ook meer bedrijven opgeheven, resulterend in gelijke saldo’s voor stedelijke woon- wijken en Nederland als geheel. In de literatuur blijkt dan ook dat oprichtingen en opheffingen sterk met elkaar samenhangen (zie ook het tekstkader ‘Samenhang tussen oprichtingen en opheffingen van bedrijven’). Stedelijke woonwijken kennen dus meer dynamiek in de oprichting en opheffing van bedrijven.

Nederland Stedelijke

woonwijk Pure woonwijk bedrijventerreinMet Binnenstad Aandachts­wijken

Ve st ig in ge n Ba ne n Ve st ig in ge n Ba ne n Ve st ig in ge n Ba ne n Ve st ig in ge n Ba ne n Ve st ig in ge n Ba ne n Ve st ig in ge n Ba ne n Oprichtingen 10,7 4,4 12,2 5,2 13,0 6,1 12,2 4,6 10,5 5,5 14,0 5,8 Beëindigingen -8,3 -4,8 -9,9 -5,6 -10,4 -6,4 -9,6 -5,1 -9,4 -5,7 -11,8 -6,5 Saldo 2,4 ­0,4 2,3 ­0,4 2,6 ­0,3 2,6 ­0,5 1,1 ­0,2 2,2 ­0,7

Uit wijk vertrokken * ** ** -1,2 -1,0 -2,9 -2,7 -2,8 -1,9 -2,8 -2,0 -3,8 -3,5 In wijk gevestigd* ** ** 0,8 0,7 2,2 2,0 2,7 1,9 2,3 1,4 3,0 2,3 Saldo* ­0,4 ­0,3 ­0,7 ­0,7 ­0,1 0,0 ­0,5 ­0,6 ­0,8 ­1,2 Groei bestaande bedrijven 12,9 6,6 11,3 6,2 9,3 6,2 12,7 6,3 12,9 5,7 9,9 6,0 Krimp bestaande bedrijven 11,3 -5,8 -10,2 -5,7 -8,3 -5,4 -11,5 -5,7 -11,7 -5,9 -9,2 -5,8 Saldo ­ 0,8 ­ 0,5 ­ 0,8 ­ 0,6 ­ ­0,2 ­ 0,2 Totale ontwikkeling 2,4 0,4 1,9 ­0,2 1,9 ­0,2 2,5 0,1 0,6 ­1,0 1,4 ­1,7

De tabel toont de gemiddelde bedrijvendynamiek over de periode 1999–2006 in stedelijke woonwijken en in de verschillende woonwijktypologieën. Bron: LISA (2007)

* Een groot deel van de bedrijven verhuist ook tussen stedelijke woonwijken, dat wil zeggen van de ene stedelijke woonwijk naar de andere. Verschillen in vestigende en vertrekkende bedrijven tussen de verschillende woonwijktypen kunnen daarom niet met elkaar worden vergeleken. Woonwijktypen met minder postcodegebieden (binnensteden (39) en aandachtswijken (83)) hebben bijvoorbeeld een grotere kans op vestigende of vertrekkende bedrijven, en bij stedelijke woonwijken (met de meeste postcodegebieden (725)) is de kans op ‘tussenverhuizingen’ juist groter (dan die op vestigende en vertrekkende bedrijven). De saldo’s kunnen daarentegen wel met elkaar worden vergeleken; dus de ene woonwijktypologie kent een positiever verhuissaldo dan de andere.

** Vestigende en vertrekkende bedrijven voor Nederland als geheel kunnen niet worden bepaald, omdat Nederland een gesloten systeem vormt. We beschikken niet over gegevens van bedrijven die zich vanuit het buitenland vestigen in Nederland, of andersom, bedrijven die naar het buiten- land vertrekken.

Tabel 1.2 Bedrijvendynamiek in Nederland

Kijken we naar de verhuisdynamiek in tabel 1.2, dan valt op dat er ieder jaar meer bedrijven vertrekken uit stedelijke woonwijken dan er zich vestigen. Dit nega- tieve verhuissaldo is een van de oorzaken van de achterblijvende ontwikkeling in stedelijke woonwijken. Door een vertrekoverschot verliezen stedelijke woonwijken ieder jaar bedrijven en de daaraan gekoppelde werkgelegenheid aan andere loca- ties in Nederland. Uit eerder onderzoek blijkt dat bedrijventerreinen en kantoor- locaties juist te maken hebben met een vestigingsoverschot (zie Weterings et al. 2008: 65). Per saldo vertrekken bedrijven dus uit woongebieden naar meer formele locaties (zie ook Weterings & Raspe 2010).

Overigens verhuist het grootste gedeelte van de bedrijven van de ene stedelijke woonwijk naar de andere, zoals af te lezen is in tabel 1.3. Ongeveer 60 procent van het totale aantal bedrijven dat verhuist, verhuist van de ene stedelijke woonwijk naar de andere. Uit eerdere studies blijkt dat ongeveer driekwart van de bedrijven binnen de gemeentelijke grenzen verhuist (Van Oort et al. 2007a); veel van deze bedrijven verhuizen dus ook nog eens tussen wijken. Vooral bedrijven uit de con- sumentendiensten verkiezen vaker opnieuw een stedelijke woonwijk wanneer er wordt verhuisd: maar liefst 63 procent verhuist tussen stedelijke woonwijken. Veel van deze bedrijven zullen voor hun afzet georiënteerd zijn op de wijk en daarom niet snel voor een ander locatietype kiezen. Ook bedrijven in de zakelijke diensten verhuizen relatief vaak tussen stedelijke woonwijken. Voor een deel zal de verhui- zing van een bedrijf van de ene stedelijke woonwijk naar de andere een wijziging van de woonlocatie betreffen: een deel van deze bedrijven is georganiseerd vanuit de woning (Hagens et al. 2009; Mackloet et al. 2006), waaronder zzp’ers die staan ingeschreven op het woonadres.