• No results found

2 B EDREIGINGEN EN KANSEN

2.1 B EDREIGINGEN VOOR HET BEHALEN VAN EEN GUNSTIGE STAAT VAN INSTANDHOUDING .49

2.1.5 B5: I NFECTIEZIEKTEN

De wereldwijde achteruitgang van amfibieënpopulaties is vooral te wijten aan directe of indirecte invloeden van de mens op hun leefgebieden. Zo vormt het verlies aan oppervlakte en kwaliteit van de leefgebieden de grootste bedreiging.

Infectieziekten spelen echter ook een belangrijke rol en het belang/de impact ervan wordt steeds groter.

De snelheid waarmee amfibieën nu uitsterven is groter dan wat onder natuurlijke omstandigheden te verwachten valt. Eén van de belangrijkste oorzaken is de infectieziekte ‘chytridiomycose’. De IUCN kwalificeert chytridiomycose als de meest ernstige infectieziekte onder gewervelde dieren, gelet op het aantal betrokken soorten en het uitstervingsrisico (Creemers & Spitzen, 2013).

Spitzen–van der Sluijs (2009) waarschuwde in 2009 al voor twee ziektes waarvoor waakzaamheid geboden is: ‘ranavirose’ en ‘chytridiomycose’. De populatieomvang van getroffen populaties kan hierdoor plotseling en sterk dalen.

Een verslechterde kwaliteit van het leefgebied kan de vatbaarheid voor ziektes ook doen toenemen.

Naast deze 2 ziektes (de bekendste) zijn er ook nog andere, waaronder Amphibiocystidium. (Stark & Guex, 2014).

Chytridiomycose (Batrochytrium sp.)

Chytridiomycose wordt veroorzaakt door de schimmel Batrachochytrium dendrobatidis (Bd). In 2013 werd nog een andere schimmel ontdekt die eveneens chytridiomycose veroorzaakt, namelijk Batrachochytrium salamandrivorans (Bsal) (Creemers & Spitzen, 2013).

Batrachochytrium dendrobatidis kent verschillende varianten (stammen) en infecteert een groot aantal amfibieënsoorten van de drie amfibieënorden (kikkers en padden, salamanders en wormsalamanders) (Agentschap Natuur en Bos, 2017b). De ziekte veroorzaakt een huidinfectie die tot de dood kan leiden.

Batrachochytrium dendrobatidis decimeert amfibieënpopulaties wereldwijd en roeide zelfs al gehele populaties uit.

Batrachochytrium dendrobatidis treft vooral de jonge, net gemetamorfoseerde dieren, hoewel ook volwassen dieren er aan kunnen sterven. De schimmel hecht zich aan de hoornstof in de huid. Als de dieren metamorfoseren, neemt de hoeveelheid hoornstof (en dus de schimmel) toe en kunnen de dieren overlijden (Spitzen – van der Sluijs, 2009).

Een preliminaire screening suggereert dat de schimmel wijd verspreid voorkomt in België en Nederland bij alle inheemse amfibiesoorten. Momenteel leiden deze besmettingen in onze contreien echter niet tot noemenswaardige problemen (Pasmans & Martel, 2010). In het rapport van het Agentschap Natuur en Bos (2017b) staat niet dat de schimmel werd vastgesteld bij ‘alle’ maar bij ‘de meeste’

inheemse amfibieënsoorten. Een infectie met B. dendrobatidis die zich uiteindelijk manifesteert als ziekte komt bij ons echter slechts incidenteel voor en werd tot nu enkel vastgesteld bij pas gemetamorfoseerde vroedmeesterpadden, zonder echter merkbare effecten aan te richten op het niveau van de populatie. Momenteel lijkt het er dan ook op dat B. dendrobatidis en amfibieën met elkaar in evenwicht kunnen leven in Noordwest-Europa (Agentschap Natuur en Bos, 2017b).

De invasieve exoot de stierkikker (Lithobates catesbeianus) blijkt in hoge mate drager te zijn van B. dendrobatidis zonder dat ze zelf ziekteverschijnselen vertoont (Pasmans & Martel, 2010). Ook de uitheemse meerkikkers zijn vectoren (Felix et al., 2012). Mogelijks zijn deze exoten ook vectoren voor het Ranavirus (Sharifian-Fard, 2011).

Fockedey maakte in 2012 een literatuurstudie van de etiologie, epidemiologie en pathogenese, klinische presentatie, diagnose, behandeling en bestrijding van chytridiomycose ten gevolge van B. dendrobatidis.

Batrachochytrium salamandrivorans is zeer waarschijnlijk pas recent in Europa binnen gebracht, mogelijk via besmette Aziatische salamanders. In tegenstelling tot de hierboven genoemde verwante schimmel B. dendrobatidis, lijkt er geen sprake van te zijn dat Bsal in evenwicht leeft met onze inheemse amfibieënpopulaties. Integendeel, de schimmel veroorzaakt momenteel massale sterfte van salamanders in het zuiden van België en lijkt niet voor te komen bij gezonde dieren (Agentschap Natuur en Bos, 2017b). Bsal veroorzaakte in Nederland massale sterfte bij de Vuursalamander. In 2013 bleek de populatie met 96% te zijn afgenomen. Begin 2014 werden ook in België ziektehaarden vastgesteld: nabij Eupen en Robertville. Eind 2014 ontdekte de onderzoeksgroep

Dierengeneeskunde van de UGent dat Bsal niet enkel dodelijk is voor de vuursalamander, maar ook voor alle andere inheemse salamanders dodelijk kan zijn. Kikkers en padden lijken daarentegen ongevoelig (Lewylle & Verbeelen, 2014). Het nationaal actieplan (Agentschap Natuur en Bos, 2017a) vermeldt dat de ziekte lethaal is voor vuursalamander, kamsalamander, alpenwatersalamander en kleine watersalamander. De vinpootsalamander is wellicht resistent.

Ranavirussen

Naast schimmels kunnen ook virussen onze inheemse amfibieën bedreigen.

Ranavirussen veroorzaken Ranavirose: een algemene infectie die onder bepaalde omstandigheden massale sterfte kan veroorzaken. Symptomen zijn het afsterven van ledematen, bloeden uit anus of mond, zweren en roodheid van de huid.

Getroffen dieren kunnen echter ook ziek zijn zonder uiterlijke symptomen te vertonen. Tot op heden is er geen geneesmiddel voor deze ziekte (Spitzen – van der Sluijs, 2009).

Ook Ranavirussen kunnen een zeer groot aantal amfibieën (in principe al onze inheemse amfibieën) infecteren en kunnen onder bepaalde omstandigheden uitgebreide sterfte veroorzaken. Spitzen – van der Sluijs (2009) vermeldt dat in 2010 massale sterfte gerapporteerd werd in Nederland. In België zijn tot nu toe nog geen ranavirus-uitbraken gemeld bij wilde amfibieën, maar wel bij amfibieën in gevangenschap. Onderzoek toonde daarnaast aan dat Ranavirus in de Belgische populatie Stierkikkers aanwezig is. De uitbraken in wilde amfibieën in Nederland en de aanwezigheid van Ranavirus in België in stierkikkers en in amfibieën in gevangenschap vormen een continue dreiging voor onze inheemse amfibieënsoorten (Agentschap Natuur en Bos, 2017b).

Amphibiocystidium

Sinds de jaren negentig wordt een groep ééncellige, schimmelachtige organismes uit de Klasse Mesomycetozoea gelinkt aan massasterfte bij vissen en amfibieën.

De meeste parasieten uit deze groep behoren tot de ordes Dermocystida en Ichthyophonida. De organismen geven vrij zwemmende sporen af. Amfibieën geïnfecteerd met soorten uit het genus Amphibiocystidium vertonen wittige tot doorzichtige blaasjes op de huid (<1 cm). De blaasjes concentreren zich doorgaans rond de buik, maar kunnen ook op andere lichaamsdelen voorkomen.

Ze hebben een variabele vorm. Amphibiocystidium kan ook de lever infecteren en waarschijnlijk ook de nieren. Dieren geïnfecteerd met Ichthyophonus spp. (uit dezelfde groep) krijgen vaak last van zweren en zwelling van de spieren. De spieren worden vervangen door de sporen van de parasiet: deze dieren vallen gemakkelijker ten prooi en hebben ook een kleinere overlevingskans omdat ook hun foerageergedrag beïnvloed wordt. Vreemd genoeg kunnen geïnfecteerde dieren zich toch nog voortplanten.

Hoe Amphibiocystidium en verwante genera precies hun gastheer doden is nog weinig onderzocht, maar er wordt vermoed dat de elektrolytenbalans verstoord wordt.

De impact van deze infecties kan groot zijn. De parasiet heeft een breed gastheerspectrum en bovendien langlevende sporen die mobiel en zeer besmettelijk zijn. Het transport van de ziekteverwekker door mensen of andere vectoren, zoals watervogels, is waarschijnlijk.

Een Amphibiocystidiuminfectie gaat vaak gepaard met secundaire bacteriële- en schimmelinfecties. Mogelijk faciliteert Amphibiocystidium soorten zoals Bd, waardoor deze een grotere impact kan hebben dan in populaties waar Amphibiocystidium weinig of niet voorkomt. Het is bekend dat onder andere de

Preventie

De verspreiding van deze ziekteverwekkers kan gebeuren op verschillende manieren. Vermoedelijk kan de schimmel verspreid worden door verplaatsingen van materialen die in contact zijn gekomen met de schimmel (fuik, schepnet, laarzen, …), door het verspreiden van besmet water of door verplaatsingen van besmette amfibieën (al dan niet afkomstig uit gevangenschap). Het is niet duidelijk welke manier het meest bijdraagt tot de verspreiding van de ziektekiemen.

Het is aan te raden om na contact met amfibieën een aantal basisprincipes in acht te nemen om de verspreiding van de schimmels en virussen te vermijden.

Grondige reiniging en desinfectie van de gebruikte materialen is zeer belangrijk om verspreiding te voorkomen. Rana-virussen worden door drogen niet snel gedood, vandaar de noodzaak voor een grondige ontsmetting (Pasmans & Martel 2016).

Het Agentschap Natuur en Bos stelde een document op met alle informatie over hoe op een veilige manier veldwerkzaamheden uit te voeren zonder de verspreiding van deze schimmel en andere pathogenen in de hand te werken.

Deze voorzorgsmaatregelen dienen genomen te worden bij alle opeenvolgende veldwerkzaamheden in verschillende biotopen in en rond bosgebieden en poelen, ongeacht of zij gericht zijn op activiteiten met betrekking tot fauna en flora of niet. Het opvolgen van eenvoudige desinfectiemaatregelen voor kleding en veldmaterialen is immers zeer effectief in het verlagen van het verspreidingsrisico van de schimmel.

Begin 2017 werd het Nationale Actieplan 'Salamanders' ter bestrijding van de ziektekiem Batrachochytrium salamandrivorans (Bsal) goedgekeurd. Dit plan heeft tot doel om voor een periode van 5 jaar (2017-2022) de volgende maatregelen in te voeren:

1° maatregelen voor passieve en actieve bewaking om de aanwezigheid van de ziektekiem op het Belgische grondgebied te diagnosticeren (in het wild en in gevangenschap levende populaties);

2° maatregelen voor de monitoring van de in het wild levende populaties vuursalamanders en kamsalamanders teneinde een eventuele verdachte achteruitgang, die door Bsal veroorzaakt zou kunnen zijn, te kunnen opsporen;

3° maatregelen voor de beheersing van de ziekte wanneer Bsal vastgesteld is;

4° maatregelen inzake het verbod op de invoer van Aziatische salamanders die bekend staan als drager van ziektekiemen.

Onderzoek

Om de aanwezigheid van deze ziekteverwekkers na te gaan organiseert het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) in samenwerking met DGZ en UGent een passieve surveillance bij in het wild levende amfibieën. Burgers die een dood amfibie vinden waarbij het kadaver relatief vers én intact is, zonder traumatische doodsoorzaak (dus geen aangereden amfibieën, kadavers die zijn aangepikt door dieren en geen verdronken amfibieën) kunnen deze kadavers inzamelen voor epidemiologische analyse. Via dit onderzoek kan de impact van de infectieziekten chytridiomycose en ranavirose op de biodiversiteit van inheemse amfibieën verder onderzocht worden.