• No results found

AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING (indien aanwezig)

In document FIAT PUNTO NL INSTRUCTIEBOEK (pagina 73-83)

(H): verhogen/verlagen aanjagersnelheid

(I): drukknop voor in-/uitschakelen aircocompressor (L): drukknop voor inschakelen functie AUTO (automatische

werking) en draaiknop voor regeling van de temperatuur aan bestuurderszijde

F0I0053m

BESCHRIJVING

Met de airconditioning met gescheiden regeling kan de temperatuur voor de bestuurder en de passagier apart worden ingesteld.

BEDIENINGSORGANEN (A): drukknop voor luchtverdeling (B): display met informatie over

airconditioning

(C): interieurtemperatuursensor

(D): drukknop voor inschakelen functie MAX-DEF (MAX-DEF (snelle

ontdooiing/ont-waseming voorruit en zijruiten voor) (E): drukknop voor in-/uitschakelen

luchtrecirculatie

(F): drukknop voor inschakelen functie MONO (gelijkstellen ingestelde temperaturen) en draaiknop voor regeling van de temperatuur aan passagierszijde

(G): drukknop voor in-/uitschakelen airconditioning

72

VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN

LAMPJES EN BERICHTEN

NOOD- GEVALLEN

ONDERHOUD VAN DE AUTO

TECHNISCHE GEGEVENS

ALFABETISCH REGISTER

DASHBOARD EN BEDIENINGS- KNOPPEN

AIRCONDITIONING INSCHAKELEN Het systeem kan op verschillende manieren worden ingeschakeld, maar aangeraden wordt eerst de gewenste temperaturen op het display in te stellen en daarna de knop AUTO in te drukken.

Met de airconditioning kan de temperatuur voor de bestuurder en de passagier apart worden ingesteld.

Het maximale temperatuurverschil is 7°C.

De aircocompressor schakelt alleen in als de buitentemperatuur hoger is dan 4°C.

AUTOMATISCHE WERKING

VAN DE AIRCONDITIONING (functie AUTO) Als u de knop AUTO indrukt, regelt het systeem automatisch:

❒ de hoeveelheid naar het interieur toegevoerde lucht;

❒ de luchtverdeling in het interieur;

en worden alle eerdere handmatige instellingen opgeheven.

Tijdens de automatische werking van de

airconditioning (op het display verschijnt het opschrift FULL AUTO) kunt u altijd de ingestelde temperaturen veranderen en handmatig één van de volgende

handelingen uitvoeren:

❒ regelen aanjagersnelheid;

❒ instellen luchtverdeling;

❒ in-/uitschakelen recirculatie;

❒ inschakelen aircocompressor.

ATTENTIE

Bij lage buitentemperaturen raden wij u aan om de recirculatiefunctie niet te gebruiken omdat hierdoor de ruiten sneller kunnen beslaan.

VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENLAMPJES EN BERICHTEN

NOOD- GEVALLEN

ONDERHOUD VAN DE AUTO

TECHNISCHE GEGEVENS

ALFABETISCH REGISTER

DASHBOARD EN BEDIENINGS- KNOPPEN

REGELING AANJAGERSNELHEID

Druk op de knop pvoor het verhogen/verlagen van de aanjagersnelheid.

Er kunnen 12 snelheden worden gekozen die worden weergegeven door de staafjes op het display:

❒ maximum aanjagersnelheid = alle staafjes verlicht;

❒ minimum aanjagersnelheid = één staafje verlicht.

De aanjager kan worden uitgeschakeld (geen verlichte staafjes), maar alleen als u de aircocompressor hebt uitgeschakeld met de knop ò.

Om de automatische regeling van de aanjagersnelheid weer in te schakelen, nadat de snelheid handmatig is ingesteld, moet u de knop AUTO indrukken.

REGELING VAN DE LUCHTTEMPERATUUR Draai de draaiknop (L) of (F) rechts- of linksom, respectievelijk om de temperatuur aan de

bestuurderszijde (draaiknop L) of de passagierszijde (draaiknop F) te verhogen/verlagen.

De ingestelde temperaturen worden op het display weergegeven.

Als u de draaiknoppen helemaal naar rechts of naar links draait, tot aan de uiterste waarden HI of LO, word respectievelijk de functie van de maximale verwarming of de maximale koeling ingeschakeld.

Functie HI (maximale verwarming)

Als u op het display een temperatuur hoger dan 32 °C instelt, wordt deze functie ingeschakeld, onafhankelijk of de instelling aan de bestuurders- of passagierszijde of aan beide zijden plaatsvindt; door deze instelling wordt het systeem niet meer gescheiden geregeld; op het display verschijnt het opschrift HI.

Deze functie kan worden ingeschakeld als u het interieur zo snel mogelijk wilt verwarmen. Als deze functie is ingeschakeld, zijn alle handmatige instellingen toegestaan.

Met de functie HI wordt de luchtverdeling ingesteld op Zen wordt de aanjagersnelheid automatisch geregeld.

BELANGRIJK Schakel deze functie niet in bij een koude motor om toevoer van onverwarmde lucht in het interieur te voorkomen.

Om de functie uit te schakelen, moet u de ring van de knop (L) of (F) voor het instellen van de temperatuur op een waarde lager dan 32°C zetten; op het display wordt 32°C weergegeven.

Als u de knop AUTO indrukt, geeft het display een temperatuur aan van 32°C en wordt de temperatuur weer automatisch geregeld.

74

VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN

LAMPJES EN BERICHTEN

NOOD- GEVALLEN

ONDERHOUD VAN DE AUTO

TECHNISCHE GEGEVENS

ALFABETISCH REGISTER

DASHBOARD EN BEDIENINGS- KNOPPEN

Functie LO (maximale koeling)

Als u op het display een temperatuur onder 16°C instelt, wordt deze functie ingeschakeld; op het display verschijnt het opschrift LO.

Deze functie kan worden ingeschakeld als u het interieur zo snel mogelijk wilt koelen.

De functie onderbreekt de verwarming van de lucht, schakelt de recirculatiefunctie in (om te voorkomen dat warme lucht het interieur bereikt), schakelt de aircocompressor in, zet de luchtverdeling in de stand Een regelt de aanjagersnelheid automatisch.

Als deze functie is ingeschakeld zijn alle handmatige instellingen toegestaan.

Om de functie uit te schakelen, moet u de ring van de knop (L) of (F) voor het instellen van de temperatuur op een waarde hoger dan 16°C zetten; op het display wordt 16°C weergegeven.

Als u de knop AUTO indrukt, geeft het display een temperatuur aan van 16 °C en wordt de temperatuur weer automatisch geregeld.

SNELLE ONTWASEMING/

ONTDOOIING VAN DE VOORRUIT EN ZIJRUITEN VOOR

(functie MAX-DEF)

Druk op de knop -voor de automatische inschakeling (tijdgeschakeld) van alle functies die noodzakelijk zijn voor het snel ontdooien/ontwasemen van de voorruit en de zijruiten voor.

De functies zijn:

❒ inschakelen van de aircocompressor (bij buitentemperatuur boven 4°C);

❒ uitschakelen van de eventueel ingeschakelde recirculatiefunctie (lampje op de knop T gedoofd);

❒ inschakelen van de achterruit- (lampje op de knop -brandt) en spiegelverwarming;

❒ instellen van de maximale luchttemperatuur;

❒ regeling van de luchtopbrengst;

❒ instellen van de minimum aanjagersnelheid.

BELANGRIJK Druk op de knop Tvoor luchttoevoer van buiten.

VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENLAMPJES EN BERICHTEN

NOOD- GEVALLEN

ONDERHOUD VAN DE AUTO

TECHNISCHE GEGEVENS

ALFABETISCH REGISTER

DASHBOARD EN BEDIENINGS- KNOPPEN

RECIRCULATIE INSCHAKELEN Druk op de knop T.

Er zijn drie mogelijkheden:

❒ automatische regeling; lampje op de knop T gedoofd;

❒ handmatig uitgeschakeld (recirculatie altijd

uitgeschakeld met luchttoevoer van buiten); lampje op de knop Tgedoofd;

❒ geforceerde inschakeling (recirculatie altijd ingeschakeld); lampje op de knop Tbrandt.

Als u de knop OFF indrukt, schakelt de airconditioning automatisch de luchtrecirculatie in (lampje op de knop Tbrandt). Als u de knop Tindrukt, kunt u de luchtrecirculatie inschakelen (lampje op de knop is gedoofd) en omgekeerd.

BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen, afhankelijk van de werking van het systeem (“verwarming” of “koeling”), de gewenste

omstandigheden sneller worden bereikt. Het is echter niet raadzaam deze functie handmatig in te schakelen op regenachtige of koude dagen, omdat dan de ruiten aan de binnenzijde aanzienlijk sneller kunnen beslaan, vooral als de airconditioning niet is ingeschakeld. Wij raden u aan de recirculatiefunctie in te schakelen in de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen dat vervuilde lucht het interieur bereikt. Het is niet raadzaam dit systeem langdurig te laten werken, omdat anders, vooral als u met meerdere personen in de auto zit, de kans aanzienlijk toeneemt dat de ruiten beslaan.

76

VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN

LAMPJES EN BERICHTEN

NOOD- GEVALLEN

ONDERHOUD VAN DE AUTO

TECHNISCHE GEGEVENS

ALFABETISCH REGISTER

DASHBOARD EN BEDIENINGS- KNOPPEN

SYNCHRONISATIE VAN INGESTELDE TEMPERATUREN (functie MONO)

Als u de knop MONO indrukt, wordt de temperatuur aan bestuurders- en passagierszijde automatisch gelijkgesteld.

Draai aan de knop AUTO of MONO voor het verhogen/verlagen van de temperatuur aan beide zijden.

Als u de knop MONO opnieuw indrukt of de draaiknop draait, wordt de functie uitgeschakeld.

IN-/UITSCHAKELEN AIRCOCOMPRESSOR Als u de knop ò indrukt, wordt de aircocompressor ingeschakeld.

Inschakelen compressor

❒ lampje op de knop ò brandt;

❒ weergave van het symbool ò op het display.

Uitschakelen compressor

❒ lampje op de knop ò gedoofd;

❒ weergave van het symbool ò op het display verdwijnt.

Bij uitgeschakelde aircocompressor kan de

luchttemperatuur in het interieur niet lager worden dan de buitentemperatuur; in deze situatie knippert het symbool ò op het display.

De uitschakeling van de aircocompressor blijft in het geheugen opgeslagen, ook na het afzetten van de motor. De aircocompressor schakelt weer in als u opnieuw de knop ò of AUTO indrukt: in het laatste geval worden de overige handmatige instellingen gewist.

VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENLAMPJES EN BERICHTEN

NOOD- GEVALLEN

ONDERHOUD VAN DE AUTO

TECHNISCHE GEGEVENS

ALFABETISCH REGISTER

DASHBOARD EN BEDIENINGS- KNOPPEN

LUCHTVERDELING KIEZEN

Als u één of meer knoppen Q/E/Zindrukt, dan kunt u handmatig één van de 5 mogelijke verdelingen van de lucht naar het interieur kiezen:

Q Lucht uit de luchtroosters voor de ontdooiing/ont-waseming van de voorruit en de zijruiten voor.

Z Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte voor en achter. Met deze luchtverdeling wordt de lucht in het interieur zo snel mogelijk verwarmd.

E Lucht uit de luchtroosters in het midden en aan de zijkant van het dashboard (lichaam passagier).

QZ Lucht uit de luchtroosters in de beenruimte voor en achter en de luchtroosters voor ontwase-ming/ontdooiing van de voorruit en zijruiten voor.

Deze luchtverdeling zorgt voor een goede ver-warming van het interieur en voorkomt het even-tuele beslaan van de ruiten.

ZELucht uit de luchtroosters in de beenruimte (war-mere lucht), de luchtroosters in het midden en aan de zijkant van het dashboard en het luchtrooster achter (koelere lucht).

BELANGRIJK Voor de werking van de airconditioning moet minstens een knop van de luchtverdeling

Q/E/Zworden ingedrukt. Het systeem staat niet toe dat alle knoppen Q/E/Zzijn uitgeschakeld.

BELANGRIJK Druk om het systeem weer in te schakelen op de knop OFF: alle functies die waren opgeslagen voor het uitzetten van de motor, worden hervat.

Voor het hervatten van de automatische werking van de luchtverdeling na een handmatige instelling, moet u de knop AUTO indrukken.

AIRCONDITIONING UITSCHAKELEN Druk op de knop OFF. Bij uitgeschakelde

airconditioning branden de lampjes op de knoppen OFF en T.

78

VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN

LAMPJES EN BERICHTEN

NOOD- GEVALLEN

ONDERHOUD VAN DE AUTO

TECHNISCHE GEGEVENS

ALFABETISCH REGISTER

DASHBOARD EN BEDIENINGS- KNOPPEN

BUITENVERLICHTING

Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting.

De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.

BUITENVERLICHTING Draai de draaiknop in stand 6.

Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 3 branden.

DIMLICHT

Draai de draaiknop in stand 2.

Als het dimlicht en de mistlampen voor branden en het grootlicht wordt ingeschakeld, schakelt automatisch het dimlicht uit.

GROOTLICHT

Druk de hendel naar voren in de richting van het dashboard, als de draaiknop reeds in stand 2 staat (vergrendelde stand).

Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 1branden.

Het grootlicht wordt uitgeschakeld als u de hendel naar het stuur trekt (het dimlicht wordt weer ingeschakeld).

2

VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENLAMPJES EN BERICHTEN

NOOD- GEVALLEN

ONDERHOUD VAN DE AUTO

TECHNISCHE GEGEVENS

ALFABETISCH REGISTER

DASHBOARD EN BEDIENINGS- KNOPPEN

GROOTLICHTSIGNAAL

Het grootlichtsignaal kan worden gegeven door de hendel naar het stuurwiel te trekken (onvergrendelde stand) ongeacht de stand van de draaiknop.

RICHTINGAANWIJZERS

Zet de hendel in de vergrendelde stand:

❒ omhoog (stand 1): inschakeling rechter richtingaanwijzers;

❒ omlaag (stand 2): inschakeling linker richtingaanwijzers.

Op het instrumentenpaneel knippert het waarschuwingslampje Îof ¥. De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als de auto weer rechtuit rijdt.

Als u kort richting aan wilt geven, voor het uitvoeren van een handeling waarvoor het stuurwiel slechts weinig hoeft te worden verdraaid, dan drukt u de hendel iets omhoog of omlaag zonder dat de hendel vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaat deze automatisch terug.

2

80

VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN

LAMPJES EN BERICHTEN

NOOD- GEVALLEN

ONDERHOUD VAN DE AUTO

TECHNISCHE GEGEVENS

ALFABETISCH REGISTER

DASHBOARD EN BEDIENINGS- KNOPPEN

“FOLLOW ME HOME”

Met dit systeem kan de ruimte vóór de auto een bepaalde tijd worden verlicht.

Inschakelen

U schakelt deze functie in door de contactsleutel in stand STOP te draaien of uit te nemen en de linker hendel binnen 2 minuten na het uitzetten van de motor naar het stuur te trekken.

Telkens als u de hendel bedient, blijft de verlichting 30 seconden langer branden, tot een maximum van 3,5 minuten; hierna schakelt de

verlichting automatisch uit.

Telkens als de hendel wordt bediend, gaat het controlelampje 3 op het instrumentenpaneel branden en verschijnt een bericht op het multifunctionele of het instelbare multifunctionele display.

Uitschakelen

Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur getrokken.

2

6

Ÿ∆

Î

Î ˙

7

F0I0068m

VEILIGHEID STARTEN EN RIJDENLAMPJES EN BERICHTEN

NOOD- GEVALLEN

ONDERHOUD VAN DE AUTO

TECHNISCHE GEGEVENS

ALFABETISCH REGISTER

DASHBOARD EN BEDIENINGS- KNOPPEN

In document FIAT PUNTO NL INSTRUCTIEBOEK (pagina 73-83)