• No results found

Argumenten tegen het centraal sluiten van een cao of geven van richtsnoeren op

Hoofdstuk 4: Het sluiten van cao’s bij de gemeente na normalisering rechtspositie

4.3 Argumenten tegen het centraal sluiten van een cao of geven van richtsnoeren op

4.3.1 Sectorenmodel

Ten aanzien van het centraal, of juist decentraal, vaststellen van arbeidsvoorwaarden kan worden terugverwezen naar de ontwikkeling van het sectorenoverleg en de evaluaties van dit model door de ROP. De evaluaties van de ROP zijn positief over het sectorenmodel en het vaststellen van arbeidsvoorwaarden door gedecentraliseerde overheden.141 Voordat het sectoroverleg werd ingevoerd waren er al geluiden tegen het centraal vaststellen van arbeidsvoorwaarden, of juist voor de sectoralisatie.142 Een argument was bijvoorbeeld dat het

centraal vaststellen van arbeidsvoorwaarden in mindere mate toegesneden was op lagere overheden zoals de gemeente.143 De invloed van de gemeente op de centraal vastgestelde

arbeidsvoorwaarden zal miniem zijn, wat verstikkend kan werken op de ontwikkeling van het personeelsbeleid van de gemeente.144

De overheid heeft het uniform opstellen van arbeidsvoorwaarden losgelaten, er is meer ruimte voor differentiatie binnen diverse sectoren.145 De ROP heeft steeds minder onderwerpen op de agenda door de verdergaande decentralisatiewens van de overheid (zie hoofdstuk één). In artikel 117 Gemeentewet is tevens opgenomen dat de minister decentralisatie bevordert. Het centraal vaststellen van arbeidsvoorwaarden, ook na normalisering van de rechtspositie, staat hier lijnrecht tegenover. De wens tot decentralisatie en maatwerk voor lagere overheden wordt geïllustreerd door het ‘cafetariamodel’ dat ontwikkeld is bij de gemeente.146 Het ‘cafetariamodel’ biedt gemeentemedewerkers een keuzemodel in arbeidsvoorwaarden. Dit

140 Sprengers, Een loonmaatregel en het recht op collectief handelen in de overheidssector, TAR 2011/juni, §6 [online]. 141 Zie §1.3.5, bijvoorbeeld: ROP, Rapport inzake evaluatie sectorenmodel, 1996.

142 Okkerman, Lagere overheden en arbeidsvoorwaardenoverleg, Het Waterschap 1984/17; Vrins, Decentralisatie van het

arbeidsvoorwaardenoverleg, Openbaar Bestuur, 1992, p. 16-18.

143 Okkerman, Lagere overheden en arbeidsvoorwaardenoverleg, Het Waterschap 1984/17, p. 457; de Vos, Decentralisatie

van het arbeidsvoorwaardenoverleg, 1994, p. 14.

144 Okkerman, Lagere overheden en arbeidsvoorwaardenoverleg, Het Waterschap 1984/17, p. 457 145 Sprengers, De Wet op de ondernemingsraden bij de overheid, 1998, p. 112.

geeft de uiterste vorm van decentralisatie weer, niet de overheid als werkgever bepaalt aan welke arbeidsvoorwaarden de ambtenaar is gebonden, de ambtenaar zelf mag bepalen aan welke voorwaarden hij gebonden wil zijn.147 De basis voor het cafetariamodel in de huidige collectieve overeenkomst ligt in artikel 4a:3 CAR/UWO. De ontwikkeling naar decentralisatie is daarom bij uitstek een argument tegen het centraal sluiten van een cao.

4.3.2 Gelijkwaardige positie partijen in onderhandelingen

Als één van de voordelen van normalisering van de rechtspositie van ambtenaren wordt genoemd het voorkomen van vermenging van de rollen van de overheid als werkgever en wetgever.148 Aan de hand van de normalisering in de afgelopen jaren is gepoogd de overheid als werkgever en de werknemersverenigingen een meer gelijkwaardige positie te laten innemen. Door het uitbrengen van wetgeving ten aanzien van arbeidsvoorwaarden worden de werkgevers gebonden aan bepaalde voorwaarden die door het parlement zijn opgesteld. Het gevaar ligt in dit geval dat de overheid als werkgever een bijzondere (en dus niet gelijkwaardige) positie inneemt bij het vaststellen van arbeidsvoorwaarden vooraf, omdat over deze punten niet onderhandeld kan worden. Het uitgangspunt van het wetsvoorstel normalisering rechtspositie ambtenaren is het streven de wijze van vorming van arbeidsvoorwaarden bij de overheid zoveel mogelijk te laten lijken op de situatie in de private sector.149 Bij het vaststellen van richtsnoeren op wetgevend niveau kan het parlement als medeonderhandelaar gezien worden, waarbij de gelijkstelling tussen partijen in onderhandelingen niet gewaarborgd is. 150 Dit in tegenstelling tot de arbeidsvoorwaardenvorming in de marktsector, waar contractsvrijheid en gelijkwaardige overlegpartijen het uitgangspunt is.

4.3.3 De wens tot invloed arbeidsvoorwaarden vanuit het Rijk

Sprengers maakt in zijn boek korte metten met de wens van de minister van BZK om invloed te hebben op de onderhandelingen en het idee dat dit niet mogelijk is bij normalisering.151 De gemeenten zijn vrij, los van de overheid onderhandelingen te voeren en cao’s te sluiten. Ook al wordt een cao gesloten op rijksniveau, dan staat het de gemeenten vrij zelf een cao te sluiten die meer gericht is op de specifieke wensen van de gemeente, indien zij niet is aangesloten bij de rijks-cao. Niet aangesloten gemeenten kunnen de cao op rijksniveau wel als

147 Ibid, p. 12-13.

148 Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 32 550, nr. 6 p. 11.

149 Koșer Kaya, Toelichting bij het wetsontwerp normalisering van de rechtspositie van ambtenaren, 2012, p. 11. 150 Zie ook: Sprengers, CAO bij de overheid, SR 2005/65, §3 [online].

38

uitgangspunt nemen bij onderhandelingen op lokaal niveau, maar zijn niet verplicht binnen de grenzen van de rijks-cao te onderhandelen. Het uniform regelen van arbeidsvoorwaarden is niet meer het uitgangspunt binnen de overheid van de laatste jaren. Indien een gemeente ervoor kiest af te wijken van de centraal afgesproken arbeidsvoorwaarden, dan is dit mogelijk. Indien bepaalde arbeidsvoorwaarden breed gedragen worden, als de meerderheid van de werkgevers- en werknemersverenigingen tot een cao komen, heeft de minister van BZK de bevoegdheid de cao algemeen verbindend te verklaren (avv).152 Door middel van dit instrument heeft de minister vanuit het Rijk de mogelijkheid de gemeenten te binden aan de arbeidsvoorwaarden die van belang zijn voor de uitoefening van het openbaar gezag. Het argument dat de minister invloed moet hebben op de arbeidsvoorwaarden en dit alleen door centraal overleg kan afdwingen, gaat in mijn ogen daarom niet op. De minister heeft deze mogelijkheid, ook al gaat dit in tegen de gedachte van het sectorenmodel. Het algemeen verbindend verklaren van een cao is daarom niet wenselijk, maar kan als middel door de minister gebruikt worden. Daarnaast kan de minister altijd invloed uitoefenen door budgetsturing, zoals omschreven in voorgaande paragrafen.

4.4 Optie twee: Centraal sluiten van een cao door overkoepelende