• No results found

5. Vergelijking Nederlandse en Belgische rechtspraktijk

5.3 Arbeidsuitbuiting

5.3.1 Overeenkomsten

Er zijn verschillende verschijningsvormen van arbeidsuitbuiting in Nederland en België. Het gaat hierbij om zaken waarin de persoonlijke integriteit van het slachtoffer is geschonden. De slachtoffers hebben een afhankelijke en kwetsbare positie ten opzichte van de werkgever, worden onderbetaald, zijn bedrogen, of hun positie is misbruikt.155

Een eis waaraan voldaan moet worden om in Nederland en België van arbeidsuitbuiting te kunnen spreken, is dat er een gedraging moet zijn. Uit de Nederlandse jurisprudentie blijkt dat er geen verdergaand initiatief of actief handelen vereist is dan wat is vastgelegd in de wet. De verdachte moet een actieve rol hebben gehad in bijvoorbeeld de werving of vervoering van de werknemer(s). Ook in de Belgische jurisprudentie is dit element verduidelijkt. Hier is gesteld dat een gedraging in zijn normale betekenis moet worden begrepen, waardoor aan het dat gedragingselement wordt voldaan zodra de verdachten de slachtoffers aannemen om gebruik van hen te maken. Er moet dus een handeling zijn verricht om gebruik te maken van de werkkracht. De Belgische maatstaf is vergelijkbaar met die van Nederland. In beide landen is er een handeling vereist.

Het Nederlandse bestanddeel ‘oogmerk van uitbuiting’ en het Belgische bestanddeel ‘in strijd met de menselijke waardigheid’ worden op een vergelijkbare wijze gewogen door de rechter. Uit jurisprudentieonderzoek blijkt dat rechters, om aan te kunnen nemen dat er strijd is met de menselijke waardigheid, rekening hebben gehouden met de volgende factoren:

arbeidsomstandigheden, slechte woon- en leefomstandigheden, om valse redenen salaris inhouden en afhankelijkheid van de werkgever.156 De afhankelijkheidssituatie is

overeenkomstig aan het misbruik van de kwetsbare positie of de dwang van het slachtoffer, zoals vastgelegd in internationale definities. Deze criteria zijn vergelijkbaar met de factoren

154 Bepaling tot bestrijding van mensenhandel van 13 april 1995, B.S. 1995, 10823; Arnou & Vermeulen 2006, p. 60-63. 155 Nationaal dreigingsbeeld 2017, p. 80.

41 uit het Chinese Horeca-arrest, die invulling geven aan het oogmerk van uitbuiting. Hierbij wordt er gelet op de aard en duur van de tewerkstelling; de beperkingen die de tewerkstelling voor betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee wordt verkregen. De HR heeft na het Chinese Horeca-arrest enkel nog verwezen naar de criteria hiervan. Nu de

uitspraken van rechters vrij wisselend zijn, lijkt het alsof de lagere rechters behoefte hebben aan nadere toelichting wat allemaal onder deze criteria dient te worden begrepen. Het element ‘oogmerk van uitbuiting’ lijkt in het Belgische wetsartikel te zijn vervangen door ‘in strijd met de menselijke waardigheid’. In beide landen hoeft de uitbuiting niet daadwerkelijk te hebben plaatsgevonden, alleen het oogmerk is voldoende om hieraan te voldoen.

De criteria die de Belgische en Nederlandse rechters hanteren zijn echter niet dwingend. Hierdoor is het mogelijk dat de criteria in iedere zaak anders worden gewogen. Dit is gebeurd in de Nederlandse zaken Moonfish en Aardbeienkwekerij Steenwijkerland. In deze zaken werden in eerste aanleg en hoger beroep zeer verschillende overwegingen gemaakt.157 Het is

lastig te beoordelen of eenzelfde casus in beide landen tot dezelfde uitkomst zou leiden. In de zaak van het arbeidsongeval in België is strijd met de menselijke waardigheid aangenomen, omdat de werknemer slachtoffer was van een arbeidsongeval en de werkgever dit ongeval wilde verbergen. De criteria (arbeidsomstandigheden, slechte woon- en leefomstandigheden, afhankelijkheid ten opzichte van de werkgever) die normaal worden gehanteerd door rechters in het geval van arbeidsuitbuiting, zijn in deze zaak niet gebruikt.

5.3.2 Verschillen

Om in Nederland van arbeidsuitbuiting te kunnen spreken, is de aanwezigheid van een (dwang-)middel vereist. Uit de jurisprudentie blijkt dat dit element geen onderwerp van discussie is. Er wordt snel aan dit element voldaan. Als het over minderjarigen gaat, is het bovendien niet vereist dat er sprake is van een dwangmiddel. Een nuancering is hier op zijn plaats. Het bewijs van een dwangmiddel bij minderjarige slachtoffers is namelijk wel vereist als er wordt vervolgd op grond van art. 273f lid 1 sub 4 Sr.158 Echter, bij minderjarige

slachtoffers wordt er al snel uitgegaan dat zij zich in een kwetsbare positie bevinden. In België is geen notie van dwang opgenomen in art. 433quinquies Sw. Het zwaartepunt om tot

157 Zie paragraaf 3.2. Rb. Zwolle 29 april 2008, ECLI:NL:RBZLY:2008:BD0860; Hof Arnhem 29 juni 2011,

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ9784; Rb. Overijssel 28 november 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:2951; Hof Arnhem- Leeuwarden 16 maart 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2189.

42 een bewezenverklaring te komen, ligt bij het handelingselement en het uitbuitingselement (strijd met de menselijke waardigheid).

In België moet er strijd zijn met de menselijke waardigheid om een verdachte te veroordelen voor arbeidsuitbuiting. De in de Belgische samenleving geldende maatstaven worden hierbij als referentiekader gebruikt. ‘Menselijke waardigheid’ kan mijns inziens op verschillende manieren geïnterpreteerd worden en is niet juridisch onderbouwd, doordat er geen toelichting in de wet staat. Dit kan leiden tot interpretaties die het lex certa-beginsel schaden. In de MvT is de definitie ‘strijd met de menselijke waardigheid’ verduidelijkt. In de MvT staat dat een loon dat niet in verhouding staat tot het aantal gewerkte uren of een onveilige of

onhygiënische werkomgeving aanwijzingen van arbeidsuitbuiting kunnen zijn.159 De rechter

moet vervolgens beoordelen of er sprake is van arbeidsuitbuiting in een concrete situatie. Enkel een laag salaris is niet voldoende, er moeten ook andere omstandigheden aanwezig zijn waardoor er strijd is met de menselijke waardigheid. Strijd met de menselijke waardigheid moet gedefinieerd worden om schending van het lex certa-beginsel te voorkomen. Het is een vaag criterium dat niet verduidelijkt is door de wetgever of de rechter. Een voordeel van dit element is dat het extra criteria oplevert, waardoor de strafbaarstelling begrensd wordt. Bij ieder bestanddeel moet de rechter een overweging maken, waardoor sneller wordt voorkomen dat verdachten worden veroordeeld voor een feit waarvan in eerste instantie niet beoogd werd dat het onder overige uitbuiting viel. Hoe meer bestanddelen er zijn, hoe minder ruim de strafbaarstelling is. 160 Uit voorgaande blijkt dat zowel in de Nederlandse- als de Belgische

rechtspraktijk de strafbaarstelling van arbeidsuitbuiting niet eenduidig wordt toegepast. Dit kan in beide landen strijd met het lex certa-beginsel opleveren.