• No results found

4. Belgische aanpak overige uitbuiting in de rechtspraktijk

4.2 Arbeidsuitbuiting in de Belgische rechtspraak

Van 2013 tot op heden zijn er 67 zaken door de rechter afgedaan die betrekking hadden op arbeidsuitbuiting. 128 Hiervan zijn 48 verdachten veroordeeld en 18 verdachten vrijgesproken.

De zaken speelden zich af in sterk uiteenlopende sectoren, zoals bouw en renovatie, land- tuinbouw, horeca, drukkerij, maneges, huishoudelijk werk en transport.

Strijd met de menselijke waardigheid is een bestanddeel van art. 433quinquies, § 1, 3° Sw. Om te oordelen of hier sprake van is hebben de rechters rekening gehouden met de volgende factoren: arbeidsomstandigheden (bovenmatige werkuren, een bespottelijke salaris, geen rustdagen), slechte woon- en leefomstandigheden, om valse redenen salaris inhouden,

afhankelijkheid ten opzichte van de werkgever (afnemen van paspoort, waakhonden of dat het slachtoffer een arbeidsongeval is overkomen).129 In de zaken waarin de verdachten

vrijgesproken werden, zat er regelmatig onvoldoende wettelijk en overtuigend bewijs in het dossier om de verklaringen van de slachtoffers te kunnen bevestigen.

Het begrip ‘werven’ is in een uitspraak nader geduid, nadat er een discussie ontstond over wat daar precies mee werd bedoeld. In deze zaak ging het om vreemdelingen die onder

erbarmelijke omstandigheden in een telefoonwinkel moesten werken. De overweging om de verdachte te veroordelen voor arbeidsuitbuiting, was gebaseerd op het feit dat de verklaringen van de slachtoffers ondersteund werden door aanvullend bewijsmateriaal. De slachtoffers werkten in een ruimte die niet voldeed aan de hygiënische normen. De ruimte had geen

127 In dit onderzoek is er naar verschillende zaken gekeken om te kunnen beoordelen hoe omgegaan wordt met de toepassing

van art. 433quinquies in de zin van overige uitbuiting in de periode van 2013 tot heden. Dit startpunt is gekozen omdat in 2013 de laatste wijzigingen aan het wetsartikel zijn aangebracht. Deze vraag is onderzocht via www.juridat.be en www.myria.be/nl/rechtspraak.

128 De volgende trefwoorden zijn gebruikt: economische uitbuiting + 2013 tot heden + strafrecht. 129 Myria 2015, p. 106; Myria 2016, p. 132; Myria 2017, p. 96; Myria 2018, p. 104.

32 sanitaire voorzieningen, er was geen eetruimte en de slachtoffers kregen geen lunchpauze. Alle slachtoffers verbleven hier illegaal en spraken geen Vlaams. Bovendien moesten ze stelselmatig langere dagen maken dan was afgesproken; kregen ze een zeer laag salaris, werden overuren niet uitbetaald en werden ze continu in de gaten gehouden en bedreigd. De slachtoffers hadden strikte instructies gekregen over wat zij moesten doen als er een controle zou plaatsvinden. Hierdoor was er sprake van werkomstandigheden die in strijd waren met de menselijke waardigheid.130 Het Hof bevestigde de veroordeling in hoger beroep en stelde dat

er niet alleen sprake is van mensenhandel bij vrijheidsneming van het slachtoffer of als er papieren worden afgepakt. Mensenhandel moest volgens het Hof ruimer worden opgevat. Omdat een wettelijke definitie van ‘werven’ ontbreekt, moet het in zijn normale betekenis worden begrepen. Hierdoor wordt aan dit element voldaan zodra de verdachten de

slachtoffers aannemen om hen te gebruiken.131 Het Hof van Cassatie bevestigde deze

uitspraak en stelde dat de verdachte in deze zaak de slachtoffers had geworven om in zijn winkel te werken. Hiermee was aan het element ‘werven’ voldaan. De verdachte voerde in cassatie aan dat er geen rekening was gehouden met het vereiste morele element uit art.

43quinquies § 1, 3° SW, namelijk bijzonder opzet. Dit middel werd verworpen omdat door

het Hof van beroep en door de eerste rechter de omstandigheden waren beschreven die in strijd waren met de menselijke waardigheid.132

Een interessante zaak gaat over een arbeidsongeval waardoor de arbeidsuitbuiting aan het licht kwam. Het slachtoffer was een vreemdeling die tijdens zijn werkzaamheden op de manege werd aangevallen door een paard waardoor hij ernstige verwondingen had opgelopen. De verdachte, eigenaar van de manege, liet de vreemdeling onverzekerd op haar manege werken en betaalde regelmatig het salaris niet uit. De rechtbank oordeelde dat de

arbeidsomstandigheden in strijd waren met de menselijke waardigheid, omdat de werknemer slachtoffer was van een arbeidsongeval. Bovendien probeerde de verdachte alles om het voorval in de doofpot te stoppen door zich niet te bekommeren om de werknemer. Er werden geen hulpdiensten ingeschakeld na het voorval, er werd geen loon uitbetaald, het slachtoffer werd uit het huis gezet en de gemaakte medische kosten werden niet betaald.133

130 Corr. Luik (14de kamer), 14 januari 2013. 131 Hof van beroep Luik (6e kamer), 8 mei 2014. 132 Cass. 8 oktober 2014, P.14.0955.F.

33 In een andere zaak werden vader en zoon vervolgd voor arbeidsuitbuiting, wegens het

uitbuiten van Chinese werknemers in hun restaurant. De slachtoffers waren naar België gekomen voor hun studie, bij aankomst werd hun paspoort afgenomen. Om de reis terug te betalen aan de smokkelaars, moesten ze werken in een restaurant. Het doel was

arbeidsuitbuiting dat werd bewerkstelligd door huisvesting. Ze werkten gemiddeld dertien uur per dag, zes dagen per week, voor een maandsalaris van 550 euro. Regelmatig moesten ze restjes van gasten eten, omdat ze anders niets te eten hadden. De rechtbank overwoog dat hier sprake was van strijd met de menselijke waardigheid.134 In hoger beroep nam het Hof echter

een andere stelling in. Het Hof stelde dat er onvoldoende bewijs was om de verklaringen van de werknemers te bevestigen. De huiszoekingen hadden niets opgeleverd en de

getuigenverklaringen waren anders dan die van de werknemers. De verdachten werden vrijgesproken.135 Een soortgelijke zaak deed zich voor op 4 mei 2016. Hierin overwoog de

rechtbank het volgende: “de notie menselijke waardigheid op een kwalitatief niveau van leven

dat door het respect van anderen zou moeten worden beschermd en impliceert een menselijk bestaan waarin basisvoorzieningen verzekerd zijn.” Doordat de uitgeprocedeerde

vreemdeling geen uitweg meer zag, bleef het slachtoffer onder slechte omstandigheden in het restaurant werken. Het slachtoffer kreeg een vergoeding, woonde in het restaurant, had geen arbeidsongevallenverzekering of sociale zekerheid en at etensresten van gasten. In deze zaak werden de verdachten veroordeeld voor onder andere arbeidsuitbuiting.136