• No results found

in het openbare leven

8.4 Apotheose: naastenliefde in het sociale leven

In 1929 vatte Aengenent – nu als bisschop – zijn gedachten nog eens samen in de vastenbrief van dat jaar.16 Hij zet daarin het socialisme en het liberalisme tegen-16 J.D.J. Aengenent (1929). De naastenliefde in het sociale leven. Tilburg: Doc. Commissie van

over elkaar onder het gezichtspunt van de naastenliefde. Het socialisme predikt volgens Aengenent het tegendeel van naastenliefde, omdat de klassenstrijd wordt aangeprezen. Het liberalisme predikt daarentegen de absolute onafhankelijkheid van de mens. Dat heeft gevolgen op godsdienstig gebied (de autonomie van de menselijke geest), op politiek-staatkundig gebied (de volkssoevereiniteit en de wil van het volk), en op sociaaleconomisch gebied (de verwerping van het staatsgezag in het economisch leven, de verwerping van zedenwetten, en het primaat van het eigenbelang). Een goede maatschappelijke orde is volgens Aengenent ‘[…] alleen dan denkbaar als de liefde hare vleugelen over allen uitslaat’. Dat betekent dat er gestreefd moet worden naar een menswaardig bestaan en de gelijkheid van alle mensen voor God. Dat is volgens hem de ware garant voor een vrede tussen de mensen, in de samenleving en tussen de naties.

Voor Aengenent staan de oorzaak én de oplossing van het vraagstuk van de oorlog in het kader van de sociale kwestie en op een dieper niveau van de juiste visie op de verhouding van mens en samenleving ten opzichte van God.17 De Dar-winisten met hun verheerlijking van de oorlog en Labberton die met zijn Nietz-scheaanse wereldbeeld het internationaal recht terzijde wil schuiven, geven Aen-genent aanleiding om zijn visie nog eens te benadrukken. Door de oorlog wordt hij, zo lijkt het, zelfs bevestigd in zijn opvattingen dat de moderne samenleving zodanig kwalijke kanten heeft dat ze de Europese cultuur zelfs kunnen doen ontsporen. Ook wordt hij erin bevestigd dat de oplossing bestaat uit het volgen van het pauselijk woord en het in de praktijk brengen van het christelijk-sociale gedachtegoed in kerk en samenleving. Daarmee sluit hij aan bij de analyses van Benedictus xv (al tijdens de Eerste Wereldoorlog) en Pius xi (na de oorlog). Dat dat proces van secularisatie en modernisering van de samenleving na de Eerste Wereldoorlog alleen maar doorzette, kan voor Aengenent – met de ervaring van de oorlog in zijn achterhoofd – reden zijn geweest zijn werkzaamheden op sociaal terrein te intensiveren.

Ook na de oorlog blijft hij het katholiek-christelijke (pauselijke) sociale ge-dachtegoed promoten als garant van de internationale vrede. De kernpunten in zijn geschriften over oorlog en vrede staan ook nu nog centraal in de katholieke sociale leer over oorlog en vrede: de promotie van het internationaal recht en de diplomatie, oorlog mag alleen gevoerd worden in uiterste noodzaak en als mid-del tot verdediging, oorlogen voorkomen door aandacht te schenken aan de juis-te sociale verhoudingen, ware vrede kan alleen bereikt worden als de vrede van Christus een plaats krijgt in de samenlevingen en de mensen. Met deze gedachtes was hij misschien niet origineel, maar hij was er wel vasthoudend mee in woord en geschrift. Daarnaast stimuleerde hij de deelname van katholieken aan de vre-desactie en het oplossen van de concrete noden gedurende de oorlog. Op deze manier heeft hij zowel aan de theorie als ook aan de praktijk van het vredeswerk een bijdrage geleverd.

17 Dit was overigens de analyse van verscheidene Nederlandse bisschoppen, wat Bank, Culturele

9.1 Kapittelgeheim

Kerstmis 1927 werd bisschop Callier bediend. Hij knapte weliswaar weer op maar het werd duidelijk dat hij niet lang meer te leven had. Hij vroeg in Rome een coadjutor aan met recht van opvolging. Het kapittel moest daarvoor drie kan-didaten aan Rome voordragen. Terwijl in Rome over de voordracht werd nage-dacht, overleed Callier op 28 april 1928. De procedure moest over, en al op 15 juni werd Aengenent benoemd tot bisschop van Haarlem. Dit was trouwens geheel de verwachting van Aengenent zelf, en hij bracht volgens Voets na de dood van Callier zelf de geruchtenstroom daarover op gang.1 Aengenent vertelde ‘geheel in vertrouwen’ aan enkele priestervrienden dat de benoeming van een opvolger niet lang op zich zou laten wachten, omdat de procedure in Rome immers al liep, en dat hij als eerste op de lijst had gestaan. Zijn latere secretaris Bank herinnert zich2 dat Aengenent zich in 1935 tijdens een goed glas wijn nog eens uitliet over de procedure in het bijzijn van Bank en zijn collega-secretaris Hermanus Agterof:

‘Vandaag, 21 maart, feest van Sint Benedictus, is voor mij een bijzondere dag. Toen werd ik candidaat gesteld voor de zetel van Haarlem’. Wij keken hem verwonderd aan. ‘Wisten jullie dat dan niet?’ Neen, natuurlijk niet, het was immers een kapittel-geheim.

Waarom zou de keuze op Aengenent gevallen zijn? Volgens Bank was zijn benoe-ming tot erekannunik bij gelegenheid van zijn zilveren priesterjubileum in 1922 en kannunik-theologaal in 1923 opvallend en een teken dat Callier hem wel zag zitten, mogelijk als zijn opvolger. Het zou Taskin geweest zijn, als voorzitter van het kathedraal kapittel én president van het seminarie Warmond, die hem heeft voorgedragen. Voets meent dat Aengenent door zijn gehoorzame houding tegen-over zijn bisschop na 1920 bij de kerkelijke leiders in de smaak ging vallen.3 Dat is wel erg defensief geformuleerd. Aengenent had zijn bestuurlijke kwaliteiten en daadkracht ook bewezen bij de discussie over de plaats van de vakbeweging en de democratisering van de katholieke partij, bij de katholieke sociale actie, en de katholiekendagen. Hij beschikte over een uitgebreid netwerk in de samenleving, in maatschappelijke organisaties, in de kerk, en in de politiek. Hij had een ortho-doxe maar tevens originele mening verkondigd in vele publicaties die breed wer-den gelezen, en hij was een graag geziene gast en spreker. Als docent was hij de 1 Voets, Bewaar, p. 219.

2 Bank, Aengenent, pp. 28-29. 3 Voets, Aengenent.

modernistenstrijd ongeschonden doorgekomen en kon zo mogelijk verzoenend werken naar de verschillende vleugels. Kortom: Aengenent was niet voorgedra-gen en gekozen vanwege zijn kleurloosheid.