• No results found

De apocriefen bevatten aangelegenheden, die in tegenstelling staan tot de canonieke boeken of zijn gewoon incorrect

In document ORIËNTATIE IN HET OUDE TESTAMENT (pagina 50-74)

Als afsluiting moeten we op een probleem wijzen, dat typisch protestants is. Het protestantisme heeft met recht de apocriefen als canoniek verworpen. Wat echter vreemd is, is de volgorde van de boeken van het Oude Testament in protestantse Bijbeluitgaven. Die wordt bepaald door de Septuaginta. Dan laat je je echter leiden door een geschrift, die de volgorde laat bepalen met insluiting van apocriefen. De protestantse volgorde van de boeken van het Oude Testament is door geen enkel handschrift betuigd. Het heeft iets willekeurigs. Dit is een typisch protestants compromis, dat aan de ene kant naar de bron terug wil keren en maar aan de andere kant toch nog elementen van de traditie wil opnemen, waarvan men weet dat ze onzuiver zijn. Daardoor werd tegelijk het mozaïek van de opbouw van de canon veranderd:

een andere volgorde en andere blokindeling. Daardoor werd een scherpe blik op de contouren van het Oude Testament als geheel verzwakt.

2.2.3. De Samaritanus of Samaritaanse Pentateuch

De Samaritanen maken aanspraak het echte Israëlitische volk van God te zijn. Volgens hen zijn de joden dat niet. Tot en met Mozes is volgens de Samaritanen alles goed gegaan.

Daarom hebben zij de Pentateuch. De rest van het Oude Testament verwerpen zij. Daarin staat dat Sion - Jeruzalem de plaats is, die Jhwh gekozen heeft. Dat is volgens hen fout. De

berg waar Jhwh vereerd moet worden is niet Moria bij Jeruzalem, maar Gerizzim bij Sichem.

De enige plaats in Kanaän waarvan God geboden heeft om een altaar te bouwen en de zegen en de vloek uit te spreken, zijn de bergen Gerizzim en Ebal (Deut 11:29-30; 27:2-8). Tussen deze bergen ligt de stad Sichem, die zij als hoofdstad zien. Later is de nieuwe stad Samaria het bestuurscentrum geworden (1 Kon 16:23-28).

In de Samaritaanse Pentateuch zijn er enige opvallende afwijkingen, vergeleken met die van officiële joodse tekst, de Masoretische tekst:

- Na Exod 20:17 en Deut 5:21 staat er een (ingelast) gebod om een heiligdom op de berg Gerizzim op te richten.

- In Deut 11:29-30 is er de opdracht om een zegen op de berg Gerizzim en een vloek op de berg Ebal uit te spreken. De Samaritanus heeft nog extra "tegenover Sichem". Daarmee wil de het de grote waarde van de plaats Sichem, de centrale plaats van de Samaritanen tonen.

- Deut 27:4-5 staat de opdracht om een altaar te bouwen op de berg Ebal. De Samaritanus heeft echter de naam van de berg Gerizzim in plaats van de Ebal. De Gerizzim is de heilige berg van de Samaritanen.

Er zijn de volgende hoofdvraagstukken:

Wanneer zijn de Samaritanen ontstaan? Wanneer is de scheuring tussen hen en het Jodendom geweest? Die vraag is belangrijk voor het tijdstip van het ontstaan van het zelfbegrip van de Samaritanen.

1. De Samaritanen zelf zien zich als de ware Israëlieten van het begin af aan. Zij zijn de ware erfgenamen van Mozes. Ze hebben eigen heilige schriften, die over de periode vanaf Jozua gaan. Hun eigenheid is volgens hen in de tijd van de priester Eli (12e eeuw v. Chr.) ontstaan.

Die is weggegaan uit Sichem naar Silo om daar een nieuwe eredienst te stichten. Later is die verplaatst naar Jeruzalem. Niet zij, maar de joden hebben zich volgens de Samaritanen afgescheiden.

2. In de historische kritiek worden de Samaritanen als een soort voortzetting van het tienstammenrijk Israël gezien. De onderscheiding tussen noord (Israël) en zuid (Juda) is veel ouder dan de scheuring na koning Salomo in 931 v. Chr. Daarvan getuigt reeds een tekst als Joz 11:21, waar een verschil wordt gemaakt tussen het gebergte van Juda en het gebergte van Israël. Volgens een historische kritische visie woonden er reeds Israëlitische stammen in Kanaän, toen een andere groep van Israëlitische stammen uit Egypte Kanaän binnendrongen.

Als Israël in Joz 8:30-35 naar de bergen Ebal en Gerizzim gaat om de zegen en de vloek uit te spreken, dan is er geen enkele aanwijzing voor een oorlog om dat gebied rond Sichem. Dat komt omdat daar reeds een Israëlitische bevolking aanwezig was. Tussen de nieuwe en oude stammen vond er een aaneensluiting (amfiktyonie) in Sichem onder Jozua plaats, waarbij ook alle stammen zich tot het Jahwisme verplichtten. Daarom ook de oproep van Jozua om de goden uit hun midden weg te doen (Joz 24:14, 23). De nieuwe stam Juda was zeer Jahwistisch en bleef een eigen zelfstandigheid houden. De samenwerking tussen die twee groepen bleek niet eenvoudig te zijn en de twee delen braken definitief uit elkaar na de Judese eenheidskoningen David en Salomo. Toen Samaria in 721 door Assur werd veroverd, werden wel veel inwoners gedeporteerd, maar het grootste deel van de Israëlitische stammen zijn in Israël blijven wonen. Groepen uit andere volken die naar dat gebied zijn gebracht, vormden een minderheid en hebben zich tenslotte geassimileerd.99 In deze visie worden de Samaritanen

99 Men kan Hosea 7:8 als argument aanvoeren: “Efraïm vermengt zich met de volken”. Deze uitspraak over de hoofdstam van noordelijk Israël gebeurde voor de ondergang van het noordelijke rijk. Verder gaat het niet om etnische assimilatie, maar om allerlei verbindingen op politiek en godsdienstig gebied met de omgevende volken (7:11).

(die toen nog niet deze naam hadden) gewoon als Israëlieten gezien, net als de Judeeërs Israëlieten zijn. In die begineeuwen zijn er hoogstens spanningen geweest, niet meer.

Wanneer de breuk is geweest, is niet zo duidelijk. Dit is eerder een proces. Die heeft zeker niet plaatsgevonden in de tijd van Ezra - Nehemia, maar veel later. Samaria was zeer invloedrijk, dat blijkt wel uit de brieven van Elefantine in Egypte uit de 5e eeuw v. Chr. Israël is de hoofdstroom en Juda een minderheid. De aanspraken van de Samaritanen als voortzetting van Israël zijn uit de geschiedenis goed gegrond.100

3. Het oudtestamentische canonieke beeld wijkt sterk af, zowel van het zelfbegrip van de Samaritanen als van de visie van de historische kritiek.

a. De canonieke afwijking van het Samaritaans zelfbeeld.

- Hoe geloofwaardig zijn de afwijkingen in de Samaritaanse Pentateuch? Bij de joodse traditie spelen noch de Ebal, noch de Gerizzim een belangrijke rol. De joodse Pentateuch geeft de indruk onafhankelijk en oorspronkelijk te zijn. Volgens Deut 27 worden op de Ebal zowel het altaar gebouwd, de wet op stenen geschreven, als ook de vloek door de zes stammen gesproken. De zes andere stammen spreken de zegening uit op de Gerizzim bij het wel houden van de wet. Op de Ebal gebeuren dus zowel positieve als negatieve dingen. De positieve elementen alleen worden weggenomen en nu de berg Gerizzim toegesproken. Dit geeft de indruk van aanpassing aan het dogma van de eredienst op de Gerizzim.101 Bij de Samaritanus moeten we rekenen met bewuste veranderingen van de tekst wegens de theologie over de lokaliteit van de eredienst.

- Het is niet Eli, maar Jozua die reeds zo'n 200 jaar van te voren de Ontmoetingstent in Silo heeft opgericht (Joz 18:1). Eli faalt wel volgens het boek Samuël, maar de verplaatsing van de eredienst komt niet ter sprake. Die was in Silo, maar wordt nu verwoest door de Filistijnen.

Van te voren is Silo de plaats die Jhwh heeft gekozen om Zijn naam te doen wonen. Silo wordt daarna door God verworpen. Welke visie is geloofwaardiger? Silo is daarna, ook bij de joden, een klank met een negatieve bijsmaak (Ps 78:60-61, 67; Jer 7:12). In het Oude Testament vinden we een genuanceerd beeld over Silo als de plaats van de eredienst. Silo is niet exclusief. God kiest zijn plaats uit en kan die veranderen. Bij de Samaritanen is de plaats van eredienst exclusief de berg Gerizzim en daarom moet Silo slecht zijn. Ook hier hebben we de indruk, dat de joods oudtestamentische visie authentiek is.

- Vanuit Bijbelgetrouw wetenschappelijke datering is er nog een reden. Het boek Jozua moet op zijn laatst rond 1.370 v. Chr. geschreven zijn.102 Daarmee is de veronderstelde joodse geschiedenisvervalsing uitgesloten. De geschiedvervalsing ligt eerder aan Samaritaanse zijde.

100 Zie uitgebreid: Knoppers, Gary A. Jews and Samaritans: The Origins and History of Their Early Relations.

Oxford: Oxford University Press, 2013. http://www.bookreviews.org/pdf/9222_10170.pdf

101 Als Sichem (Gerizzim) de plaats van de centrale eredienst zou zijn, dan zouden er op die plaats twee altaren met een centrale en centraliserende functie zijn geweest. 1. Het koperen brandofferaltaar van de Ontmoetingstent van de centrale eredienst (Exod 27:1-7, 38:1-7; Lev 9:24; Deut 12:5-27). 2. Het stenen altaar op de Gerizzim (Ebal) voor het uitspreken van de zegen en de vloek (Deut 27:4-7, 12-13). Vergelijk Deut 27:5-6 met Exod 20:24-26. De verbondskist was bij de uitvoering aanwezig (Joz 8:30-35, zie vooral 8:33). Als we ervan uitgaan, dat de centrale eredienst op de Gerizzim opgericht zou moeten worden, dan zou dat nieuw te bouwen altaar van stenen niet ver van dat van het koperen brandofferaltaar staan. De vraag is, hoe zinvol dit is. Dat stenen altaar heeft een eenmalige functie. De teksten uit Deut 11:29-30 en Deut 27:5 worden echter juist door de Samaritanen gebruikt in hun betoog voor de plaats van de centrale eredienst. Dus dan moet het stenen altaar voor de centrale eredienst gebruikt worden. Maar daarvoor was het reeds bestaande koperen brandofferaltaar bedoeld. Hier is de Samaritaanse theologie zeer kwetsbaar.

102 Koorevaar, Hendrik J. Priestercanon: De 7 Priesterlijke Boeken in de Wet van Mozes en de Gedemonstreerde Wet, versie 6.4. Leuven: Evangelische Theologische Faculteit, 2013-2014, 4.4. Het ontstaan, de datering en het auteurschap van het boek Jozua.

b. De canonieke afwijking van het historisch-kritisch beeld.

Het is correct dat de berg Gerizzim en de plaats Sichem een belangrijke rol spelen. Om enige voorbeelden te noemen.

- Volgens Gen 12:6-7 is de eerste plaats waar Abram in Kanaän verbleef Sichem. Het is ook de eerste plaats waar Jhwh aan Abram verscheen, de eerste plaats waar Abram de belofte kreeg dat zijn nageslacht het land Kanaän zou bezitten, en de eerste plaats waar Abram voor Jhwh een altaar bouwde. Abram kon of wilde zich echter niet op deze plaats handhaven.

Volgens Gen 33:18-20 bouwt Jakob in Sichem een altaar bij zijn terugkeer naar Kanaän, nadat hij daar een grondstuk had verworven. Het was het tweede stuk land dat door de aartsvaders verworven was. Het eerste was de spelonk van Machpela door Abraham. Dat was echter een begrafenisplaats. De opmerking van de Samaritaanse vrouw in Joh 4:12 slaat op dit gebeuren. Ook Jakob kon zich echter niet handhaven in Sichem (Gen 34). Het is bovendien opvallend, dat Jozua aan het eind van zijn leven Israël een verbond laat sluiten verbondsvernieuwing in Sichem (Joz 24:1-28). Sichem is de plaats waar voor het eerst het koningschap uitgeroepen werd (Abimelech, de zoon van Gideon). Dit was echter wel verbonden aan de cultus van een andere God, Baäl Berit. Sichem wordt tenslotte, samen met de tempel van Baäl Berit verwoest en Abimelech vindt de dood (Recht 8:32-9:57).

- Het is correct dat de berg Gerizzim van belang is. In Deut 11:29 geeft Mozes aan Israël de opdracht om op de berg Gerizzim de zegen en op de berg Ebal de vloek uit te spreken.

Zodoende is de berg het teken van zegening. Hiermee verbonden is de opdracht om op de Ebal de woorden van de wet op grote stenen te schrijven en op de Ebal een altaar van onbehouwen stenen te bouwen (Deut 27:1-26). Dit is uitgevoerd in Joz 8:30-35. De moeilijkheid is wel, dat het altaar niet op de Gerizzim maar op de Ebal staat. Daarmee is niet de Gerizzim, maar de Ebal de cultusplaats.

- Het is incorrect dat er enige stammen in Kanaän waren en er later andere stammen uit Egypte bij kwamen. Israël is in zijn ontstaanstijd uit Kanaän naar Egypte vertrokken en is als geheel uit Egypte naar Kanaän teruggekeerd. Het is juist dat er rond Sichem geen oorlog gewoed heeft, maar het kan zijn dat die plaats na de uitmoording door Simeon en Levi (Gen 34) nog steeds niet is opgebouwd.103 Het is correct, dat de onderscheiding tussen het noorden (Israël) en het zuiden (Juda) al heel oud is, reeds in de tijd van Jozua (Joz 11:21). Daarvoor kan de volgende reden aangewezen worden. De verdeling van Kanaän wordt in Gilgal op gang gebracht door Kaleb, een Judeeër, die zijn door God beloofd erfdeel vraagt. Daarom krijgt eerst Juda zijn erfdeel, en vervolgens de Jozef - stammen Efraïm en Manasse. Daarna komt de verdeling stil te liggen. Daardoor is er ergens al een tweedeling. Op initiatief van Jozua wordt de Ontmoetingstent van Gilgal naar Silo in het gebied van Efraïm gebracht. De hele gemeente van Israël wordt daar bijeengeroepen. Dat betekent dat de zeven andere stammen zich op het gebied van Efraïm legeren. Hier ontstaan een natuurlijke verbinding.

Juda heeft al niets meer met de zaak te maken.104 Vanuit Silo krijgen de zeven stammen hun erfdeel. De verdeling wordt afgesloten door de vermelding van het erfdeel van Jozua. Zie Joz 14:6-19:51. De verdeling staat ingeklemd tussen Kaleb de Judeeër en Jozua de Efraïmiet.

Door hun trouw is de inname van Kanaän mogelijk geweest.105 Een natuurlijke tweedeling is daarmee gegeven.

103 Het is ook mogelijk, dat de bevolking met Israël verbonden bleef na de besnijdenis (Gen 34).

104 Het is niet duidelijk, wat de gehele gemeente van Israël in Joz 18:1 precies is en wat zij daar in Silo doet. In zijn totaliteit zal het met de Ontmoetingstent te maken hebben. Juda zal daar ook bij geweest zijn, maar alleen wat deze godsdienstige aangelegenheid betreft. Daarna gaat het verhaal alleen verder met de zeven stammen op het gebied van Efraïm.

105 Koorevaar, H. J., De opbouw van het boek Jozua. Centrum voor Bijbelse Vorming België v.z.w. Heverlee 1990, p. 189-191, 196-198, 229, 231.

Toen koning Saul voor het eerst militair optrad, werd er een verschil gemaakt tussen de militairen uit Juda en Israël (1 Sam 11:8).

David werd eerst koning over Juda (2 Sam 2:4) en pas 7 1/2 jaar later koning over Israël en wel d.m.v. een verdrag met de oudsten.106 Na de opstand van Absalom dreigde Israël van David af te vallen en alleen Juda over te blijven (2 Sam 19:40-20:3).

Na Salomo's dood braken noord en zuid definitief uit elkaar (1 Kon 12:1-24) en dit gebeurde in Sichem (1 Kon 12:1). Sichem werd ook de eerste koninklijke residentie voor Jerobeam (1 Kon 12:25).

Het noorden bleef Jahwistisch, maar wel met behulp van beeldendienst, een stierkalf (1 Kon 12:26-32). Tijdens Omri werd ten noorden van Sichem een nieuwe hoofdstad Samaria gebouwd (1 Kon 16:24), en zijn zoon Achab voerde de Baäl - cultus als staatsgodsdienst in (1 Kon 16:31-32). Tijdens Jehu werd die weer afgeschaft, maar de kalverencultus bleef (2 Kon 10:18-29).

Na de ondergang van het noordelijke rijk door Assyrië in 722 v. Chr. werden gedeporteerden uit andere volken naar het gebied gebracht. Deze behielden hun godsdienst. Later werd door hen de dienst van Jhwh ook aanvaard en door een Israëlitische priester ingevoerd. Daarna ontwikkelde zich een syncretisme (2 Kon 17:24-41).

Er zijn groepen van de Israëlitische tien stammen overgebleven. Dat blijkt wel uit de hervorming van de Judese koning Hizkia, waarbij hij ook de Israëlieten uitnodigde aan het Pascha deel te nemen (2 Kron 30:1-31:1).107 De hervorming had gevolgen ook voor noord - Israël (2 Kron 31:1). Een kleine 100 jaar later heeft de Judese koning Josia nog een hervorming in Juda doorgevoerd, die gevolgen had voor het gebied van noord - Israël (2 Kon 23:15-20). Zelfs na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem in 586 v. Chr. gingen inwoners van noord - Israël naar het huis van Jhwh om offers te brengen (Jer 41:4-5).

Na de terugkeer van een deel van de Joodse ballingen onder leiding van Zerubbabel, willen ze de tempel in Jeruzalem gaan herbouwen. Het begin van de herbouw moet rond 536 v. Chr.

geweest zijn. In Ezra 3:3 is er sprake van angst bij de joden tegen de hun omgevende volken.

De bevolking van het land wordt bij de inleiding in 4:1 “de tegenstanders van Juda en Benjamin” genoemd. Zij willen meehelpen met de bouw van de tempel. De “Samaritanen”

(“de bevolking van het land”) betuigen uitdrukkelijk, dat zij zichzelf als andere volken en niet als Israëlieten zien (Ezra 4:4).108 Op dat moment heeft geen vermenging met de resten van de Israëlitische stammen plaatsgevonden. Ze betuigen dat zij Jhwh dienen sedert hun deportatie

106 Meestal wordt het gezien, dat het bezit van Jeruzalem in de handen van de Jebusieten, een wig tussen noord en zuid gedreven werd. Toen David Jeruzalem veroverd had, werd deze een koninklijke stad en tegelijk de hoofdstad voor het hele rijk van de twaalf stammen. De oorzaak van de scheiding tussen noord en zuid zou zo geopolitiek veroorzaakt zijn. Zie Jagersma, H., Geschiedenis van Israël in het oudtestamentische tijdvak. J. H.

Kok. Kampen 1979, p. 146-148. De geopolitieke scheiding tussen noord en zuid door Jebus - Jeruzalem moet echter niet overschat worden. Het kan vroeger een versterkend element gespeeld hebben, maar de oorzaak ligt dieper. Die oorzaak ligt geestelijk. Juda is de religieus aangevende, vanaf het begin, en is de eerste die in Kanaän zijn stamgebied krijgt. De scheiding ligt eerder daarin, dat deze leidinggevende positie niet altijd in dank werd aanvaard, vooral niet door Efraïm-Jozef, die zich vaak opwierp als leider en woordvoerder van de rest tegenover Juda en het koningschap. Zie 2 Sam 19:40-20:3, 1 Kon 12:1-5. De woordvoerder is Jerobeam, een Efraïmiet, 1 Kon 11:26.

107 Dit argument geldt alleen maar, als Samaria reeds verwoest was.

108 De naam Samaritanen komt voor het eerste voor in 2 Kon 17:29, maar wordt daar gebruikt voor de Israëlitische bevolking van Samaria, voor de aankomst van de ballingen uit de andere volken. Het huidige begrip heeft dus een veel bredere betekenis meegemaakt, gezien vanuit de oorspronkelijke inhoud. In de boeken Ezra en Nehemia wordt de naam Samaritanen niet gebruikt voor de ballingen uit die andere landen, die naar het gebied van Samaria werd gevoerd. In het NT wordt die bevolking Samaritanen genoemd. Omdat die bevolking een voortzetting van die gedeporteerde bevolking naar het gebeid van Samaria, noemen wij terecht die bevolking in de tijd van Ezra en Nehemia ook Samaritanen. Niet iedereen is daar gelukkig mee.

naar Israël door Esarhaddon, de koning van Assyrië.109 De joden wijzen hun voorstel af; zij willen het alleen doen (4:3). De joden zeggen niet, waarom ze dat afwijzen. Volgende redenen kunnen een rol gespeeld hebben:

a. Misschien zijn ze niet overtuigd van het Jahwisme van de Samaritanen en dat ze nog steeds syncretistisch zijn. De schrijver van het boek Koningen betuigt, dat zij nog in zijn tijd zowel Jhwh als andere goden dienden (2 Kon 17:40-41). Dit boek is op zijn vroegst nog maar pas 25 jaar van te voren geschreven. Indien ze toch uitsluitend Jahwistisch zijn, dan kunnen in hun eredienst veel foute elementen zijn opgenomen, die dan een bedreiging voor de gezonde eredienst in Jeruzalem kunnen zijn.

b. Misschien zijn de joden op zichzelf wel overtuigd van de orthodoxie van de Samaritanen, maar zien ze de bouw van de tempel als een opdracht voor hen als joden (Israëlieten) alleen, zowel van de zijde van God als van de zijde van de koning van Perzië (Ezra 1:1-4).

c. Misschien zien de joden in het voorstel een bedreiging voor hun eigen zelfstandigheid als volk. Als ze samen met de Samaritanen de tempel in Jeruzalem gaan bouwen, dan gaat ook het bestuur over die tempel tussen joden en Samaritanen gedeeld worden. Ze konden in het voorstel van de Samaritanen een zet zien om hun macht over de joden uit te breiden.

Van de Samaritaanse vijandschap wordt verder bericht in Ezra 4:6-6:13 en in Neh 2:19-20,

Van de Samaritaanse vijandschap wordt verder bericht in Ezra 4:6-6:13 en in Neh 2:19-20,

In document ORIËNTATIE IN HET OUDE TESTAMENT (pagina 50-74)