• No results found

Verschil scores klas 1B en 1D

9. Beantwoording probleemstelling

9.2 Antwoord probleemstelling

Gekeken naar de resultaten uit het praktijk onderzoek en ook de conclusies daarvan zoals ze beschreven zijn in hoofdstuk 8, kan het volgende antwoord gegeven worden op de probleemstelling:

Taalgericht vakonderwijs heeft een positieve invloed op de leerresultaten van leerlingen. Dit geldt voor de leerresultaten op inhoudelijk gebied maar ook voor de taalvaardigheden van leerlingen. Dit kan gezegd worden omdat er na een zestal lessen al een duidelijk vooruitgang is te zien op beide gebieden. Zowel inhoudelijk als taalvaardig zijn de leerlingen die les hebben gehad middels Taalgericht vakonderwijs sterk vooruit gegaan.

Op inhoudelijk niveau is de groei niet zo sterk als die op het gebied van taalvaardigheden. Maar er kan aan de hand van de resultaten ook nog iets anders worden geconcludeerd: de aandacht voor taal in lessen doormiddel van Taalgericht vakonderwijs heeft zeker geen negatieve invloed op de inhoudelijke ontwikkeling van de leerling. De vakkennis en de overdracht daarvan gaat dus niet verloren door de extra aandacht voor taal doormiddel van Taalgericht vakonderwijs.

Als we kijken naar de resultaten op gebied van de taalvaardigheid moeten we erkennen dat er wel een grote vooruitgang optreedt, maar het niveau van de leerlingen is nog steeds vrij laag. Hier is ook een reden voor te geven, namelijk dat er tijdens dit onderzoek maar tijdens de lessen van één vak middels Taalgericht vakonderwijs is gewerkt.

9.3 Aanbevelingen

De eerste aanbeveling die er op basis van de resultaten gedaan kan worden, is die aan de docenten zelf. Zoals uit dit onderzoek is gebleken, heeft het toepassen van Taalgericht vakonderwijs in de les een positieve invloed op de leerresultaten van leerlingen. Daarom is het van belang dat docenten zelf aan de slag gaan in de klas met Taalgericht vakonderwijs, zodat de taalproblemen bij vmbo-leerlingen worden teruggedrongen en de taalvaardigheid verbeterd.

Bij het voorbereiden en het geven van de lessen, moeten de docenten aandacht hebben voor taal. De laatste jaren zijn de hulpmiddelen voor het toepassen van Taalgericht vakonderwijs gegroeid, en hoeft een docent geen uren extra werk te steken in het voorbereiden van zijn of haar lessen. Alleen al de site van het Platform Taalgericht vakonderwijs geeft een heleboel handreikingen voor docenten. Voorbeelden daarvan zijn de dertien lessenseries, waarvan er eentje gebruikt is voor deze scriptie en de Lesfabriek. Een programma ontworpen door drie landelijke instituten (de CED-Groep, het APS en de SLO) met subsidie van het ministerie van OCW. Het is een programma waarmee je snel een les(senserie) kunt maken. Het is een digitaal hulpmiddel, waarin allerlei instrumenten (uitgewerkte opdrachten, lijsten met doelstelling, enzovoort) beschikbaar zijn die taalgerichte lessen mogelijk maken.

In bijlage 9 een korte handleiding over de Lesfabriek.

De tweede aanbeveling die gedaan kan worden is aan schooldirecties, taalcoördinatoren, enzovoorts. Om de leerresultaten van de leerlingen te verbeteren is het van belang dat er door middel van een taalbeleid op school, Taalgericht vakonderwijs bij alle vakken en lessen aan bod komt. In het taalbeleid van een school moet omschreven worden, welke activiteiten docenten moeten ondernemen en daar moeten ze in worden ondersteund. Als er dan op een gestructureerde manier door docenten gewerkt wordt aan Taalgericht vakonderwijs, dan zullen de resultaten van de leerlingen op het gebied van taalvaardigheid sterk verbeteren.

In het verlengde hiervan een klein gedeelte uit een artikel wat gepubliceerd is in de KLEIO:

“Taalgericht vakonderwijs komt het best tot zijn recht wanneer niet alleen de docent, maar ook het team en de schoolleiding er aandacht voor hebben. Binnen de sectie kunnen bijvoorbeeld vaktaaldoelen worden geformuleerd bij de verschillende onderdelen van het curriculum.”23

In de bijlage 10 bevindt zich informatie over het invoeren van Taalgericht vakonderwijs op een school.

23 Van Boxtel, C. & van Drie, J. (2010). Leer de vaktaal gebruiken. Kleio: Tijdschrift van de vereniging van docenten in geschiedenis en staatsinrichting in Nederland, 51 (3), 18-22.

Nawoord

Toen ik in september de eerste bijeenkomst had waarin uitleg werd gegeven over het maken van deze afstudeerscriptie, durfde ik niet te denken aan juni 2010. In die maand moest het helse karwei namelijk geklaard zijn.

Nu is het dan zover, ik kijk met een gemengd gevoel terug op die periode tussen september en juni. Nu de scriptie af is overheerst er een gevoel van opluchting en ook een gevoel van trots, ik heb het toch maar gedaan. Gedurende de periode van september tot juni zag ik het soms helemaal niet meer zitten. Vaak wist ik heel goed wat ik wilde en wat ik bedoelde maar kreeg ik het niet goed op papier. Ook de drukte van andere onderdelen van mijn opleiding zorgden voor extra stress. Na wat hulp van verschillende personen, bijvoorbeeld mijn begeleider, mijn vriend of collega’s ging ik weer met goede moed van start. Uiteindelijk heeft dat deze scriptie opgeleverd, waar ik zoals eerder vermeld, trots op ben.

Miriam van Eijk

Bronvermelding

Literatuur:

 Hajer, M. & Meestringa, T. (2004). Handboek taalgericht vakonderwijs.

Bussem: Uitgeverij coutinho.

 Hajer, M., & Meestringa, T. (1995). Schooltaal als struikelblok: didactische wenken voor alle docenten. Muiderberg: Coutinho

 Koolen, H., Schure, F., Neutelings, T. & Endeman, A. (2008).

Overzichtsklapper Minor Innovatief Beroepsonderwijs. Sittard: Fontys Lerarenopleiding Sittard.

Artikelen:

 Bonset, H., & de Boer, M. (2008). Doorlopende leerlijnen voor taal in het onderwijs.

 Van Boxtel, C. & van Drie, J. (2010). Leer de vaktaal gebruiken. Kleio:

Tijdschrift van de vereniging van docenten in geschiedenis en staatsinrichting in Nederland, 51 (3), 18-22.

 van Braekeleer, H. (2005/2006). Taalbeleid, taalgericht vakonderwijs, remediaal beleid: een Babylonische spraakverwarring?!. Remediaal:

Tijdschrift voor leer- en gedragsproblemen in het vo/bve, 1, 3-13.

 CPS Onderwijs ontwikkeling en advies. (2007). Effectief taalbeleid: samen met management, docenten en leerlingen. Amersfoort.

 Cuelen, E. (2000). Taalbeleid op school. Een aandachtspunt bij de schooldoorlichtingen. Veertiende conferentie Het Schoolvak Nederlands, 2001, 299-306.

 Hacquebord, H. (2004). Taalproblemen en taalbehoeften in het voortgezet onderwijs. Levende Talen Tijdschrift, 5 (2), 17-29.

 Hajer, M., van der Laan, E., Meestringa, T. (2010). Taalgericht de vakken in!:

Achtergronden bij dertien lessenseries. Enschede: Netzodruk.

Internet:

 http://www.minocw.nl/vmbo/226/Over-het-vmbo.html

 http://www.taalgerichtvakonderwijs.nl/

 http://www.taalgerichtvakonderwijs.nl/producten/00005/00007/

 http://www.slo.nl/

Overige:

 Afdeling Marketing&PR CITAVERDE College. (2009). Schoolgids 2009-2010 CITAVERDE College vmbo-groen: locatie Nederweert.

 Baas, M., Dijkstra, B., Hagenaars, M., Jongejans, J., Kerstjens, F., de Leur, T., Prinsen, M., Schrover, W., (2008). Memo handboek 1 kgt. ’s Hertogenbosch:

Malmberg.

 Baas, M., Dijkstra, B., Hagenaars, M., Jongejans, J., Kerstjens, F., de Leur, T., Prinsen, M., Schrover, W., (2008). Memo werkboek 1 kgt. ’s Hertogenbosch:

Malmberg.

 Bots, R., van Boxtel, C., van der Laan, E., (2009). Lesbrief: de verspreiding van christendom en islam in de periode 500 tot 1000. Enschede: Netzodruk.

 Bots, R., van Boxtel, C., van der Laan, E., (2009). Docentenhandleiding: de verspreiding van christendom en islam in de periode 500 tot 1000. Enschede:

Netzodruk.

 Ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschap. (2009). Voortgezet

onderwijs 2009-2010: Gids voor ouders, verzorgers en leerlingen. Den Haag:

Deltahage.

Mondelinge bronnen:

 Lenssen, Joos, Remedial Teacher CITAVERDE College Nederweert.

Voor opzet en de uitvoering:

 Kallenberg, T., Koster, B., Onstenk, J. & Scheepsma, W. (2007). Ontwikkeling door onderzoek: een handreiking voor leraren. Utrecht: ThiemeMeulenhoff.

 http://www.fontys.nl/lerarenopleiding/sittard/nederlands/verslag/

Bijlagen

 Bijlage 1: Screeningsonderzoek brugklas 2009-2010. CITAVERDE College Nederweert.

 Bijlage 2: Schriftelijke overhoring paragraaf 1 en 2.

 Bijlage 3: Schriftelijke overhoring paragraaf 3 en 4.

 Bijlage 4: Resultaten klas 1B: inhoud.

 Bijlage 5: Resultaten klas 1D: inhoud.

 Bijlage 6: Vergelijking scores klassen 1B en 1D: inhoud.

 Bijlage 7: Resultaten klas 1B: taalvaardigheid.

 Bijlage 8: Resultaten klas 1D: taalvaardigheid.

 Bijlage 9: Handleiding van de Lesfabriek.

 Bijlage 10: Invoering van Taalgericht vakonderwijs.

Totaal aantal leerlingen: 150 leerlingen Totaal aantal taal spelling 10%: 26 leerlingen

Totaal aantal taal spelling 25%: 26 leerlingen 52 leerlingen Totaal aantal tempo lezen 10%: 53 leerlingen

Totaal aantal tempo lezen 25%: 36 leerlingen 89 leerlingen

Leerling Klas Taal spelling Tempo lezen 1 1A

Totaal aantal taal spelling 10%: 4 leerlingen Totaal aantal taal spelling 25%: 3 leerlingen

Totaal aantal tempo lezen 10%: 12 leerlingen Totaal aantal tempo lezen 25%: 4 leerlingen

Leerling Klas Taal spelling Tempo lezen 26 1B

Totaal aantal taal spelling 10%: 3 leerlingen Totaal aantal taal spelling 25%: 2 leerlingen

Totaal aantal tempo lezen 10%: 3 leerlingen Totaal aantal tempo lezen 25%: 6 leerlingen

Bijlage 1: Screeningsonderzoek brugklas 2009-2010. CITAVERDE College Nederweert.

Leerling Klas Taal spelling Tempo lezen

Totaal aantal taal spelling 10%: 4 leerlingen Totaal aantal taal spelling 25%: 4 leerlingen

Totaal aantal tempo lezen 10%: 4 leerlingen Totaal aantal tempo lezen 25%: 11 leerlingen

Leerling Klas Taal spelling Tempo lezen

76 1D 10%

Totaal aantal taal spelling 10%: 7 leerlingen Totaal aantal taal spelling 25%: 8 leerlingen

Totaal aantal tempo lezen 10%: 12 leerlingen Totaal aantal tempo lezen 25%: 4 leerlingen

Leerling Klas Taal spelling Tempo lezen

Totaal aantal taal spelling 10%: 7 leerlingen Totaal aantal taal spelling 25%: 6 leerlingen

Totaal aantal tempo lezen 10%: 15 leerlingen Totaal aantal tempo lezen 25%: 3 leerlingen

Leerling Klas Taal spelling Tempo lezen 125 1F

Totaal aantal taal spelling 10%: 1 leerlingen Totaal aantal taal spelling 25%: 3 leerlingen

Totaal aantal tempo lezen 10%: 7 leerlingen Totaal aantal tempo lezen 25%: 8 leerlingen

Bijlage 2: Schriftelijke overhoring paragraaf 1 en 2.

1. Kijk goed naar bron 1 en bron 2.

Geef aan welke bron bij welk tijdvak hoort.

Tijdvak van de Grieken en Romeinen  Bron ………

Tijdvak van monniken en ridders  Bron ……...

2. Begin vierde eeuw viel het Romeinse Rijk uit elkaar.

Noem die twee delen en noem van ieder deel de hoofdstad.

3. Vul in.

In 476 werd de laatste keizer afgezet, daarmee verdween het

………A……….. De veranderingen rond het jaar ……B………

waren zo groot, dat we er een nieuwe periode in de geschiedenis laten beginnen: de …………C……….

VAK: Geschiedenis DATUM: Februari en Maart 2010

TIJDSDUUR:

30 minuten DOCENT:

J. Bors

M. v. Eijk CODE: SO

KLAS: 1 NAAM TOETS: Hoofdstuk 3

§ 1 + 2 Toetskop CITAVERDE College Nederweert 2009 / 2010 Normering: 100 punten in totaal / delen door 10

Bron 1 Bron 2

4. Het verdwijnen van de Romeinen had grote gevolgen.

a. Één van die gevolgen was dat het handelen steeds moeilijker werd.

Leg in je eigen woorden uit waarom het handelen steeds moeilijker werd.

b. Noem nog een groot gevolg van het verdwijnen van de Romeinen.

5. Teken op je S.O. blaadje een domein en alles wat er op een domein te vinden is. Schrijf bij alles wat je tekent wat het is.

6. Geef van de volgende beweringen aan of ze goed of fout zijn.

a. Boeren zochten nadat de Romeinen weg waren bescherming bij een rijke, machtige boer.

b. In ruil voor bescherming moesten de kleine boeren hun grond afgeven.

c. Gezinnen van de horigen waren vrij en mochten het domein niet zonder toestemming van de heer verlaten.

d. Horigen moesten deel van de opbrengst van hun boerderijtje afstaan aan de heer.

7. Wat hoort bij herendiensten?

Neem de goede letter over op je S.O. blaadje. Er zijn meerdere antwoorden goed.

a. De eierenpacht betalen.

b. Een of twee dagen werken op het land van de heer.

c. Het huis van de heer repareren.

d. Een deel van de oogst afstaan.

e. Meehelpen bij het bouwen van een molen.

8. Leg het begrip hofstelsel in eigen woorden uit.

9. Goed of fout? Neem de goede letter over op je S.O. blaadje.

I. Alles wat op een domein nodig was, konden de horigen kopen van handelaren, ze hoefden niets zelf te maken.

II. De grond van een horige bracht meestal maar net genoeg op om van te leven. Als de oogst mislukte, leden de boeren honger.

a. Beide zijn goed.

b. I is goed en II is fout.

c. I is fout en II is goed.

d. Beide zijn fout.

Bijlage 3: Schriftelijke overhoring paragraaf 3 en 4.

1. Kijk goed naar bron 1 en bron 2.

Neem het onderstaande over op je SO-blaadje en vul het goede antwoord in:

Bij het Christelijke geloof hoort bron ………..

Bij het Islamitische geloof hoort bron ……….

2. In de Middeleeuwen was de samenleving opgedeeld in standen. In zo’n standensamenleving had iedereen zijn eigen plek en

bijbehorende taak. Noem de drie standen en hun bijbehorende taak.

Stand 1 = ………. Taak van stand 1 =……...

Stand 2 = ………. Taak van stand 2 = ………

Stand 3 = ………. Taak van stand 3 = ………

VAK: Geschiedenis DATUM: Maart 2010 TIJDSDUUR:

30 minuten DOCENT:

J. Bors

M. v. Eijk CODE: SO

KLAS: 1 NAAM TOETS:

Hoofdstuk 3 § 3 + 4 Toetskop CITAVERDE College

Nederweert 2009 / 2010

Normering: 100 punten in totaal / delen door 10

Bron 1 Bron 2

3. Vul in.

Geestelijken waren in de middeleeuwse samenleving de enige die konden lezen en schrijven. Zij lazen de mensen voor uit het heilige boek de ……...A…….. De belangrijkste geestelijken was

…....B……….

Hij was de plaatsvervanger van …………C………….. op aarde.

4. Met de verspreiding van het christendom kwamen er een aantal veranderingen in de middeleeuwse samenleving.

a. Één van die veranderingen was dat er overal kloosters werden gebouwd. Leg in je eigen woorden uit wat er allemaal gebeurde in een klooster.

b. De inwoners van Nederland geloofden voordat ze zich bekeerden tot het christendom in natuurgoden. Hoe komt het dat zij zich uiteindelijk hebben bekeerd tot het christendom?

5. Kijk goed naar bron 3.

Welk geloof past bij deze kaart? Leg ook uit waarom dat zo is.

Bron 3

6. Geef van de volgende beweringen aan of ze goed of fout zijn.

e. In de middeleeuwen was heel Europa islamitisch.

f. De opvolgers van Mohammed heten kaliefen.

g. Mensen die in Allah geloven, noemen zich moslims.

h. De islam ontstaat in de 1e eeuw na Christus?

7. Wat hoort bij de islam?

Neem de goede letter over op je S.O. blaadje. Er zijn meerdere antwoorden goed.

f. De vastenmaand binnen de islam heet de ramadan.

g. De islam is een geloof met meerdere goden.

h. Het heilige boek van de islam heet de Koran.

i. De islam is een geloof in één God.

j. De islam is ontstaan in de stad Córdoba.

8. Leg in eigen woorden uit waarom de steden Mekka en Medina zo belangrijk zijn voor het Islamitische geloof.

9. Goed of fout? Neem de goede letter over op je S.O. blaadje.

III. Spanje is tijdens de middeleeuwen voor het grootste gedeelte Islamitisch geweest.

IV. Een moskee is een gebedshuis en tegelijk een belangrijke ontmoetingsplaats voor moslims.

- Beide zijn goed.

- I is goed en II is fout.

- I is fout en II is goed.

- Beide zijn fout

Klas 1B: Iedere vraag leverde bij een volledig goed antwoord 10 punten.

§1+2 Totaal aantal punten delen door 10 (totaal aantal vragen) wordt het eindcijfer.

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4a Vraag 4b Vraag 5 Vraag 6 Vraag 7 Vraag 8 Vraag 9 Eindcijfer

Leerling 1 10 5 10 3 3 10 10 3 0 10 6,4

Leerling 2 10 10 10 3 0 10 10 3 5 10 7,1

Leerling 3 10 10 7 3 0 10 7 7 10 10 7,4

Leerling 4 10 5 7 5 0 10 0 3 7 10 5,7

Leerling 5 10 7 7 7 0 10 7 3 10 10 7,1

Leerling 6 10 0 7 3 0 10 10 3 0 10 5,3

Leerling 7 10 10 10 5 0 0 10 7 10 10 7,2

Leerling 8 10 5 3 3 3 10 10 3 0 0 4,7

Leerling 9 10 10 3 3 7 8 10 10 10 10 8,1

Leerling 10 10 10 10 3 10 10 7 3 10 10 8,3

Leerling 11 10 0 10 0 3 7 10 3 5 10 5,8

Leerling 12 10 5 3 3 0 10 10 3 10 10 6,4

Leerling 13 10 7 7 0 3 10 10 7 0 10 6,4

Leerling 14 10 7 7 7 0 10 10 7 5 10 7,3

Leerling 15 0 10 7 3 5 10 10 3 3 10 6,1

Leerling 16 10 0 7 0 0 10 10 3 10 10 6,0

Leerling 17 10 7 7 7 0 7 10 3 0 10 6,1

Leerling 18 10 10 10 3 0 10 10 7 0 10 7,0

Leerling 19 10 10 10 10 0 10 10 7 7 10 8,4

Leerling 20 10 10 3 7 0 7 10 7 0 10 6,4

Leerling 21 0 10 10 3 0 10 10 3 10 10 6,6

Leerling 22 0 5 7 7 0 7 10 3 0 10 4,9

Leerling 23 10 10 7 10 0 0 7 3 10 10 6,7

Leerling 24 10 10 10 10 0 7 10 3 10 10 8,0

Leerling 25 10 7 7 3 0 10 10 3 3 10 6,3

Bijlage 4: Resultaten klas 1B: inhoud.

Gemiddelde scores per vraag Klas 1B §1+2

8,8

7,2 7,4

4,4

1,4

8,5

9,1

4,4

5,4

9,6

0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0 12,0

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4a Vraag 4b Vraag 5 Vraag 6 Vraag 7 Vraag 8 Vraag 9

Klas 1B: Iedere vraag leverde bij een volledig goed antwoord 10 punten.

§3 + 4 Totaal aantal punten delen door 10 (totaal aantal vragen) wordt het eindcijfer.

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4a Vraag 4b Vraag 5 Vraag 6 Vraag 7 Vraag 8 Vraag 9 Eindcijfer

Leerling 1 0 10 10 7 5 5 10 10 7 10 7,4

Leerling 2 10 0 10 7 0 5 10 10 10 0 6,2

Leerling 3 10 10 10 7 7 10 10 10 10 10 9,4

Leerling 4 10 10 10 7 0 5 10 10 10 10 8,2

Leerling 5 10 10 10 7 5 0 10 7 10 0 6,9

Leerling 6 10 8 10 7 0 0 10 7 3 10 6,5

Leerling 7 10 10 10 10 0 5 10 10 5 10 8,0

Leerling 8 10 0 7 7 0 0 5 7 0 10 4,6

Leerling 9 10 10 10 10 0 7 10 10 7 0 7,4

Leerling 10 10 10 10 10 0 5 10 10 10 10 8,5

Leerling 11 10 10 10 10 0 5 10 10 10 0 7,5

Leerling 12 10 8 7 7 10 5 10 10 7 10 8,4

Leerling 13 10 10 10 10 7 5 10 10 0 0 7,2

Leerling 14 10 8 7 5 7 0 10 10 5 0 6,2

Leerling 15 10 7 7 10 0 7 10 10 10 10 8,1

Leerling 16 10 7 10 10 3 5 10 10 10 10 8,5

Leerling 17 10 10 3 5 0 5 10 10 10 0 6,3

Leerling 18 10 10 10 7 0 7 10 10 7 10 8,1

Leerling 19 10 10 10 7 7 7 10 10 7 10 8,8

Leerling 20 10 10 7 7 7 5 10 10 3 0 6,9

Leerling 21 0 10 10 7 0 5 10 10 10 10 7,2

Leerling 22 10 10 10 7 5 5 10 10 7 10 8,4

Leerling 23 10 10 10 7 0 0 10 10 0 0 5,7

Leerling 24 10 8 10 7 7 0 5 10 10 10 7,7

Leerling 25 10 7 10 7 10 7 10 10 10 0 8,1

Gemiddelde 9,2 8,5 9,1 7,7 3,2 4,4 9,6 9,6 7,1 6,0 7,4

Gemiddelde scores per vraag