• No results found

Analyse van een gemoedstoestand in verband met nieuwe schoenen

Er is nu al zooveel geanalyseerd, zoo oneindig veel geschreven over

gemoedstoestanden, liefde, haat, passiën, enz., dat nieuwe schoenen er nog wel bij kunnen.

Hij - een kennis of liever géén kennis van me - had maanden èn maanden, het is niet te zeggen hoe lang, geloopen met schoenen zònder zolen, bijna zonder hakken, en hieraan had hij zich zóó gewend, dat het hem een bijzondere vreemdheid was, toen hij op een dag door een speling van het noodlot in het bezit kwam van een paar nieuwe schoenen op c r e d i e t .

Ik, die mijn kennis ten zeerste ken, verwonder mij nù nog over de kortzichtigheid van den winkelier, die aan zulk een wanbetalend jongmensch 'n paar nette

heerenbottines toevertrouwde. Maar dit daargelaten.

Toen hij 's morgens ontbeten had, trok hij de bottines aan, wandelde de kamer op en neer, en van uit de voetzolen doorstroomde hem een frischheid van leven als in geen tijden gekend.

De nette, goedsluitende bottines verjeugdigden zijn voeten, omsloten aangenaam de enkels, kraakten

op de gezellige wijze, waarover Mantegazza het reeds zoo uitvoerig gehad heeft in verband met het zieleleven van 'n mensch.

Kort bleef hij thuis. Het was een droge dag. Het zonnetje scheen vroolijk.

Voor de winkelkasten verdrongen zich de voorbijgangers en voor 't eerst van zijn later leven keek hij mede naar de uitstallingen der koopwaren.

Dan flaneerde hij verder, van winkelruit naar winkelruit en voortdurend steeg zijn gevoel van frischheid, verjonging, nieuwboren leven.

Dat d e d e n de schoenen.

Hij gevoelde zich als een goedgekleed, welbehagelijk individu. Het was altijd zijne illusie geweest krakende laarzen te bezitten.

Het gekraak maakte hem deftig, zelfbewust, zeker, lenig. Met nog geen gulden in zijn beurs voelde hij zich aristocraat, kooplustig, en nadat hij zich had laten scheren, was hij van zùlk eene weelderigheid geworden, alsof hij fortuinen te verteren had.

Zijn laarzen kraakten over het asphalt, kraakten in den barbierswinkel, kraakten op de stoepen, kraakten in den sigarenwinkel waar hij er vijf voor een dubbeltje kocht, kraakten in de tijdingzaal vanDe Telegraaf, waar hij de prenten bekeek, kraakten weer op het asphalt, kraakten in de slijterij waar hij zijn dagelijksch borreltje pakte. Want dit heb ik bij al het voorgaande, bij het alleen denken aan de krakende bottines, vergeten te verhalen, dat mijn kennis, door de vele tegenspoeden, door het zuur gewurm om te blijven bestaan, aan een borrel gewend was geraakt. Die borrel gaf hem veerkracht als zijn veerkracht gebroken was, die borrel was hem een troost, een illusie-verwekker, een hoop op de toekomst.

En zoo langzamerhand zonder aan drank verslaafd

te zijn, was hij gewend aan dat ééne slokje van vijf cent, voelde hij zich ongelukkig als hij het een dag er zonder moest stellen.

Toen mijn vriend uit de slijterij kwam, nu in driedubbele aandoening van krakende laarzen, geschoren gelaat en oranjeborrel, groeide er in zijne sentimenten een climax van eigenwaarde.

De Kalverstraat was van hèm, de winkels waren vóor hem, de vrouwen keken nàar hem.

Er ging een kennis van allen dag voorbij, dien groette hij niet.

Er passeerde een andre kennis; dien groette hij hooghartig, zéér uit de verte -bonjour, bonjour.

De krakende bottines, prettig-sluitend, niet knellend, niet betaald, dreven hem op tot eerst stadium van grootheidswaanzin.

Dat steeg van uur tot uur. Hij kocht vijf cigaretten van een cent, bleef flaneeren, rooken, geurmaken, plannen maken.

De toekomst leek hem, zooals poëten plegen te zeggen: rooskleurig - en met zekeren tegenzin kraakte hij om vijf uur naar zijn hospita, waar hij de opgewarmde kliekjes van den vorigen dag, met als gewoonlijk eenig hospitaasche haren er in, smakelijk orberde.

Toen deed hij een tukje, met de bottines aan zijn voeten en zelfs zijn droomen waren van bewuster gehalte.

Om zeven uur ging hij opnieuw de stad in. Met zeventig cent.

En de sensatie van dien morgen, van dien heelen middag, kwam sterker tot hem. Hij had behoefte aan een d a a d .

De krakende laarzen kraakten zooveel a c t i e f s in hem op, dat hij moeite had niet te zingen.

Het was de reactie op een maandenlange voetentragedie, natte voeten, koude voeten, siepende voeten, weeë voeten, voeten met scheefgeloopen hakken, voeten die aarzelden zich ergens te vertoonen, voeten die blij waren dat de broekspijpen zooveel v e r b o r g e n .

Nergens was hij in die dagen binnengekomen of hij had gemeend, dat de menschen naar zijn voeten keken.

En nu zoo ineens de reusachtige verandering: krakende bottines, nette bottines, heeren-bottines, veerkrachtig elastiek, maar vooral dat rijke, aangename, plezierige, gezeten gekraak.

Nù deed je alles om je schoenen te laten h o o r e n , terwijl je vroeger al het mooglijke deed om ze niet te laten z i e n .

Over mijn kennis kwam eene zoete, luchtige weelderigheid, iets van l u x u r e . Hij had behoefte aan méér borrels, behoefte uit te praten met de vele kennissen, die in het avondkroegje bij een potje bier bleven plakken.

Hij zat aan de stamtafel met het linkerbeen gespreid over een tweeden stoel, de bottine gehéél zichtbaar, de lipjes - nog sierlijk nieuw en geel-zwart - absoluut geëtaleerd.

Dan zeien de kennissen zoo terloops: ‘Wat heb jij daar een nette bottine,’ praatte hij er vluchtig over heen, ongestoord in zijne beschouwingen over politiek en natuurlijk over kunst.

Met zijn nieuwe krakende laarzen sloeg hij over kunst door met eene zekerheid, die anderen het zwijgen oplegde.

Hij had in geen maanden zoo verstandig, scherp, zakelijk, ad rem geredeneerd. En het wonderlijke was, dat hij tèlkens het gevoel kreeg: er is mij iets aangenaams gebeurd, e r i s i e t s g e b e u r d i n m i j n l e v e n .

Tegen den laten nacht werd mijn kennis door de politie in een buitenwijk op straat gevonden.

Het had gestortregend.

Hij lag met zijn nette heeren-bottines halfwege in een riool. De krakende laarzen hadden hem tè weeldrig gemaakt.

Na dien éérsten en éénigen dag, doornat en bemodderd, k r a a k t e n zij niet meer. Vergeten we toch nimmer de aardsche vergankelijkheden....