• No results found

Analyse interviews

In document Evaluatie Wet Kinderombudsman (pagina 143-147)

Output, doelmatigheid en impact van het instituut Kinderombudsman

1 geleverd advies (reactief of proactief); 2 advies aan Tweede Kamer in het bijzonder;

5.3 De Kinderombudsman door de ogen van jeugdigen

5.3.2 Meningen van jongeren over de Kinderombudsman

5.3.2.1 Analyse interviews

Uit de interviews bleek dat de meeste kinderen (19 van de 30) van de Kinderombudsman hadden gehoord. Verreweg de meeste geïnterviewde jongeren gaven aan niet te weten wat het kinderpardon of het kindpakket is. Ze waren wel allemaal bekend met anti-pest programma’s op scholen maar niet met het specifieke plan van aanpak van de Kinderombudsman. Hieronder volgt een kwalitatieve beschrijving van de antwoorden op specifieke vragen per onderwerp die volgden op een korte uitleg als de jongere niet wist waar het over ging.

H e t k i n d e r p a r d o n

De jongeren waren bijna zonder uitzondering positief over het kinderpardon en vonden het belangrijk was dat de Kinderombudsman zorgt dat de regels ook werkelijk worden nageleefd en de autoriteiten erop wijst als dat niet gebeurt. Ze wezen vaak op het belang van het kinderpardon voor de

ontwikkeling van kinderen en de morele verplichting om kinderen die in Nederland zijn geboren of al heel lang wonen ook als Nederlanders te behandelen.

“Hartstikke goed want dan hebben die kinderen de kans om zich gewoon te ontwikkelen en een stabiele situatie te hebben”

(Jongen, achttien jaar)

“Ja dat vind ik op zich wel terecht want er zijn al veel kinderen uit anderen landen en het is gewoon best triest om die nu dan opeens weer terug naar huis te sturen waar

bijvoorbeeld ook veel oorlog kan zijn en als ze hier al heel hun leven wonen vind ik dat ze hier ook mogen blijven als ze niks hebben misdaan.”

(Jongen, veertien jaar)

“Echt zielig, zielig voor de kindjes hebben ze hier al hun vriendjes enzo iedereen met wie ze omgaan heel hun leven en dan moeten ze opeens weg.”

(Meisje, achttien jaar)

Er was ook een jeugdige die vond dat kinderen hier wel moeten worden opgevangen zolang het oorlog is in het land van herkomst, maar dat ze wel weer terug moeten als de oorlog daar eenmaal voorbij was. Dit was echter duidelijk een minderheidsstandpunt in de groep van de geïnterviewde jongeren.

Ook werd een casus voorgelegd van twee kinderen met een vader die oorlogsmisdaden had gepleegd en uitgezet moest worden. Veel jongeren vonden het moeilijk deze casus te behandelen. Ze konden begrijpen dat een oorlogsmisdadiger wordt uitgezet, waarbij ze verwezen naar morele redenen (straf verdiend) en het afwenden van gevaar voor nieuwe misdaden in Nederland. Toch zagen de meeste jongeren ook dat het belang van de kinderen waarschijnlijk niet gediend is met het uitzetten van hun vader en dat het voor de kinderen beter zou zijn als hij mocht blijven. Eén geïnterviewde noemde wel ook en de mogelijke gebrekkige voorbeeldrol van zo’n vader voor de kinderen, waardoor het

misschien voor de kinderen toch beter zou zijn als hij werd uitgezet. De genoemde overwegingen voor en tegen kwamen vaak samen voor en leidden tot een enerzijds-anderzijds antwoord waarin meestal geen stevig standpunt werd ingenomen.

“Ja, daar zijn natuurlijk ‘voors’ en ‘tegens’ bij. In principe niet aangezien hun vader gewoon weg moet. En je vader is toch vaak je voorbeeldpersoon en iemand die je nodig hebt. Dat is dan niet in het belang van het kind. Maar, die vader was wel een misdadiger en dan zou het hierdoor kunnen dat ze minder beïnvloed worden door hun vader, als hij echt zo slecht was.”

(Jongen, veertien jaar)

“Aan de ene kant vind ik het wel zielig want het wordt ook wel moeilijker voor het kind om zijn vader dan nog te zien en dat lijkt me wel heel erg maar het is ook wel zijn eigen schuld dat die is terug gestuurd want zoiets doe je niet.”

(Meisje, dertien jaar)

De jongeren vonden het wel moeilijk om te bedenken wat de Kinderombudsman nu precies zou kunnen doen om te zorgen dat het kinderpardon wordt nageleefd. Druk uitoefenen op de politiek, het algemene publiek bewust maken van de problemen en de autoriteiten controleren waren een aantal mogelijke acties dat werd genoemd.

H e t k i n d p a k k e t

Alle geïnterviewde jongeren waren positief over het kindpakket en vonden het goed dat de Kinderombudsman zich daarmee bezig houdt. De negatieve gevolgen van armoede voor kinderen

waren voor de meeste jongeren duidelijk. Ze gaven aan dat het oneerlijk is als sommige kinderen niet op een sport kunnen omdat hun ouders geen geld hebben, dat ze belangrijke ervaringen missen, en dat kinderen gepest zouden kunnen worden als ze er armoedig uitzien.

“Als een kind in een arm gezin opgroeit, hebben zijn ouders minder geld voor eventuele voeding of een opleiding. Dan kan een kind sommige kansen niet krijgen die andere kinderen wel krijgen. Dan zou zo’n kind ook achter kunnen blijven op opvoeding of sociaal gebied. Ik denk ook dat … je ziet ook vaak dat kinderen die bij een arm gezin vandaan komen, niet een hele hoge opleiding krijgen en ook snel alweer zelf in een vrij arme situatie terecht komen. Ik denk dat dat wel met elkaar te maken kan hebben.”

(Jongen, zeventien jaar)

“Ik denk dat als ze op school zitten dat kinderen dan als ze bijvoorbeeld met iets rijkere kinderen in de klas zitten dat ze dat wel merken aan de hand van kleding en gedrag. En dat je aan bepaalde activiteiten niet kan deelnemen als je ouders niet genoeg geld hebben om bijvoorbeeld mee te gaan op kamp met je klas en dat bepaalde kinderen dan niet genoeg geld hebben om mee te gaan.”

(Meisje, zestien jaar)

Het was opvallend dat veel jongeren ook aangaven dat de Kinderombudsman armoede niet zomaar zonder hulp kan aanpakken, maar dat de politiek, gemeenten, bedrijven en zelfs rijke individuen moeten bijdragen aan het verlichten van armoede in het algemeen en het mogelijk maken van een kindpakket in het bijzonder. Verschillende jongeren zeiden ook dat armoede eigenlijk niet echt goed is aan te pakken en dat er altijd arme mensen zullen zijn.

“Ik denk dat het heel erg lastig gaat worden om dat in zijn eentje te doen dus volgens mij hebben ze wel hulp van andere bedrijven nodig. Dat sommige bedrijven gratis spullen uitgeven samenwerking van gewoon de hele wereld dat niemand in armoede leeft, niet alleen in Nederland.”

(Jongen, twaalf jaar)

“Ik had verwacht dat dat iets voor de politiek is, iets voor hogerop dat die dat moeten bedenken.”

(Meisje, achttien jaar)

“Ik denk niet dat ie het in zijn eentje kan en ik denk niet dat ie het helemaal kan verhelpen. Met zo’n pakket ben je nog steeds wel arm en met zo’n pakket veranderd wel iets met het veranderd niet dat iemand opeens een normaal inkomen heeft dus ik denk dat ie wel hulp van andere nodig heeft en dat ie dat niet in zijn eentje kan doen.”

De armoede verlichten door middel van een kindpakket en de inzet van de Kinderombudsman daarbij vonden ze zonder uitzondering positief, hoewel enkele jongeren desgevraagd aangaven andere problemen belangrijker te vinden, zoals het kinderpardon, of het tegengaan van geweld tegen kinderen.

H e t p l a n t e g e n p e s t e n

Alle geïnterviewde jongeren vonden het heel belangrijk dat er een plan van aanpak tegen pesten is en dat de Kinderombudsman zich daarmee bezig houdt. Dit thema lag ze duidelijk het meest na aan het hart, getuige de langere en meer gedetailleerde antwoorden die zij gaven op vragen over dit onderwerp in vergelijking met de antwoorden over de andere onderwerpen. Veel jongeren gaven daarbij meteen aan dat pesten heel erg is en zeer negatieve gevolgen voor kinderen kan hebben en zeker moet worden aangepakt.

“Ik denk wel zeker dat de Kinderombudsman dat zou moeten doen, want iemand die echt erg gepest is kan ook sociaal daar nog last van krijgen later. Kan heel onzeker worden. Moeilijk vrienden maken of minder vertrouwen in je eigen vrienden. Dus ik denk wel dat hij zich daarmee bezig moet houden.”

(Jongen, zeventien jaar)

“Ja, ik zou zelf ook niet gepest willen worden en het is gewoon een heel erg belangrijke zaak want kinderen plegen bijvoorbeeld zelfmoord of voelen zich niet lekker en willen niet naar school en als ze niet naar school willen hebben ze uiteindelijk geen onderwijs. Het is een heel erg belangrijke zaak pesten en zoals u al zei het komt heel erg veel voor. Kinderen worden ook buiten gesloten en je wil uiteindelijk een hele leuke school hebben en niet zo’n school waar wordt gepest.” (Jongen, twaalf jaar)

Opvallend veel jongeren gaven aan dat klassikale anti-pestprogramma’s op school niet werken of in ieder geval niet genoeg zijn. Veel jongeren hadden zelf ervaring met zulke programma’s op school en hadden niet het idee dat die het verschil konden maken. Veel jongeren vonden dat er meer controles moeten komen om na te gaan of er gepest wordt en door wie zodat tijdig kan worden ingegrepen. Ook ging de voorkeur uit naar individuele gesprekken omdat leerlingen die veel serieuzer zouden nemen dan een klassikale les over het onderwerp. Meerdere geïnterviewden suggereerde dat de Kinderombudsman zelf met pestende jongeren zou moeten gaan praten om duidelijk te maken dat ze dit niet meer mogen doen.

“Nee, want speciale lessen helpen niet om pesten tegen te gaan. De kinderen die pesten, die moet je aanpakken.”

(Jongen, vijftien jaar)

“Nou het is beter dan niks, als er helemaal geen lesmethode gegeven wordt gebeurt er niks maar zo’n lesmethode is niet super effectief. Een meisje in mijn klas werd vroeger gepest maar dat soort lessen waren dan alleen maar suf want het was toch

niet zo erg. Het kan wel helpen maar het helpt niet extreem veel als sommige mensen denken.”

(Meisje, zestien jaar)

Het gebrek aan vertrouwen in de scholen om pesten echt goed aan te pakken en de wens voor een veel gerichtere individuele aanpak door de Kinderombudsman kwamen vaak voor in de interviews. Daarbij werd het belang van samenwerking tussen verschillende partijen zoals de school, de ouders, de kinderen zelf en de Kinderombudsman meermalen genoemd.

In document Evaluatie Wet Kinderombudsman (pagina 143-147)