• No results found

4 Kritiekpunten art 13l Wet Vpb

4.3 Alternatieven voor art 13l Wet Vpb

Nu art. 13l Wet Vpb 1969 uitgebreid aan bod is gekomen, is het interessant om te bekijken welke andere mogelijkheden in de literatuur worden aangereikt als de oplossing voor de Nederlandse renteaftrekproblematiek. Bezien dient te worden of de uitbreiding van de steeds groeiende

renteaftrekbeperkingenboom, dan wel een totale herziening van de renteaftrekbeperking, zoals door Heithuis106voorgedragen, de uitkomst voor deze problematiek biedt.

4.3.1 Andere mogelijkheden nader bekeken

Verkleinen van internationale verschillen

Een fundamentele aanpak van renteaftrekbeperking door middel van grensoverschrijdende harmonisatie en gelijktrekking van het verschil in behandeling van eigen vermogen en vreemd

vermogen is volgens verschillende academici107de oplossing voor de renteaftrekproblematiek. Indien de vorenstaande mogelijkheden doorgevoerd worden, zullen de regels omtrent renteaftrekbeperking overbodig worden. Gelijke behandeling van het eigen vermogen en het vreemd vermogen werkt alleen als de overige lidstaten het verschil ook op dezelfde manier aanpakken. In dat geval zullen er geen mismatches meer kunnen ontstaan.

Van der Geld is een groot voorstander van een Europese vennootschapsbelasting. In elke lidstaat wordt dezelfde regime toegepast. Hierdoor worden misbruiksituaties voorkomen. Dit is een ideale situatie dat niet op korte termijn gerealiseerd kan worden. De verwezenlijking van de gewenste harmonisatie op dit punt lijkt vooralsnog onwaarschijnlijk. Er zijn veel voor- en nadelen te bedenken voor een Europese vennootschapsbelasting.

Harmonisatie van vennootschapsbelasting zou betekenen dat verschillende artikelen met betrekking tot renteaftrek geschrapt kunnen worden. Met de landen buiten Europese Unie blijft men problemen houden. Dit probleem zal helaas nooit opgelost kunnen worden.

Zoals reeds vermeld ziet Marres het verschil in behandeling van het eigen vermogen en vreemd vermogen niet als het kernprobleem van de vennootschapsbelasting. Het werkelijke probleem is de toepassing van eigen belastingstelsel, door de lidstaat afzonderlijk, aan zijn jurisdictie toerekenbare winst. Dit leidt tot de neiging om functies en risico’s, maar ook kapitaal, zoveel mogelijk te verplaatsen naar laagbelaste vennootschappen. Het is met name de combinatie van het verschil in behandeling van het eigen vermogen en vreemd vermogen en de verdeling van de groepswinst op grond van at arm’s lenght-beginsel, die de arbitrage tussen het eigen vermogen en vreemd vermogen veroorzaakt. Een 104 O.C.R. Marres, Het gat gedicht, NTFR 2012-1682.

105 O.C.R. Marres, Andere wetenschappelijke uitgaven nr. 18, Eerlijk delen in de fiscale jungle.

106 E.J.W. Heithuis, De reparatiewetgeving naar aanleiding van het Bosal-arrest: een gemiste kans!, WFR 2003/1869. 107 O.a. O.C.R. Marres, NTFR 2012-2312 en J.A.G. van der Geld in ‘Hoofdzaken vennootschapsbelasting’ Deventer 2012,

goed alternatief voor een Europese vennootschapsbelasting is volgens Marres de Common Consolidated Corporate Tax Base (hierna:CCCTB).108CCCTB is een gemeenschappelijke

geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting op een Europees niveau. Een belangrijk kenmerk daarbij is dat de winst van de CCCTB door middel van een verdeelsleutel over de betrokken vennootschappen in verschillende lidstaten verdeeld zal worden. Er is hier gekeken naar de wijze van heffing zoals in de Verenigde Staten, waar reeds lange tijd tussen de staten een

verdeelsleutel wordt gehanteerd. Hierbij wordt gewerkt met een vaste formule waarin drie elementen vertegenwoordigd zijn: de som van de activa, de loonkosten en de omzet.

CCCTB wil het belasten van winsten uiteindelijk aan de betrokken lidstaten overlaten. CCCTB kan derhalve niet gezien worden als een soort van Europese vennootschapsbelasting. Iedere lidstaat kan zijn eigen tarief blijven hanteren. Met name Nederland is een grote voorstander van een uniform belastingtarief binnen de Europese Unie.

Een van de voordelen is de keuzevrijheid van de ondernemingen om de CCCTB wel of niet toe te passen. Het nadeel van CCCTB is de verplaatsing van de uitvoeringskosten naar de overheden en de verplaatsing van concurrentie naar het tarief. De grondslag wordt weliswaar geharmoniseerd, maar de overheden kunnen zich nog onderscheiden naar tarief.

Een nieuwe renteaftrekbeperking

Vleggeert is een voorstander van een nieuwe renteaftrekbeperking. In het kort komt zijn voorstel erop neer dat de financieringen binnen het concern gedefiscaliseerd worden en alleen het totaal vreemd vermogen binnen het concern van belang is.109Deze worden pro rata toebedeeld aan de hand van de aanwezige activa. Hierbij is de commerciële balans van belang. Indien de schulden die voorkomen op de commerciële balans van de belastingplichtige hoger zijn dan het bedrag van de toegerekende

concernschulden, is er sprake van een overschot aan vreemd vermogen. De belastingplichtige is dan ondergekapitaliseerd. De rente op een overschot aan vreemd vermogen is niet aftrekbaar.

Heeft de belastingplichtige daarentegen een tekort aan vreemd vermogen, dan is de belastingplichtige overgekapitaliseerd. In dat geval wordt een extra aftrek verleend. De aftrekbare vergoeding over het tekort aan vreemd vermogen wordt aan de hand van dezelfde methode bepaald als in het geval van onderkapitalisatie. De voorgestelde regeling heeft alleen betrekking op de vergoedingen (met name de rente) en niet op de valutaresultaten, schuldvorderingen en het vreemd vermogen van de

belastingplichtige. Alsdan zullen zijns inziens de overige renteaftrekbeperkingen110overbodig worden. Op grond van de voorgestelde regeling kan de belastingplichtige de omvang van de aftrekbare rente immers niet meer beïnvloeden door schulden aan te gaan bij concernvennootschappen.

108 Voorstel voor een Richtlijn van de Raad betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de

vennootschapsbelasting (CCCTB), COM(2011)121. Opgemerkt zij dat de CCCTB slechts geldt voor het EU-deel van het groep, zodat winstdrainage in de verhouding tot vennootschappen buiten de EU mogelijk blijft.

109 J. Vleggeert, Deelnemingsrente, WFR 2011/1222. 110 Art. 10a, 10b en 10d (oud) Wet Vpb 1969.

4.4 Conclusie

Een totale herziening van de renteaftrekbeperkingen was ook waar Heithuis op gehoopt had bij de invoering van art. 10d (oud) Wet Vpb 1969 in 2003.111

Momenteel bestaat een veelvoud aan artikelen inzake renteaftrekbeperking die allemaal eigen specifieke kenmerken bezitten. Al deze artikelen proberen specifieke problemen op te lossen. Een eventuele overlap met een andere artikel inzake renteaftrekbeperking wordt dan separaat in een apart lid geregeld.

Mijns inziens is een nieuwe overkoepelende wetgeving dat niet specifiek ingaat op een losstaand problematiek de oplossing voor de huidige renteaftrekbeperking problematiek. De oplossing ligt naar mijn mening bij een generieke aanpak waarbij de bovenmatige deelnemingsrente middels fraus legis moet worden bestreden. Dit zou de eenvoud, duidelijkheid en de rechtszekerheid ten goede komen. Ook de maatregelen ter voorkoming van de overlap met andere artikelen zullen dan overbodig worden. Met betrekking tot deze problematiek deel ik de mening van Van der Geld dat op korte termijn geen fundamentele oplossing te verwachten is.112De Nederlandse renteaftrekproblematiek, met de huidige structuur, is naar mijn mening op niet op te lossen. De enige kortetermijnoplossing is het behoud van de huidige structuur met een generiek aanpak: men moet daarbij een keuze maken tussen een generieke aanpak of voor een specifieke aanpak. Nu art. 10d (oud) Wet Vpb 1969 is afgeschaft en alleen specifieke artikelen inzake renteaftrekbeperking overblijven, kan geconcludeerd worden dat de wetgever blijft kiezen voor een specifieke aanpak.

Indien de Nederlandse wetgever de renteproblematiek eens en voor altijd wil aanpakken is naar mijn mening een Europese vennootschapsbelasting de oplossing. Hoewel een Europese

vennootschapsbelasting niet in de nabije toekomst te verwachten is, is de CCCTB een stap in goede richting de beoogde harmonisatie. De grondslag wordt gelijk gesteld terwijl de lidstaten alsnog eigen wetgeving mogen toepassen.

111 E.J.W. Heithuis, De reparatiewetgeving naar aanleiding van het Bosal-arrest: een gemiste kans!, WFR 2003/1869. 112 J.A.G. van der Geld, Waarom de afgeschafte thincapregeling had moeten worden gehandhaafd (en aangepast), Andere