• No results found

Hoofdstuk 3: Vertalen naar het theater

3.1 De fundamenten van de montage

3.1.2 Allegorisch

De tweede beweging voor de montage is het concept van de allegorie. Bij het ‘allegorisch’ kunstwerk worden de gemonteerde elementen leeggemaakt: de elementen worden van hun originele context losgemaakt. Deze elementen worden leeg naast elkaar geplaatst, waardoor deze een configuratie vormen waarin nieuwe inhoud kan ontstaan.

Hier moet echter nog wel de nuance bij worden gemaakt dat het gaat om het opnieuw ordenen van de elementen. De geschiedenis en associaties die met de verschillende elementen meekomen worden niet afgewezen of weggedaan, maar zorgvuldig gefragmenteerd om in een nieuwe context nieuwe betekenis te krijgen. Hoewel het leegmaken van de elementen een

melancholische daad is, komt het binnen een hoopvolle handeling: de nieuwe inhoud gaat aan alle elementen een nieuwe betekenis geven en bovendien nog een extra laag van betekenis toevoegen aan het kunstwerk als geheel.

Ook bij de ‘allegorische’ beweging is het maar de vraag in hoeverre deze vertaling opgaat naar theater. Een probleem hierbij is dat Bürger een heel specifiek begrip van Benjamin aanhaalt, namelijk de allegorie. De begrippen van Benjamin hebben vaak een hoge mate van abstractie; ze zijn bedoeld als een ingang in de filosofie van Benjamin en zijn filosofische instrumenten. Voor dit onderzoek zullen deze filosofische instrumenten tot concrete vaktaal moeten leiden die in het gesprek over montage van toegevoegde waarde kan zijn. Daarbij helpt het dat Bürger al een deel van het

filosofisch gewicht van de allegorie af heeft gehaald door Benjamins tijdstheorie niet mee te nemen. Voor het theater zal het echter nodig zijn om ook de filosofische analyse terug te brengen tot één stap: het fragmenteren van de oorspronkelijke context ten behoeve van een nieuwe inhoud. Dit is in wezen een versimpeling van het begrip van de allegorie, die vooral diens filosofische waarde geweld aandoet. Toch is het nodig om hierin nog een stap verder te gaan dan Bürger al deed, omdat in dit onderzoek het begrip niet enkel voor analysedoeleinden wordt gebruikt maar als praktisch instrument moet dienen.

In een theatercontext is het fragmenteren van de oorspronkelijke context ten behoeve van een nieuwe inhoud, een manier om naar montage te kijken. Ditmaal nemen de scènes niet hun eigen universum mee maar wordt de context gefragmenteerd en opnieuw in elkaar gezet. Daarmee is in de ‘allegorische’ montage veel ruimte voor een radicale breuk met narrativiteit en dwingende

overkoepelende elementen en kan het geheel toch een inhoud krijgen. Het werkt op basis van het vertrouwen dat ook gefragmenteerde elementen bij elkaar tot nieuwe configuraties kunnen leiden. Om dit beter te begrijpen is het goed om nog dieper in te gaan op het begrip melancholie, zoals dat in deze constellatie voorkomt. De melancholie heeft betrekking op de manier waarop de maker de elementen fragmenteert. Het heeft te maken met de intentie waarmee de allegorist zijn werk doet. Hij is melancholisch omdat hij weet wat er verloren gaat met zijn werk. Het is zeker niet vanzelfsprekend dat dit gemakkelijk te vertalen is naar een concreet begrip binnen de

montagetheaterpraktijk. Benjamin heeft immers een tamelijk abstracte situatie in zijn hoofd, die hij als voorbeeld voor zijn filosofische constellatie van concepten gebruikt.

lichtvoetige bezigheid is. Een theatermaker moet zich bewust zijn van de context die hij achterlaat wanneer hij een element isoleert. In het resumé van dit deelhoofdstuk zal nader worden ingegaan op wat deze melancholie kan betekenen voor de ‘allegorische’ benadering in de praktijk.

Als voorbeeld van een ‘allegorische’ voorstelling zou Poëten en Bandieten van theatergroep De Warme Winkel kunnen worden genoemd.131 Deze voorstelling is een oeuvrestuk over het leven

van de Russische dichter Boris Ryzhy. In de voorstelling worden interviews met de dichter nagespeeld, worden zijn gedichten gelezen en wordt er gereflecteerd op zijn leven en zijn (zelf gekozen) dood. Dit wordt gedaan vanuit een veelheid aan bronnen.132 Niet alleen de gedichten en

interviews met Ryzhy zelf worden gebruikt, maar ook de filosofische verhandeling Een verlangen

naar ontroostbaarheid van Patricia de Martelaere en de eigen teksten van De Warme Winkel over de

moeilijkheid van het vertalen vanuit het Russisch.133

Hoewel al deze teksten in de voorstelling naast elkaar worden gehandhaafd, worden ze duidelijk uit hun context gehaald. Het beste voorbeeld hiervan is de tekst van Patricia de Martelaere, die over zelfmoord gaat. Tijdens de voorstelling valt de context van haar filosofie volledig weg en lijkt het wel of de tekst geschreven is voor deze voorstelling. Met andere woorden: aan de filosofie van Patricia de Martelaere wordt geen recht gedaan. Dat wil zeggen dat deze tekst in de voorstelling misschien eerder een emotionele zoektocht naar het begrijpen van een zelfmoord is, dan een

wijsgerig betoog waarin op zelfdoding wordt gereflecteerd. De context van De Martelaere als filosoof valt weg en het materiaal wordt leeggemaakt om zo in een nieuwe constellatie nieuwe context te krijgen. Deze manier van werken met teksten in voorstellingen is typisch ‘allegorisch’.

3.1.3 Resumé

Nu de montageprincipes ‘nonorganisch’ en ‘allegorisch’ zijn besproken voor het theater, is het moment daar om stil te staan bij de volgende vraag: voor welk gesprek zijn deze noties van belang? De montageprincipes die in dit onderzoek worden vertaald naar het theater moeten een specifieke toepassing hebben in een bestaande praktijk.

De montageprincipes ‘nonorganisch’ en ‘allegorisch’ lijken zich vooral toe te spitsen op het gesprek over hoe materiaal wordt gewaardeerd. De eerste benadering van het materiaal is de

‘nonorganische’. Bij deze benadering speelt de context van het materiaal een belangrijke rol. Bij het

131 De Warme Winkel, Poëten en bandieten.

132 In hoofdstuk 1.1 is opgekomen dat dit typisch is voor de oeuvrestukken van theatergroep De Warme

Winkel.

zoeken naar materiaal, kunnen de volgende vragen worden gesteld: waar komt dit materiaal

vandaan? Wie kan dit verhaal belichamen op het podium? Het is wellicht vanuit een ‘nonorganische’ benadering nodig om de nadruk te leggen op de context van het materiaal. De vraag speelt dan op: welke context willen we zichtbaar maken in de voorstelling?

Dit is ook voor de (professionele) acteurs in de productie een omslag. In plaats van het zich eigen maken van het materiaal, moeten zij proberen de context van het materiaal te faciliteren. De acteurs staan tot op zekere hoogte in dienst van het materiaal, in plaats van dat het materiaal hun instrument is. Dit wil niet zeggen dat bij een ‘nonorganische’ benadering van materiaal altijd met niet-professionele acteurs wordt gewerkt. Ook in een voorstelling met enkel professionele acteurs kan de context van het materiaal worden geëmancipeerd.

In de ‘allegorische’ benadering wordt materiaal heel anders gewaardeerd. Bij een ‘allegorische’ benadering is het belangrijker om materiaal te bekijken ten opzichte van ander materiaal, omdat het samen met het andere materiaal een nieuwe constellatie moet gaan vormen.

Het zou Benjamin echter helemaal geen recht doen te beweren dat je de nieuwe constellatie reeds bekend moet zijn bij het uitkiezen van de materialen. Integendeel: doordat op een gegeven moment verschillende materialen bij elkaar komen, ontstaat die nieuwe constellatie. Om deze theorie echter bruikbaar te maken voor de montagetheaterpraktijk is het nodig om hier iets van Benjamin af te wijken. Volgens Benjamin kan er namelijk enkel gericht worden op de elementen die moeten worden gefragmenteerd, maar in hedendaagse maakprocessen van montagetheater is het materiaal waarmee wordt gewerkt lang niet altijd van tevoren bekend. Een wezenlijk onderdeel van het maakproces is het selecteren van de elementen die uiteindelijk een voorstelling gaan vormen. De benadering die het meest in lijn ligt met het concept van de allegorie is te zoeken met een vermoeden. Een maker zoekt materiaal waarbij hij een vermoeden heeft dat het in constellatie met het andere materiaal iets kan opleveren. De term vermoeden is hier van belang, omdat het gaat om nog oningevulde connecties. Er is het vermoeden dat de onderdelen samen een interessante nieuwe constellatie gaan vormen, maar wat die constellatie gaat zijn is nog onbekend.

De ‘allegorische’ benadering brengt nog iets met zich mee: melancholie. Ik zou hier een interpretatie van de melancholie willen poneren. Daarbij dient echter te worden gezegd dat dit zeker niet de enige mogelijke interpretatie is van deze melancholie. Het voordeel van abstracte filosofische

instrumenten is dat ze, omdat er vaak geen dwingende concrete toepassing voor vastgelegd is door de schrijver, op vele verschillende manieren concreet kunnen worden gemaakt en kunnen worden toegepast.

daarvan is dat een maker kan gaan shoppen in materiaal. Door bijvoorbeeld enkel delen van teksten te gebruiken waarvan de maker verwacht dat het in zijn nieuwe constellatie iets oplevert, kan hij de originele tekst vanuit opportunisme onrecht aan doen. De melancholie zorgt ervoor dat de maker in zekere zin een verbinding blijft houden met het materiaal dat hij fragmenteert. De maker zal niet lichtvoetig met het materiaal omspringen en het zodoende geen onrecht aandoen.

De benaderwijze die gekozen wordt, is niet in beton gegoten. Het is een continu veranderende zoektocht van een maker naar zijn artistieke methode en inhoud. Het kan zelfs zo zijn dat binnen een productie zowel ‘nonorganisch’ als ‘allegorisch’ om wordt gegaan met materiaal. Deze

montageprincipes dienen dan ook niet als categorieën waarin makers zichzelf kunnen indelen. Veeleer zijn het referentiepunten die een maker kunnen helpen na te denken over verschillende opties de maker heeft bij het benaderen van zijn materiaal.

In document Montageprincipes voor het theater (pagina 51-55)