• No results found

7. Toepassing van het juridisch kader op het MMC

7.1 Algemene voorwaarden voor videoregistratie

7.1.1 Is er sprake van verwerking van persoonsgegevens?

Voordat ik tot de toepassing van de Wbp kom moet er worden vastgesteld dat er sprake is van verwerking van (bijzondere) persoonsgegevens. Daarvoor moet er sprake zijn van een

verwerking van gegevens betreffende de gezondheid van een identificeerbaar natuurlijk persoon

Van een natuurlijk persoon is sprake bij alle vormen van videoregistratie, nu er patiënten en ook hulpverleners zichtbaar zullen zijn op de beelden. Voor welk doel de beelden uiteindelijk worden gebruikt heeft hierop geen invloed.

Met betrekking tot de identificeerbaarheid stellen Blaauw en Hubben63 dat het niet

aannemelijk is dat een video-opname van uitsluitend het operatiegebied tot spontane herkenning van de patiënt zou leiden. Echter wordt er bij de videoregistratie zoals in dit onderzoek wordt bedoeld een veel groter gebied opgenomen dan alleen het operatiegebied: het gaat ook om de hulpverleners, de communicatie die zij hebben en de handelingen die in de verloskamer worden uitgevoerd. De beelden die gemaakt worden zullen daarom altijd meer omvatten dan alleen het operatiegebied en zullen alleen daarom al snel identificerend zijn. Daarbij komt nog dat de mogelijkheden om de gegevens te herleiden tot de persoon (de tweede factor van identificeerbaarheid) steeds groter worden. Tegenwoordig kunnen individuen onder meer met behulp van beeld- spraak en herkenningstechnieken steeds eenvoudiger worden geïdentificeerd in beeld en geluid. Anonimiseren zou een oplossing kunnen zijn: een balk voor het gezicht, of met slimmere techniek een gezicht ‘blurren’ (dat zelfs meebeweegt wanneer een persoon door het beeld loopt), de techniek kent hier veel mogelijkheden in. Het volledig anonimiseren van videobeelden, zodat geen sprake is van persoonsgegevens, lijkt volgens Blaauw en Hubben echter uitgesloten. De beelden die gemaakt zullen worden op de verloskamer vallen dus (ongeacht met welk doel ze gebruikt gaan worden) onder de definitie van ‘persoonsgegevens’ van de Wbp. Het maken van beeldopnamen op de verloskamer in het kader van het kwaliteitsbeleid valt onder het verbod van art. 16, omdat kan worden aangenomen dat er beelden worden gemaakt die informatie geven over de gezondheid van de patiënt (ongeacht het gekozen doel).

De definitie van ‘verwerking van persoonsgegevens’ is (art. 1 sub b Wbp): elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens. Beelden vastleggen tijdens de bevalling, het opslaan en een selectie maken van de beelden zijn allemaal handelingen die

hieronder kunnen vallen. Het maken van videobeelden van patiënten valt dus onder het verwerken van persoonsgegevens.

7.1.2 Is er een grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens? (art. 8 Wbp)

Art. 8 Wbp geeft een limitatieve opsomming van gronden die gegevensverwerking rechtvaardigen. Het is van belang dat de videoregistratie steunt op een van die gronden.

De meest voor de hand liggende grond om voor videoregistratie te hanteren is de ondubbelzinnige toestemming van de betrokkene (art. 8 sub a Wbp). In de Memorie van Toelichting van de Wbp is echter vermeld dat toestemming van betrokkene geen exclusieve grond kan zijn voor verwerking van persoonsgegevens. In de meeste gevallen kan als grond art. 8 sub b Wbp worden gehanteerd: de uitvoering van de geneeskundige behandelovereenkomst (7:450 BW). Soms kan er voor de behandeling echter geen toestemming worden gegeven (bijv. bij een patiënt die in nood verkeert of in coma ligt). Indien er geen toestemming voor de behandeling wordt gegeven, is het niet toegestaan om op grond van art. 8 sub b Wbp gegevens te verwerken, omdat art. 7:450 BW ook toestemming vereist. Een andere optie is dan om de grondslag in art. 8 sub f Wbp te gebruiken: het verlenen van kwalitatief goede zorg wordt dan als gerechtvaardigd belang van het ziekenhuis gezien. Er moet dan een belangenafweging plaatsvinden tussen het belang van de zorgaanbieder en de fundamentele vrijheden van de betrokkene (het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer). Door videoregistratie te baseren op een combinatie van sub a (toestemming) sub b (de geneeskundige behandelovereenkomst) en sub f (het gerechtvaardigd belang), kan worden voldaan aan het vereiste van de juridische grondslag. Er dient bij gebruik van deze grondslag vooraf te worden vastgesteld dat dit niet op een andere, minder ingrijpende wijze kan plaatsvinden. Het gebruik van een van deze grondslagen is in principe niet afhankelijk van een brede of smalle toepassing, maar van de vraag of het ziekenhuis de patiënt om toestemming kan en wil vragen (sub a), of er sprake is van een geneeskundige behandelingsoverkomst (sub b) en of de belangenafweging het toestaat dat er het gerechtvaardigd belang van het ziekenhuis boven de fundamentele vrijheden van de betrokkene gaat (sub f).

De NVZ stelt dat het gerechtvaardigd belang van het ziekenhuis niet als grondslag kan dienen voor het maken van camerabeelden, omdat er sprake is van hoge gevoeligheid van de opnamen en het feit dat de kwaliteitsverbetering ook op andere, minder ingrijpende wijze, kan

worden gewaarborgd.64 Het maken van beeldopnames ten behoeve van kwaliteitsverbetering

in een ziekenhuis is volgens de NVZ daarom niet mogelijk zonder toestemming van de betrokkene. In situaties waarin geen toestemming gevraagd kan worden is het maken van camerabeelden daarom volgens de NVZ vanuit juridisch oogpunt onrechtmatig.

Bij het vragen van toestemming aan de patiënt is nog van belang dat dit een ‘dubbele toestemming’ moet zijn. Dubbele toestemming houdt in dat er niet alleen toestemming moet worden gegeven voor het maken van de beeldopnamen, maar ook voor het bekijken van de opnamen door bijvoorbeeld betrokken hulpverleners. In de praktijk kan volgens de NVZ deze toestemming wel in 1 keer gebeuren, mits duidelijk is dat de gegeven toestemming voor beide doeleinden geldt. Tevens is van belang dat op een gegeven toestemming altijd teruggekomen kan worden, zowel voor, tijdens, als na het maken van de camerabeelden. Een patiënt moet kunnen aangeven dat ze de videoregistratie wil stoppen of dat de gemaakte beelden moeten worden gewist. De beelden moeten dan zo spoedig mogelijk worden gewist. Alleen de patiënt kan zo’n dergelijk verzoek doen (of, bij een wilsonbekwame patiënt, de echtgenoot, partner of andere vertegenwoordiger).65

7.1.3 Aanvullende eisen op grond van de Wbp

Naast de inmiddels behandelde eisen zijn er nog aanvullende regels voor de verwerking op basis van de Wbp. Deze regels moeten wel in acht worden genomen bij het toepassen van videoregistratie, maar zijn al benoemd in hoofdstuk 5 en behoeven geen uitgebreide bespreking.

- Behoorlijk en zorgvuldig verwerken van de persoonsgegevens (art. 6 Wbp): de beelden moeten op zorgvuldige wijze worden opgeslagen en bewaard en de beelden moeten zo min mogelijk worden gemanipuleerd.

- De persoonsgegevens mogen alleen worden verzameld ten behoeve van een welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd doeleinde (art. 7 Wbp). Zonder een precies (en vastgelegd) doel mag er dus geen videoregistratie plaatsvinden. - Geen verdere verwerking dan omschreven in het doel (art. 9 Wbp). Hoe gevoeliger het persoonsgegeven is, hoe minder snel men mag aannemen dat er sprake is van verenigbaar gebruik indien er wordt afgeweken van het oorspronkelijke doel. Omdat de gegevens waarom het gaat bij videoregistraties zeer gevoelige persoonsgegevens

64 NVZ Handreiking p.9 65 van Balen 2010, p.591

zijn is het van groot belang de doelen (art. 7 Wbp) goed te omschrijven en de beelden niet voor andere doeleinden te gebruiken, om ongeoorloofde verdere verwerking in de zin van art. 9 Wbp te voorkomen.

- Onnodige verwerking moet worden voorkomen (art. 11 Wbp). Dit kan worden gewaarborgd door na elke bevalling te beoordelen of de zaken bewaard moeten worden en in hoeverre zij ter zake dienend zijn. Er moet dus een behandelend arts zijn die de beelden beoordeelt, selecteert, opslaat en eventueel toevoegt aan het dossier. Bovenmatige opslag en bewaring van de videobeelden moet worden voorkomen.66

- Fysieke afscherming van apparatuur en een beveiligde toegang tot de beelden in het kader van art. 13 en 14 Wbp.

- Het ziekenhuis moet de arts informeren over de videoregistratie en de arts moet de patiënt informeren (art. 33 Wbp). Overtreding van de informatieplicht leidt tot onrechtmatige verwerking in de zin van art. 6 Wbp.

- Er dient melding te worden gedaan van de verwerking bij de Autoriteit Persoonsgegevens (art. 27 Wbp).

7.1.4 Is er advies of instemming nodig van de ondernemingsraad?

Het implementeren van videoregistratie op de verloskamer kan onder meer tot gevolg hebben dat op basis van art 25 lid 1 sub k WOR (invoering of wijziging van een belangrijke technologische voorziening) advies moet worden gevraagd aan de ondernemingsraad (OR). Voorts zijn in artikel 27 lid 1 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) diverse omstandigheden genoemd waarvoor instemming vereist is van de ondernemingsraad. Voor videoregistratie kunnen de volgende bepalingen van toepassing zijn:

- art. 27 lid 1 sub i WOR: wijziging van regeling m.b.t. werkoverleg (bijv. omdat voortaan videobeelden gebruikt moeten worden tijdens het werkoverleg);

- art. 27 lid 1 sub j WOR: behandeling van klachten (indien de beelden gebruikt worden in de klachtenprocedure);

- art. 27 lid 1 sub k WOR: verwerking van persoonsgegevens;

- art. 27 lid 1 sub l WOR: het filmen van het personeel middels een ‘personeelsvolgsysteem’.

Uit bovenstaande opsomming blijkt dat het niet uitmaakt voor welk doel de beelden zullen worden gebruikt omdat er altijd toestemming van de OR nodig zal zijn. Er is immers altijd sprake van het filmen van personeel en het verwerken van persoonsgegevens, dus er dient ten minste voor deze 2 bepalingen instemming te worden gevraagd aan de ondernemingsraad. Indien er ook sprake is van een van de andere genoemde bepalingen dan dient ook daar instemming voor te worden gevraagd.