• No results found

Videoregistratie op de verloskamer: hoe zal het bevallen? : Een onderzoek naar de mogelijkheden van het implementeren van videoregistratie op de verloskamers van het Máxima Medisch Centrum te Veldhoven

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Videoregistratie op de verloskamer: hoe zal het bevallen? : Een onderzoek naar de mogelijkheden van het implementeren van videoregistratie op de verloskamers van het Máxima Medisch Centrum te Veldhoven"

Copied!
77
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Videoregistratie op de verloskamer:

hoe zal het bevallen?

Een onderzoek naar de mogelijkheden van het implementeren van videoregistratie op de verloskamers van het Máxima Medisch Centrum te Veldhoven

R.A.E. (Roos) Thijssen (11012994) Master Publiekrecht: traject Gezondheidsrecht

Begeleider: Prof. dr. mr. J. Legemaate Universiteit van Amsterdam, december 2016

Videoregistratie op de verloskamer:

hoe zal het bevallen?

Een onderzoek naar de mogelijkheden van het implementeren van videoregistratie op de verloskamers van het Máxima Medisch Centrum te Veldhoven

R.A.E. (Roos) Thijssen (11012994) rozemarijnthijssen@gmail.com

Master Publiekrecht: traject Gezondheidsrecht Begeleider: Prof. dr. mr. J. Legemaate Universiteit van Amsterdam, 22 december 2016

(2)

Abstract

Achtergrond

De zorg in Nederland is over het algemeen goed, maar wat betreft de geboortezorg blijft Nederland wat achter op omringende landen. Daarom zijn vanuit de Tweede Kamer meerdere beleidsmaatregelen ingesteld om de geboortezorg te verbeteren. Het doel in dit onderzoek is erachter te komen of het toepassen van videoregistratie tijdens bevallingen op de verloskamer mogelijk is, om zo de geboortezorg in Nederland naar een nog hoger niveau te tillen.

Methode

Er is zowel literatuuronderzoek als kwalitatief onderzoek verricht. In de literatuurstudie zijn wetten, regels en richtlijnen bestudeerd welke van toepassing kunnen zijn op videoregistratie op de verloskamer. Daaruit is vervolgens een lijst van eisen opgesteld waaraan moet worden voldaan bij toepassing van videoregistratie. Dit is het theoretische gedeelte. Het praktische gedeelte bestond uit het afnemen van vragenlijsten bij 29 respondenten met als doel te kunnen achterhalen wat de heersende opvatting is van mensen die mogelijk in de toekomst te maken krijgen met de videoregistratie.

Conclusie

Het toepassen van videoregistratie op de verloskamer is mogelijk mits er duidelijke doelen worden opgesteld, richtlijnen worden gemaakt en afspraken worden vastgelegd over wie, waarom en hoelang de beelden mag inzien en bewaren. Uit de theoretische analyse bleek dat er algemene regels zijn en doelspecifieke regels. De algemene regels zijn van toepassing op elk doel dat met videoregistratie beoogd kan worden. De doelspecifieke eisen zijn afhankelijk van het doel dat door het ziekenhuis nagestreefd wordt. Uit de praktische analyse bleek dat de meningen van de stakeholders verdeeld zijn: er zijn mensen die positief zijn over videoregistratie en de mogelijkheden omarmen die het met zich mee zou brengen, maar er zijn ook mensen sceptisch en bang voor verstoring van de privacy.

(3)

1. Inhoudsopgave

Abstract ... 2 Achtergrond ... 2 Methode ... 2 Conclusie ... 2 1. Inhoudsopgave ... 3 2. Afkortingen- en begrippenlijst ... 5 3. Inleiding ... 7

4. Wat is de achtergrond van de zwarte doos in de luchtvaart en welke doelen kunnen er mee worden bereikt in een ziekenhuis? ... 11

4.1 De oorsprong van de zwarte doos ... 11

4.2 Zwarte doos als bewijsmateriaal in de luchtvaart ... 12

4.3 Toepassingen van videoregistratie in een ziekenhuis ... 13

4.3.1 Doel A: kwaliteit van zorg ... 14

4.3.2 Doel B: betere afwikkeling en vermindering van klachten en claims ... 15

4.3.3 Doel C: persoonlijke verwerking ... 16

4.4 Toepassing van videoregistratie in andere ziekenhuizen ... 16

4.4.1 Het Academisch Medisch Centrum ... 16

4.4.2 Het Erasmus Medisch Centrum ... 17

4.4.3 Het Radboud Medisch Centrum ... 18

4.4.4 Oogziekenhuis Rotterdam ... 18

4.4.5 Universitair Medisch Centrum Utrecht ... 18

4.5 Tussenconclusie ... 19

5. Wat zijn de juridische aspecten bij invoering van videoregistratie op de verloskamer? ... 20

5.1 Bescherming van privacy op verschillende niveaus ... 20

5.1.1 Internationaal niveau ... 21

5.1.2 Europees niveau ... 21

5.1.3 Nationaal niveau ... 22

5.2 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) ... 22

5.2.1 Definities en reikwijdte ... 22

5.2.2 Bijzondere persoonsgegevens ... 23

5.2.3 Algemene voorwaarden ... 23

5.2.4 Bewaartermijn en het patiëntendossier ... 24

5.2.5 Beveiliging van de beelden ... 25

5.2.6 Informatieplicht ... 25 5.2.7 Melding bij de AP ... 25 5.3 Portretrecht ... 26 5.4 Geheimhoudingsplicht ... 27 5.5 Informed consent ... 28 5.5.1 Recht op informatie ... 28 5.5.2 Toestemmingsvereiste ... 30 5.6 Recht op inzage ... 31 5.7 De cliëntenraad en ondernemingsraad ... 31 5.7.1 De cliëntenraad ... 31

(4)

5.7.2 De ondernemingsraad ... 32

5.10 Tussenconclusie ... 33

6. Interviews met stakeholders ... 35

6.1 Inleiding ... 35 6.2 Analyse vraag 1 ... 36 6.3 Analyse vraag 2 ... 38 6.4 Analyse vraag 3 ... 39 6.5 Analyse vraag 4 ... 40 6.6 Analyse vraag 5 ... 41 6.7 Analyse vraag 6 ... 43 6.8 Analyse vraag 7 ... 44 6.9 Analyse vraag 8 ... 45 6.10 Tussenconclusie ... 46

7. Toepassing van het juridisch kader op het MMC ... 49

7.1 Algemene voorwaarden voor videoregistratie ... 49

7.1.1 Is er sprake van verwerking van persoonsgegevens? ... 49

7.1.2 Is er een grondslag voor de verwerking van persoonsgegevens? (art. 8 Wbp) .... 51

7.1.3 Aanvullende eisen op grond van de Wbp ... 52

7.1.4 Is er advies of instemming nodig van de ondernemingsraad? ... 53

7.2 Doelspecifieke voorwaarden videoregistratie ... 54

7.2.1 Is er een algemene of bijzondere uitzonderingsgrond? ... 54

7.2.2 Hoelang moeten de beelden worden bewaard? ... 55

7.2.3 Hoe moet worden omgegaan met de geheimhoudingsplicht? ... 56

7.2.4 Hoe wordt invulling gegeven aan het informed consent? ... 57

7.2.5 Is er toestemming nodig op grond van het portretrecht? ... 58

7.2.6 Moet er advies worden gevraagd aan de cliëntenraad? ... 59

7.3 Overige juridische vraagstukken ... 60

7.3.1 De WKKGZ als grondslag voor verwerken zonder toestemming? ... 60

7.3.2 Voor wie zijn de beelden toegankelijk? ... 60

7.3.3 Vernieuwing van de Wbp ... 62

7.4 Tussenconclusie ... 63

8. Conclusie ... 67

8.1 Aanbevelingen ... 69

Bijlage I: Bronnenlijst ... 71

Kamerstukken ... 71

Literatuur ... 71

Jurisprudentie ... 74

Richtlijnen ... 74

Digitale bronnen ... 75

(5)

2. Afkortingen- en begrippenlijst

AP Autoriteit Persoonsgegevens art. Artikel

AMC Academisch Medisch Centrum

AVG Algemene Verordening Gegevensbescherming Aw Auteurswet

BIG Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg BW Burgerlijk Wetboek

CTG Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg DORA Digital Operation Room Assistant

DPIA Data Protection Impact Assessment

EMDR Eye Movement Desensitization and Reprocessing

EU Europese Unie

EVRM Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden

FAA Federal Aviation Administration

GOMA De Gedragscode Openheid medische incidenten; betere afwikkeling Medische Aansprakelijkheid

GW Grondwet

ICAO International Civil Aviation Organization IGZ Inspectie voor de Gezondheidszorg

IVBPR Internationaal Verdrag Inzake Burgerrechten en Politieke Rechten

KNMG Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst KNO Keel Neus Oren

MMC Máxima Medisch Centrum MvT Memorie van Toelichting

NVZ Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen OM Openbaar Ministerie

OR Ondernemingsraad

OVV Onderzoeksraad voor de Veiligheid PTSS posttraumatische stressstoornis Radboud MC Radboud Medisch Centrum

(6)

SEH Spoedeisende hulp

Annex 13 Standards and Recommended Practices for Aircraft Accident and Incident Investigation

UMC Universitair Medisch Centrum

UMCG Universitair Medisch Centrum Groningen

UVRM Universele Verklaring van de Rechten van de Mens VMK Vrouw Moeder Kind-centrum

Wbp Wet bescherming persoonsgegevens

WGBO Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst WKKGZ Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorginstellingen WMCZ Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen WOR Wet op ondernemingsraden

(7)

3. Inleiding

Krantenkoppen stelden in januari 2015 “Nederlandse zorg is de beste van Europa”.1 Dat zou

blijken uit een onderzoek van Health Consumer Powerhouse.2 In 2004 en 2008 hoorde

Nederland echter nog tot de landen met de hoogste perinatale en neonatale sterftecijfers.3 De

hoogste babysterfte in 2008 vs. de beste zorg van Europa in 2015: is er sprake van een briljante comeback of een verkeerde voorstelling van feiten?

Uit het Peristat-I onderzoek bleek dat Nederland in 2004 het hoogste foetale sterftecijfer had van 15 Europese landen. Daarnaast had Nederland, op Griekenland na, ook het hoogste neonatale sterftecijfer. In Peristat-II werd dit onderzoek vier jaar later herhaald. Nederland bleek toen nog steeds een zeer hoog foetaal sterftecijfer te hebben in vergelijking met andere Europese landen: zeven doden per 1000 geborenen, na Frankrijk de hoogste score. Wederom werd ook op de neonatale sterfte slecht gescoord. Toenmalig minister van Volksgezondheid de heer Klink schreef in een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer dat deze middenpositie van ons land niet aansloot bij de hoge ambities op het vlak van de volksgezondheid en kondigde om die reden beleidsmaatregelen aan om de cijfers te verlagen.4

De getallen zijn inmiddels een stuk beter: de perinatale sterfte daalde in 2010 met 14%. De meest recente gegevens (2014) laten zien dat Nederland inmiddels tot de top van de beter scorende Europese landen behoort.5 Er is dus sinds 2004 een hoop verbeterd in de geboortezorg: de babysterfte is in Nederland sterker gedaald (namelijk 28%) dan de gemiddelde daling in Europa (18%). Om deze stijgende lijn vast te kunnen blijven houden en de geboortezorg te blijven verbeteren is het echter noodzakelijk constant de zorg te evalueren. Daarom is in deze scriptie de focus gelegd op de videoregistratie in de verloskamer. Wellicht kan dit bijdragen om, zoals uit het Health Consumer Powerhouse-onderzoek zou blijken, daadwerkelijk de beste zorg van Europa te verlenen. Ook op het gebied van de geboortezorg. Sinds 2008 is er steeds meer focus op de patiëntveiligheid in de gezondheidszorg en met name de patiëntveiligheid in de operatiekamer. De IGZ beveelt in het rapport ‘Standaardisatie

1 http://www.trouw.nl/tr/nl/4516/Gezondheid/article/detail/3838674/2015/01/27/Nederlandse-zorg-de-2 Health Consumer Powerhouse 2016

3 Mohangoo 2008

4 Kamerstukken II 2007/2008, Kenmerk CZ-CB-U-2831796 (Brief aan voorzitter). 5 Gegevens van Eurostat, verkregen via:

(8)

onmisbaar voor risicovermindering in operatief proces’ aan om meer aandacht te besteden aan het veilig gebruik van materialen en apparatuur in de operatiekamer.6 Naar aanleiding van dit

rapport werden veel onderzoeken gestart naar informatietechnologieën die de patiëntveiligheid in de operatiekamer zouden kunnen bevorderen. Hoewel er sprake is van verbetering in de afgelopen jaren is er nog steeds sprake van vermijdbare sterfte van 970 patiënten in 2013: er zouden dus 970 doden zijn gevallen mede door een medische of organisatorische fout.7 Ook dit is een aanleiding om te kijken naar methoden om

behandelingen in het ziekenhuis veiliger te maken. In pogingen om deze aantallen te verkleinen zijn al eerdere verbeteringen doorgevoerd. Zo worden medewerkers door ziekenhuizen gestimuleerd om het uit te spreken als hun meerderen fouten maken, en kan een chirurg het aangeven als hij ‘niet fit’ is om te opereren.8

Een voorbeeld van een onderzoek naar nieuwe informatietechnologieën in de operatiekamer is het project DORA: Digital Operation Room Assistant. DORA is een automatische operatieassistent die mankementen kan signaleren in het medisch instrumentarium en de apparatuur.9 DORA wordt gebruikt tijdens de operatie (bijvoorbeeld door het alarmeren van

het medisch personeel zodat er ingegrepen kan worden), maar de gemaakte videobeelden zijn ook achteraf te gebruiken. Videobeelden kunnen bijvoorbeeld het operatieverslag deels vervangen, maar kunnen ook gebruikt worden om een ingreep te evalueren. Andere voorbeelden van toepassingen met videobeelden in de operatiekamer zijn het verbeteren van het logistieke proces, incident- en preventie-analyse, benchmarking of het tonen van beelden tijdens intercollegiaal overleg en onderwijs.10

In het Máxima Medisch Centrum (MMC) te Veldhoven beschikt over unieke kraamsuites, waarbij moeder en kind na een bevalling niet meer gescheiden te hoeven worden. Het Vrouw-Moeder-Kind (VMK) in het MMC is vooruitstrevend: de daar werkzame gynaecologen doen veel onderzoek en er wordt continu gezocht naar verbeteringen. Een verloskamers is uitgerust met camera’s (die op afstand bestuurbaar zijn) en apparatuur om geluid op te nemen. Deze camera’s worden op dit moment alleen gebruikt bij het trainen van artsen met simulatiebevallingen. De camera’s mogen niet zomaar worden gebruikt tijdens echte

6 IGZ 2008, p.61

7 NIVEL http://www.nivel.nl/nieuws/nederlandse-ziekenhuizen-zijn-veiliger-geworden

8 http://www.volkskrant.nl/wetenschap/eerste-zwarte-doos-in-nederlandse-operatiekamer~a4314602/ 9 Blaauw & Hubben 2011, p.38

(9)

bevallingen. Met het oog op mogelijke toepassingen in de toekomst is de vraag gesteld hoe het zit met de regels omtrent het bewaren, bekijken en gebruiken van de beelden en de privacy van zowel patiënt als hulpverlener. Dit leidt tot veel juridische vragen: wanneer is het maken van video-opnamen gerechtvaardigd, welke stappen moeten worden ondernomen voordat tot video-opnamen mag worden overgegaan en met welke gevolgen moet rekening worden gehouden?

Ten behoeve van de masterscriptie en om een antwoord te vinden om bovengenoemde vragen heb ik de volgende onderzoeksvraag opgesteld:

Welke juridische regels spelen er bij het implementeren van videoregistratie op de verloskamer en hoe zijn deze regels in te vullen voor het Máxima Medisch Centrum?

Om tot beantwoording van deze vraag te komen is een splitsing gemaakt in drie deelvragen. De deelvragen zijn als volgt geformuleerd:

1. Wat is de achtergrond van de zwarte doos in de luchtvaart en welke doelen kunnen er mee worden bereikt in een ziekenhuis?

2. Wat zijn de juridische aspecten bij invoering van videoregistratie? 3. Hoe kunnen deze juridische aspecten in het MMC worden ingevuld?

Hoofdstuk 4 behandelt deelvraag 1. Hierin komt de oorsprong van de zwarte doos aan bod en ik bespreek hoe dit heeft geleid tot het idee van videoregistratie op de verloskamer. Ook geef ik in dit hoofdstuk een kort overzicht van ziekenhuizen die al zijn gestart met (een pilot van) videoregistratie. Aan de hand daarvan formuleer ik de verschillende doelen waarvoor videoregistratie gebruikt kan worden. Vervolgens komen in hoofdstuk 5 de juridische eisen aan bod. In hoofdstuk 6 volgt de analyse van de interviews die ik heb afgenomen. Deze analyse is bedoeld om het theoretische gedeelte van enige praktijkachtergrond te voorzien: als videoregistratie op de verloskamer zou worden toegepast, hoe zullen de werknemers en patiënten hier dan op reageren? Deze praktische analyse heeft geen direct verband met een van de door mij geformuleerde deelvragen, maar is wel nuttig omdat de scriptie daarmee ondersteund kan worden met opvattingen uit de praktijk. Tevens geeft de praktische analyse handvaten om het MMC te kunnen adviseren welke vervolgstappen zij het best kunnen

(10)

nemen. De juridische eisen uit hoofdstuk 5 pas ik in hoofdstuk 7 toe op het MMC, waarin ik per doel de eisen bespreek. Elk hoofdstuk eindigt met een tussenconclusie, waarin ik de bevindingen kort samenvat en de bijbehorende deelvraag beantwoord. Ik sluit de scriptie af met een conclusie waarin ik een antwoord formuleer op de hoofdvraag.

(11)

4. Wat is de achtergrond van de zwarte doos in de luchtvaart

en welke doelen kunnen er mee worden bereikt in een ziekenhuis?

4.1 De oorsprong van de zwarte doos

11

De flight data recorder is in de jaren ’50 geïntroduceerd door David Warren. Toen Warren 9 jaar oud was kwam zijn vader om bij een van de eerste vliegtuigcrashes in Australië. In 1956, hij was toen 31 jaar oud, ontwikkelde Warren een eerste prototype ‘black box’. Deze black box kon toen 4 uur lang spraak opnemen in een vliegtuig en ook andere gegevens opslaan. Warren wilde onder meer cockpitgesprekken op kunnen nemen om onderzoek te kunnen doen naar vliegtuigcrashes. In Australië werd zijn idee niet direct goed ontvangen, het departement van burger luchtvaart stelde dat de flight data recorder niet veel directe invloed zou hebben in de commerciële luchtvaart. Zijn idee werd echter door andere landen, onder meer Engeland en Canada, wel goed ontvangen.12

Tegenwoordig zijn alle grote commerciële vliegtuigen, maar ook kleinere commerciële, zakelijke of privévliegtuigen onder andere door de FAA (Federal Aviation Administration) verplicht om uitgerust te zijn met 2 zwarte dozen, gebaseerd op het ontwerp van de flight data recorder van David Warren. De zwarte dozen zijn bedoeld om te kunnen reconstrueren hoe een vliegtuigcrash is ontstaan. De ene zwarte doos bevat de cockpit voice recorder, de andere zwarte doos is de flight data recorder. De cockpit voice recorder neemt de geluiden en gesprekken op in de cockpit zoals de stem van de piloot en het geluid van de motor van het vliegtuig. De flight data recorder slaat de parameters op zoals de hoogte, snelheid en richting van het vliegtuig. De zwarte dozen zitten beide weggewerkt in de staart van het vliegtuig, omdat dit het meest crashbestendige deel van het vliegtuig is. Als een vliegtuig is gecrasht wordt geprobeerd beide zwarte dozen te lokaliseren en de bestanden uit te lezen. Het openmaken van de doos vernietigt de beschermingslaag om de "harde schijf" in de zwarte doos onherstelbaar. De doos zelf wordt vernietigd en kan dus nooit nog een keer gebruikt worden. De harde schijf met bestanden blijft heel, maar de doos wordt gereduceerd tot een paar stukken gesneden staal. Doordat de doos maar eenmalig geopend kan worden en de bestanden dus maar op één moment gelezen kunnen worden is de doos beschermd. Het

11 De theorie in deze paragraaf is mede gebaseerd op een interview (november 2016) met de heer F.

Baas, Master of Science (M.Sc.) Aerospace, Aeronautical and Astronautical Engineering aan de TU Delft.

(12)

bewerken en terugplaatsen van deze bestanden is onmogelijk gezien de doos onherstelbaar kapot is gegaan door het lezen van de bestanden (daarom zijn er ook altijd veel internationale experts aanwezig bij het openen van de zwarte doos om zeker te zijn dat er geen fraude wordt gepleegd).

Initiatieven om de systemen zo te ontwikkelen dat er een draadloze connectie met de dozen vanaf de grond is (zodat deze niet meer gevonden hoeven te worden na een crash) worden opzettelijk tegengehouden door zorgen van critici dat de dozen dan wellicht gehackt kunnen worden en het materiaal gemanipuleerd. De oplossing hiervoor is op dit moment om de draadloze connectie niet te ontwikkelen. Dit wordt ook wel de ‘low tech security’ genoemd: beveiligen door de ontwikkeling niet mogelijk te maken.

De zwarte dozen zijn in werkelijkheid oranje, zodat deze zoveel mogelijk opvallen en zo goed mogelijk te vinden zijn na een eventuele crash. De informatie in de zwarte doos wordt met behulp van computers uitgelezen. Het nut van beide zwarte dozen is meermaals bewezen in onderzoeken naar vliegtuigcrashes. Ze kunnen informatie blootleggen die vaak op geen enkele andere manier te achterhalen is. Om die reden spelen ze een steeds grotere rol in het bepalen van de waarschijnlijke oorzaak van een vliegtuigcrash.13

De bewaartermijn van de informatie uit de zwarte doos is in de luchtvaart geen onderwerp van discussie: vanwege de technische moeilijkheidsgraad om de zwarte dozen te ontwerpen, kunnen de dozen enkel 25 uur aan vluchtdata opnemen en 30 min (constant) of 2 uur (in totaal) aan cockpit gesprekken. Hierna nemen ze op over de oude band heen en gaan de oude opnames automatisch verloren.

4.2 Zwarte doos als bewijsmateriaal in de luchtvaart

Om het geheel rondom het zoeken, openen en analyseren van de zwarte dozen in goede banen te leiden is er door de ICAO (International Civil Aviation Organization) een document opgesteld in geval van crashes: Standards and Recommended Practices for Aircraft Accident and Incident Investigation, Annes 13 (verder: Annex 13).14 Hierin wordt bijvoorbeeld

gespecificeerd welk land er onderzoek mag doen. Vaak zijn er bij een crashonderzoek drie landen betrokken: land van vertrek, land van aankomst en land waarin de crash heeft

13 http://www.ntsb.gov/news/Pages/cvr_fdr.aspx

(13)

plaatsgevonden. Ook wordt het doel omschreven waarvoor de gegevens gebruikt mogen worden. In artikel 3.1 van Annex 13 is daarover bepaald: “The sole objective of the

investigation of an accident or incident shall be the prevention of accidents and incidents. It is not the purpose of this activity to apportion blame or liability.”

Een belangrijk verschil in de manier waarop de luchtvaart en andere sectoren leren van calamiteiten, is dat er een strikte scheiding is tussen de schuldvraag (welke wordt uitgevoerd door justitie) en het onderzoek naar de te leren lessen (uitgevoerd door de Onderzoeksraad voor de Veiligheid, OVV). Medewerkers van de OVV kunnen niet als getuige worden opgeroepen in een rechtszaak. Daarnaast mag het eindrapport dat door de OVV wordt vervaardigd niet worden gebruikt als bewijsmateriaal in een juridische procedure.1516 Tevens

kan het materiaal niet in beslag worden genomen ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek. 17

Doordat de zwarte doos niet als bewijsmateriaal mag worden gebruikt (zie art. 3.1 van Annex 13), is in de luchtvaart een open werksfeer ontstaan waarin betrokkenen van incidenten met vertrouwen transparant kunnen zijn over wat er is gebeurd, zonder dat zij bang hoeven te zijn om vervolgd te worden. Er wordt parallel (indien dit nodig wordt geacht) wel een strafrechtelijk onderzoek opgestart door justitie. Justitie kan vervolgens alleen de gegevens van de zwarte doos opeisen bij de OVV indien er mogelijk sprake is van moord, doodslag, gijzeling of een terroristisch misdrijf.18 Het leren van fouten en het zoeken naar schuldigen

wordt zo gescheiden gehouden.19

4.3 Toepassingen van videoregistratie in een ziekenhuis

In de luchtvaart heeft de zwarte doos zich dus al bewezen en is het gebruik ervan volledig geaccepteerd. Zou dit succes wellicht ook te bereiken zijn in de zorg? In verschillende ziekenhuizen is in navolging van de zwarte doos in de luchtvaart ook een zwarte doos in het

15

https://www.nrc.nl/nieuws/2016/06/10/leer-van-de-luchtvaart-zo-kan-de-zorg-veiliger-wo-1626499-a1507719

16 Artikel 69 lid 1 sub b, d en f Aanwijzing afstemmingsprotocol onderzoeksraad voor de

veiligheid-openbaar ministerie

17 Artikel 69 Lid 2 Aanwijzing afstemmingsprotocol onderzoeksraad voor de veiligheid-openbaar

ministerie

18 Artikel 69 lid 3 Aanwijzing afstemmingsprotocol onderzoeksraad voor de veiligheid-openbaar

ministerie

19

(14)

ziekenhuis geïntroduceerd. In hoofdstuk 4.4 zullen deze verschillende initiatieven worden belicht. Tijdens dit onderzoek kwam ik tot de conclusie dat de term ‘zwarte doos’ soms onduidelijkheden oplevert. Een zwarte doos in een vliegtuig filmt immers niet, terwijl de toepassing in het ziekenhuis juist vooral nut heeft wanneer er videobeelden worden gemaakt. Dit blijkt ook uit de interviews die ik heb afgenomen: 23 van de 29 respondenten gaf expliciet aan dat totale opname van de bevalling geïndiceerd is.20 Daarom heb ik in deze scriptie

afgezien van het verder gebruiken van de term zwarte doos. Hoewel het idee wel zijn oorsprong vindt in de zwarte doos van een vliegtuig, is de verdere werking dermate verschillend dat de term te veel onduidelijkheden op zal leveren.

In deze paragraaf maak ik een onderscheid in 3 doelen waarvoor videoregistratie gebruikt zou kunnen worden (Doel A: kwaliteit van zorg, Doel B: betere afwikkeling en vermindering van klachten en claims, Doel C: persoonlijke verwerking). Ik heb voor deze 3 doelen gekozen omdat deze in de vragenlijst die ik heb afgenomen het vaakst door de respondenten werden genoemd. Dit betekent uiteraard niet dat andere doelen minder belangrijk of niet gewenst zijn. In hoofdstuk 6.6 licht ik dit verder toe en worden ook andere doelen dan deze 3 besproken.

4.3.1 Doel A: kwaliteit van zorg

Een ziekenhuis kan ervoor kiezen om het beeldmateriaal in te zetten met als doel het verbeteren van de kwaliteit van geleverde medische zorg. De beelden worden dan bijvoorbeeld gebruikt voor de volgende toepassingen:

- Training; - Debriefing; - Evaluatie;

- Intercollegiale beoordeling en terugkoppeling.

Door gedane verrichtingen achteraf met behulp van de videobeelden te evalueren, kunnen artsen van elkaar en met elkaar leren. Beeldopnamen leveren een bijdrage aan het succesvol samenwerken van de betrokken hulpverleners. Dit heeft een positief effect op de kwaliteit.21

Medsim is een onafhankelijk training- en research- centrum en biedt multidisciplinaire (simulatie)teamtrainingen voor medische professionals, in een veilige en realistische

20 Verdere analyse van de vragenlijsten vindt plaats in hoofdstuk 6 21 NVZ Handreiking cameratoezicht en beeldopnamen, p. 8

(15)

omgeving.22 Het begrip training moet worden gesplitst in vaardigheidstrainingen (het oefenen

van medische skills) en teamtrainingen. Uit verschillende grote onderzoeken in zowel de luchtvaart als in de zorg is gebleken dat een aanzienlijk deel van de sub-standaard factoren23

niet worden veroorzaakt door een gebrek aan vaardigheden van een individu, maar door een suboptimale teamprestatie.24 Teamvaardigheden zoals effectieve communicatie, leiderschap,

situatie-overzicht, taakverdeling en besluitvorming dragen bij aan het goed functioneren van een team en kunnen bij Medsim worden getraind. Zowel de teamprestatie als de technische skills blijken significant te verbeteren door trainingen in een medisch simulatiecentrum.25 Uit

ander onderzoek bleek echter ook dat een 1-daagse training alleen niet zorgt voor een significante verbetering.26 Gynaecoloog prof. dr. S.G. Oei geeft in een interview in het

Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde aan dat er naast de gesimuleerde teamtraining ook nascholing en herhaling nodig is van hetgeen bij de simulatietraining is geleerd.27 De

nascholing en herhaling zou bijvoorbeeld plaats kunnen vinden door middel van videoregistratie op de verloskamer. Aan de hand van beelden van een echte bevalling kan dan met het team worden geanalyseerd welke zaken die zijn geleerd bij de simulatietraining al goed zijn opgepakt en op welke punten nog verbetering mogelijk is.

Debriefing is een term die voortkomt uit de luchtvaart. Iedere missie in de luchtvaart wordt begonnen met een uitgebreide briefing en afgesloten met een debriefing. In de debriefing worden zaken besproken die verbeterd kunnen worden en wordt men aangemoedigd om gemaakte fouten aan te geven.28 Deze debriefing wordt inmiddels ook toegepast in

ziekenhuizen. Bij de debriefing van een moeizame bevalling zouden beelden van een videoregistratie van pas kunnen komen om zaken te verduidelijken of verder toe te lichten.

4.3.2 Doel B: betere afwikkeling en vermindering van klachten en claims

Videobeelden kunnen eventueel ook gebruikt worden als bewijsmateriaal in juridische procedures bij bijvoorbeeld het tuchtcollege voor de gezondheidszorg, de civiele rechter, klachtencommissies of bij een strafrechtelijke vervolging. De patiënt heeft recht op een

22 NTOG vol. 126, p.378

23 Dit is de zorg die niet voldoet aan de professionele eisen voor gangbare zorg, landelijke richtlijnen

of lokale protocollen. 24 NTOG vol. 126, p.378 25 Fransen et al 2012 26 Fransen et al 2016 27 Mevius 2013, p.3 28 Haerkens et al 2009, p.1

(16)

afschrift van zijn dossier (art. 7:456 BW) en kan dit in de procedure gebruiken. De beelden kunnen dus alleen door de patiënt worden opgevraagd en gebruikt in de procedure indien ze deel uitmaken van het patiëntendossier. Bij zaken waarin een meningsverschil bestaat over de feitelijke gang van zaken of hetgeen gezegd is tijdens de behandeling, zouden videobeelden een uitkomst kunnen bieden.

Tuchtcolleges hebben een grote vrijheid om de aangedragen bewijsmaterialen te waarderen: in de Wet BIG en Tuchtbesluit BIG worden geen eisen gesteld aan de bewijslevering. Door het tuchtcollege is aanvaard dat registratie van relevante gegevens schriftelijk, elektronisch of door middel van videoregistratie kan plaatsvinden. Het enkele feit dat voor het bekijken van de beelden extra apparatuur is vereist, betekent niet dat deze beelden als ondeugdelijk bewijsmiddelen worden gezien.29

4.3.3 Doel C: persoonlijke verwerking

Na een traumatisch ervaren bevalling kunnen vrouwen een posttraumatische stressstoornis (PTSS) ontwikkelen. In Nederland blijkt dat dit bij 1,2% van de pas bevallen vrouwen voorkomt: ongeveer 2000 vrouwen per jaar. Daarnaast heeft 57,5% enkele symptomen van PTSS en ervaart 9,1% van de vrouwen de bevalling als traumatisch. 30 EMDR-therapie (Eye

Movement Desensitization and Reprocessing) is een therapie die zou helpen bij het verwerken van een traumatische bevalling. Wanneer patiënten daarvoor beelden kunnen gebruiken van de bevalling kan dit bijdragen aan een snellere en betere verwerking.31

4.4 Toepassing van videoregistratie in andere ziekenhuizen

In verschillende ziekenhuizen zijn al pilots gestart met zwarte dozen of wordt al gebruik gemaakt van videoregistratie. In deze paragraaf zal ik deze projecten toelichten.

4.4.1 Het Academisch Medisch Centrum

Op 7 juni 2016 verscheen in veel kranten het nieuws dat het AMC de zwarte doos in de operatiekamer in gebruik neemt. In een van de 20 operatiekamers is een zwarte doos geïnstalleerd die tijdens operaties alle gegevens over de patiënt en de operatiekamer bijhoudt en analyseert. Het doel erachter is het verhogen van de patiëntveiligheid.32

29 CTG 13 december 2005, 2004.075 30 Stramrood 2011

31 http://www.emdr.nl/wat-is-emdr/

(17)

In het AMC is een test gedaan waarbij een aantal keer geoefend wordt met de zwarte doos. De opzet daarvan was dat de opnames worden opgestuurd naar een onderzoekscentrum in Canada. Daar wordt een rapport opgemaakt van de operatie. Binnen 48 uur wordt dit rapport weer naar het AMC gestuurd en wordt al het beeldmateriaal verwijderd.

In het AMC heeft men ervoor gekozen de videobeelden geen deel uit te laten maken van het medisch dossier van de patiënt. De medische gegevens staan wel in het dossier, maar de video- en geluidsbeelden en technische gegevens van de operatiekamer niet. Dit betekent dat de patiënt ook geen recht heeft om de videobeelden op te eisen. Marlies Schijven, projectleider van de zwarte doos in het AMC geeft aan dat dit op deze manier is besloten om de veilige leeromgeving te kunnen creëren voor het operatieteam.33

4.4.2 Het Erasmus Medisch Centrum

In het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam worden videobeelden gemaakt op de Spoedeisende Hulp en op de Intensive Care van de kinderafdeling. Op de intensive care worden de beelden gemaakt om het functioneren van verpleegkundigen en de medische teams te verbeteren. Met behulp van de beelden worden situaties geëvalueerd om de kwaliteit van de patiëntenzorg te optimaliseren. De beelden zijn alleen voor intern gebruik bedoeld en worden niet buiten het ziekenhuis vertoond of voor andere doeleinden ingezet. De beelden zijn niet beschikbaar voor patiënten en worden binnen een halfjaar vernietigd. Er wordt geen toestemming gevraagd aan de ouders, men wordt alleen geïnformeerd via een informatieboekje.34

Ook op de spoedeisende hulp (SEH) van het Erasmus Medisch Centrum wordt gebruik gemaakt van videoregistratie. Een selectie van de beelden wordt gebruikt voor onderwijs, wat binnen een week plaatsvindt. Patiënten worden middels posters geïnformeerd maar worden niet om expliciete toestemming gevraagd. Het medisch personeel kan bezwaar maken tegen de video-opname, de beelden worden dan niet gebruikt voor het onderwijs en direct gewist. De beelden mogen alleen door het personeel bekeken worden, dus niet door patiënten. Na 36 uur worden de beelden overgeschreven.35

33 http://www.volkskrant.nl/wetenschap/eerste-zwarte-doos-in-nederlandse-operatiekamer~a4314602/ 34 Erasmus MC 2015, p.9

(18)

4.4.3 Het Radboud Medisch Centrum

Ook in het Radboud Medisch Centrum is al een onderzoek gestart naar de implementatie van de zwarte doos op de operatiekamer. Daar zijn tien operaties als test opgenomen. Er waren geen calamiteiten tijdens deze opnames waarneembaar, maar volgens initiatiefnemer Martijn Kriens zijn er wel aanknopingspunten gevonden om de zorg te verbeteren. De opnames worden in het Radboud MC in principe vier weken bewaard, tenzij er redenen zijn om ze langer te bewaren. 36

In het Radboud MC is gekozen voor een systeem waarbij iedereen die meedoet aan de test met de zwarte doos het ermee eens moet zijn en dit schriftelijk moet bevestigen. Volgens hoogleraar anesthesiologie Gert Jan Scheffer moet er een harde toezegging worden gedaan dat de gegevens uit de zwarte doos niet door justitie of IGZ gebruikt gaan worden. Alleen op die manier kan volgens hem de privacy van de werknemers volledig worden gegarandeerd, en zullen artsen waarschijnlijk meer open staan om mee te werken aan het experiment.37

4.4.4 Oogziekenhuis Rotterdam

Dit jaar is het Oogziekenhuis Rotterdam gestart met videoregistraties van operaties. Het idee ervan is vergelijkbaar met de zwarte doos in vliegtuigen. Op de beelden wordt vastgelegd hoe de operatie verloopt en is te zien of veiligheidsprocedures worden uitgevoerd, op welke manier de teamleden onderling communiceren en in hoeverre de afgesproken checks worden uitgevoerd. Een trainer vanuit de luchtvaart is erbij betrokken en bespreekt na de operatie die op video wordt vastgelegd de veiligheidsaspecten met het team. Vervolgens brengt het team een selectie hiervan in op een klinische bespreking of een refereerbijeenkomst.38

4.4.5 Universitair Medisch Centrum Utrecht

In Utrecht worden soms voor de videoreflectieve methode ‘Beelden aan Bed’ videobeelden gemaakt. Dit gebeurt echter niet op regelmatige basis maar alleen indien daar vraag voor is vanuit een bepaalde afdeling.39 Patiënten worden geïnformeerd, maar toestemming wordt

alleen gevraagd als de beelden op bijvoorbeeld congressen worden vertoond. Het medisch personeel wordt geïnformeerd en ook om toestemming gevraagd. De beelden worden aan de 36 http://www.omroepgelderland.nl/nieuws/2111404/Verrast-Radboudumc-Nijmegen-Wij-werken-al-een-jaar-met-zwarte-doos 37 http://www.volkskrant.nl/wetenschap/eerste-zwarte-doos-in-nederlandse-operatiekamer~a4314602/ 38 Korne 2009 39 http://www.umcutrecht.nl/nl/Over-Ons/Wat-we-doen/Kwaliteit-en-patientveiligheid/Veilige-zorg-in-het-UMC-Utrecht/Beelden-aan-bed

(19)

arts getoond en nabesproken met de afdeling. Vervolgens worden ze voor onbepaalde tijd bewaard en beveiligd met een vingerprint sensor, zodat alleen bepaalde personen daar toegang tot hebben.

4.5 Tussenconclusie

De black box in het vliegtuig heeft zich ruimschoots bewezen, nadat bij de ontdekking door David Warren in 1956 men nog wel sceptisch was. Tegenwoordig speelt de black box bij elke vliegtuigcrash een grote rol bij de reconstructie van gebeurtenissen. Wellicht is een dergelijke toekomst ook voor de videoregistratie op de verloskamer weggelegd.

Aan de hand van de analyse van vragenlijsten, welke verder zullen worden besproken in hoofdstuk 6, heb ik 3 doelen uitgelicht waarvoor videoregistratie gebruikt zou kunnen worden op de verloskamer. Dit zijn verbetering van kwaliteit van zorg (doel A), betere afwikkeling en vermindering van klachten en claims (doel B), en persoonlijke verwerking (doel C). Ik focus in deze scriptie vooral op deze 3 doelen, maar dat wil niet zeggen dat videoregistratie niet voor andere doeleinden gebruikt zou kunnen worden. Het is dan wel zaak om de bijkomende doelen nauwkeurig te omschrijven en de toestemming van de patiënt daar ook voor te vragen (zie hoofdstuk 5).

In verschillende ziekenhuizen draaien al pilots met een black box of wordt videoregistratie al toegepast. Ik heb echter nog geen ziekenhuis gevonden waarbij videoregistratie op de verloskamer consequent wordt toegepast zoals ik in deze scriptie heb onderzocht. Het feit dat er nog geen ziekenhuizen hierin zijn voorgegaan maakt het wel lastig om een concreet overzicht van eisen te geven. In hoofdstuk 5 heb ik getracht alle eisen op te sommen en toe te lichten waaraan moet worden gedacht bij het implementeren van videoregistratie op de verloskamer.

(20)

5. Wat zijn de juridische aspecten bij invoering van

videoregistratie op de verloskamer?

Aan welke juridische eisen moet worden voldaan indien het MMC videoregistratie wil in gaan zetten tijdens bevallingen? In dit hoofdstuk zullen verschillende eisen afkomstig uit wetten, richtlijnen en handreikingen de revue passeren.

5.1 Bescherming van privacy op verschillende niveaus

Het recht op privacy is onder andere te lezen in art. 12 UVRM, art. 8 EVRM en art. 10 Biogeneeskundeverdrag. Daarnaast is de privacyrichtlijn40 van groot belang. Privacy is dus op

verschillende niveaus gewaarborgd. In deze paragraaf zal ik privacy eerst op internationaal niveau, dan op Europees niveau en dan op nationaal niveau bespreken. De privacyrichtlijn en de Wbp zullen per 25 mei 2018 worden vervangen voor de nieuwe Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Omdat de Wbp toch van grote invloed is op de videoregistratie (dit zal blijken uit paragraaf 5.2), geef ik in hoofdstuk 7.3.3 een kort overzicht van de meest ingrijpende veranderingen na invoering van de AVG.

Privacy kan op drie manieren in het geding zijn in het gezondheidsrecht. Allereerst kan er inbreuk op de private sfeer zijn die medische handelingen noodzakelijkerwijze met zich meebrengen. Ten tweede kan privacy een probleem opleveren in het kader van de ruimtelijke privacy bij onderzoek en verblijf en instituten. Ten derde de privacy van persoonsgegevens, de informationele privacy.41 Als in deze scriptie wordt gesproken over bescherming van de

privacy, zal het vooral gaan over de informationele privacy.

Informationele privacy kent een aantal basis beginselen. Allereerst gaat het om gegevens van de patiënt, waardoor deze zeggenschap behoort te hebben over de gegevens. De geheimhoudingsplicht van de arts is hierbij van groot belang. Een tweede beginsel is dat niet meer mag worden gevraagd, niet meer mag worden onderzocht, en niet meer mag worden geregistreerd dan voor het doel noodzakelijk is. Vanwege het noodgedwongen karakter in de zorg moet de inbreuk op de privacy zo klein mogelijk blijven. Gevoelige persoonsgegevens moeten in de zorg onder druk van de omstandigheden worden gegeven omdat ze vereist zijn voor de behandeling. Ten derde moet het doel van het vastleggen, bewaren en gebruiken van

40 Richtlijn 95/46/EG 41 Leenen 2014, p.159

(21)

gegevens aanvaardbaar zijn en duidelijk zijn omschreven. De gegevens mogen niet voor een ander doel worden gebruikt dan waarvoor zij zijn verzameld. Deze basisbeginselen komen ook tot uiting in de Wet bescherming persoonsgegevens (zie par. 5.2).

5.1.1 Internationaal niveau

Art. 12 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens stelt dat niemand onderworpen zal worden aan willekeurige inmenging in zijn persoonlijke aangelegenheden, in zijn gezin, tehuis of briefwisseling, noch aan enige aantasting van zijn eer of goede naam. Het Internationaal Verdrag inzake Burger en Politieke Rechten (IVBPR) heeft een soortgelijke bepaling opgenomen, namelijk art. 17: niemand mag aan willekeurige of onwettige inmenging in zijn privéleven worden onderworpen.

5.1.2 Europees niveau

Ook in Europese regelgeving is de privacy beschermd. In het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie zijn meerdere bepalingen opgenomen die te maken hebben met de bescherming van privacy: art. 3 (menselijke integriteit), art. 7 (privéleven), art. 8 (persoonsgegevens). Dit EU-Handvest is in 2007 erkend in het Verdrag van Lissabon (EU-verdrag). Dit houdt in (art. 6 lid 1 EU-verdrag) dat de rechten, vrijheden en beginselen van het EU-Handvest dezelfde juridische waarde als bepalingen in verdragen hebben.

Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM) heeft ook een bepaling die de privacy beschermt: art. 8 EVRM bevat het recht op eerbiediging van de privé-, familie- en gezinsleven. Dit artikel heeft een groot belang in de Nederlandse rechtsstelsel. Enerzijds vanwege de directe werking van het EVRM, waardoor de wet rechtstreeks doorwerkt in onze samenleving. Anderzijds omdat de Nederlandse rechter formele wetten niet kan toetsen aan de Nederlandse Grondwet, maar wel aan het EVRM.

De bescherming van privacy is daarna verder uitgewerkt in het Verdrag inzake gegevensbescherming van de Raad van Europa (het Europees Dataprotectieverdrag). Doel hiervan was om de verschillen in regelgeving tussen lidstaten te neutraliseren en een vrij verkeer van persoonsgegevens binnen de EU te reguleren. De kern van dit dataprotectieverdrag is de formulering van een aantal internationaal erkende privacybeginselen, welke vervolgens weer nader zijn uitgewerkt in de Guidlines on the

(22)

protection of Privacy and Transborder Flows of Personal Data. Dit document was weer de basis voor de Europese Richtlijn 95/46/EG, een zeer belangrijk dataprotectiedocument in Europa wat de grondslag was voor nationale privacywetgeving in de EU-landen. In Nederland is deze Richtlijn omgezet in de Wet bescherming persoonsgegevens.

5.1.3 Nationaal niveau

Bescherming van privacy wordt gezien als een klassiek grondrecht en is vastgelegd in art. 10 GW (persoonlijke levenssfeer), art. 11 GW (onaantastbaarheid van het lichaam), art. 12 GW (huisrecht) en art. 13 GW (brief-, telefoon- en telegraafgeheim). Art 10 lid 1 GW geeft recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen. Art. 10 lid 2 en 3 GW beschermen de informationele privacy. Hierin zijn regels gesteld inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens. Deze regels zijn nader uitgewerkt in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). In paragraaf 5.2 zal deze wet verder uiteen worden gezet.

5.2 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)

In de Wbp staat dus de bescherming van privacy centraal. Maar is deze wet wel van toepassing op videoregistratie in de verloskamer? Om dit te bepalen moet eerst vast worden gesteld of de beelden of gegevens persoonsgegevens zijn, en voorts of er sprake is van verwerking van persoonsgegevens in de zin van art. 1 Wbp.

Op de verwerking van patiëntengegevens zijn ook de regels uit de WGBO van toepassing. Dit betekent dat er algemene en sectorspecifieke regels naast elkaar bestaan. In de parlementaire behandeling van de WGBO is hier aandacht voor geweest. Er is toen gezegd dat het algemene kader van de Wbp ruimte biedt voor bijzondere invulling vanuit de WGBO. Een probleem zal wel bestaan wanneer beide regelingen eenzelfde punt verschillend regelen. Als dat het geval is gaat de regeling voor die de betrokkene het meest beschermd. Indien dit geen oplossing biedt, geldt dat de lex specialis (WGBO) voor de lex generalis (Wbp) gaat.42

5.2.1 Definities en reikwijdte

Een persoonsgegeven is volgens de Wbp ‘elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon’ (art. 1 sub a Wbp). In deze bepaling liggen twee vereisten besloten: identificeerbaarheid en een natuurlijk persoon. Voor de

(23)

identificeerbaarheid van een natuurlijk persoon is het van belang of de identiteit van de persoon redelijkerwijs, zonder onevenredige inspanning, kan worden vastgesteld.43 Bij deze

eis spelen twee factoren een rol, namelijk de aard van de gegevens en de mogelijkheden die degene die beschikt over de gegevens heeft om deze terug te leiden tot een persoon. De aard van gegevens kan leiden tot identificatie van een persoon indien de gegevens (alleen of in combinatie met andere gegevens) zo kenmerkend zijn voor een persoon dat deze direct te identificeren is. Het gaat dan om de herkenbaarheid van de persoon.

5.2.2 Bijzondere persoonsgegevens

Art. 16 bevat een specifiek verbod op verwerking van bijzondere persoonsgegevens: “De verwerking van persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven, alsmede persoonsgegevens betreffende het lidmaatschap van een vakvereniging is verboden behoudens het bepaalde in deze paragraaf.” Bijzondere persoonsgegevens mogen alleen worden verwerkt als er sprake is van een van de uitzonderingsgronden van art. 21 of art. 23 Wbp. Als er sprake is van een uitzonderingsgrond als genoemd in art. 21 of art. 23 Wbp betekent dit niet dat de verwerking van bijzondere persoonsgegevens direct is toegestaan. Er moet ook nog worden voldaan aan de voorwaarden voor verwerking die voor alle persoonsgegevens gelden (art. 6-15 Wbp).

5.2.3 Algemene voorwaarden

Als er sprake is van een uitzonderingsgrond als geformuleerd in art. 21 Wbp of art. 23 Wbp is het verwerken van bijzondere persoonsgegevens dus niet verboden. Maar, ook als het verbod van art. 16 Wbp is opgeheven dient nog te worden voldaan aan de overige eisen die de Wbp aan gegevensverwerking stelt. In deze paragraaf zullen deze eisen aan bod komen.

Persoonsgegevens moeten allereerst in overeenstemming met de wet en op behoorlijke en zorgvuldige wijze te worden verwerkt (art. 6 Wbp). Ten tweede mogen persoonsgegevens alleen worden verzameld indien daarvoor een welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd doeleinde is (art. 7 Wbp). Het verder verwerken van de gegevens dan als omschreven in dit doeleinde is niet toegestaan (art. 9 Wbp). Daarnaast is het verwerken van persoonsgegevens pas toegestaan indien er een juridische grondslag voor bestaat. In art. 8 Wbp worden hiertoe verschillende mogelijke grondslagen genoemd: toestemming (sub a),

(24)

overeenkomst (sub b), wettelijke plicht (sub c), vrijwaring van een vitaal belang van betrokkene (sub d), vervulling van publiekrechtelijke taak (sub e), behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt (sub f). Iedere verwerking van persoonsgegevens moet gebaseerd zijn op een van deze grondslagen. In de Memorie van Toelichting bij de Wbp wordt nog toegevoegd dat iedere verwerking van persoonsgegevens moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit: de inbreuk op de belangen van de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene mag niet onevenredig zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel. Ingevolge het subsidiariteitsbeginsel mag het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt in redelijkheid niet op een andere voor de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene minder nadelige wijze kunnen worden verwezenlijkt.

De persoonsgegevens moeten tenslotte, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of verwerkt, toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig te zijn (art. 11 Wbp). Onnodige verwerking van gegevens is op grond van dit artikel verboden.

5.2.4 Bewaartermijn en het patiëntendossier

Patiëntendossiers moeten gedurende 15 jaar worden bewaard, of zoveel langer als redelijkerwijs uit de zorg van een goed hulpverlener voortvloeit (7:454 BW jo 7:455 BW). Deze dossierplicht houdt in dat een hulpverlener aantekening houdt van de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt en de te diens aanzien uitgevoerde verrichten (art. 7:454). Andere stukken horen in het patiëntendossier indien dit voor een goede hulpverlening noodzakelijk is (art. 7:454 lid 1 BW).

De vraag is dus of de videobeelden deel uit zullen maken van het patiëntendossiers. Indien dit het geval is dan geldt voor de gegevens een bewaartermijn van 15 jaar (art. 7:454 lid 3 BW). Wanneer de videobeelden deel uit zullen maken van het patiëntendossiers komen er ook andere rechten bij kijken. De patiënt heeft dan bijvoorbeeld ook recht om deze beelden in te zien en op te vragen. Meer hierover zal aan bod komen in hoofdstuk 7.2.3.

Indien de beelden geen deel uitmaken van het patiëntendossier dan geldt de bewaartermijn die is geformuleerd in de Wbp. Art. 10 lid 1 Wbp stelt dat persoonsgegevens niet langer bewaard mogen worden (in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkene te identificeren) dan noodzakelijk is voor de verwerkelijking van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of

(25)

verwerkt. Persoonsgegevens mogen alleen langer worden bewaard na het verwerkelijken van het doel indien zij voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden worden bewaard (art. 10 lid 2 Wbp).

5.2.5 Beveiliging van de beelden

De Wbp stelt ook eisen aan de beveiliging van de persoonsgegevens. Hiermee moet bijvoorbeeld rekening worden gehouden bij het analyseren van de gegevens of bij het maken van een rapport naar aanleiding van de videobeelden. De verantwoordelijke (in de gezondheidszorg is dit veelal het ziekenhuis of de zelfstandig gevestigde beroepsbeoefenaar44) moet passende technische en organisatorische maatregelen nemen om

de gegevens te beveiligen tegen verlies of onrechtmatige verwerking (art. 13 Wbp). Deze maatregelen moeten, rekening houdend met de stand van de techniek en de kosten van tenuitvoerlegging, een passend beveiligingsniveau garanderen gelet op de risico’s die de verwerking en de aard van de te beschermen gegevens met zich mee brengen. De beveiligingsmaatregelen moeten erop gericht zijn dat onnodige verzameling en verdere verwerking (dan voor het gestelde doel) wordt voorkomen. Indien er een bewerker is die de gegevens verwerkt moet ook nog aan aanvullende eisen met betrekking tot de beveiliging van de gegevens worden voldaan (art. 14 Wbp).

5.2.6 Informatieplicht

Op grond van art. 33 Wbp is het verplicht de betrokkenen (zowel patiënten als hulpverleners) te informeren dat er sprake is van verwerking van persoonsgegevens en het doel mee te delen waarvoor de gegevens zijn bestemd. De betrokkenen moeten er ook op worden gewezen dat zij de mogelijkheid hebben om de videoregistratie te weigeren of bezwaar aan te tekenen. Deze informatieverplichting is niet van toepassing als de patiënt reeds op de hoogte is. Het is afhankelijk van de omstandigheden van het geval wanneer men mag aannemen dat iemand op de hoogte is.

5.2.7 Melding bij de AP

Iedere geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens moet ingevolge art. 27 Wbp worden gemeld bij het College Bescherming Persoonsgegevens (ook wel de Autoriteit Persoonsgegevens) of bij de functionaris voor de gegevensbescherming. Ook niet geautomatiseerde verwerkingen moeten worden gemeld (indien deze zijn

(26)

onderworpen aan een voorafgaand onderzoek, art. 27 lid 2 Wbp jo art. 31 Wbp). De functionaris gegevensbescherming kan worden aangesteld binnen een organisatie en houdt toezicht op de naleving van de Wbp.45 De Autoriteit Persoonsgegevens houdt een openbaar

register bij waarin alle meldingen van verwerkingen van persoonsgegevens worden bijgehouden. Zo kan iedereen zien welke organisatie persoonsgegevens verwerkt en met welk doel de gegevens worden gebruikt.

Melding van verwerking van persoonsgegevens is niet verplicht voor verwerkingen die zijn opgenomen in het Vrijstellingsbesluit. Dit zijn veelal verwerkingen die vaak voorkomen, standaard zijn, met waarborgen omkleed zijn en waarvan algemeen bekend is dat deze plaatsvinden.46

De eisen voor de melding bij de AP zijn geformuleerd in art. 28 Wbp. De melding moet minstens bevatten:

- Naam en adres verantwoordelijke; - Doel of doeleinde van de verwerking;

- Beschrijving van categorieën van betrokkenen;

- De ontvangers aan wie de gegevens kunnen worden verstrekt;

- De voorgenomen doorgiften van gegevens naar landen buiten de EU; - Een algemene beschrijving van de beveiliging van de verwerking.

5.3 Portretrecht

In de Wet bescherming persoonsgegevens wordt de privacy van betrokkenen beschermd. De geportretteerden genieten daarnaast ook bescherming gebaseerd op de auteurswet. Een portret in de zin van de Auteurswet is volgens de MvT bij deze wet “een afbeelding van het gelaat van een persoon, met of zonder die van verdere lichaamsdelen, op welke wijze zij ook vervaardigd is.” 47 Er hoeft voor de toepassing van art. 21 Aw niet geposeerd te zijn en het is

niet van belang of portret geschilderd, gefotografeerd, driedimensionaal is vormgegeven, of in beeld is bij een rechtstreekse televisie-uitzending.4849 Ook hoeft het gelaat niet herkenbaar

zijn. Voldoende is dat de afgebeelde persoon te identificeren is. Dit kan ook op basis van

45 Autoriteit Persoonsgegevens,

https://autoriteitpersoonsgegevens.nl/nl/zelf-doen/functionaris-voor-de-gegevensbescherming

46 https://www.autoriteitpersoonsgegevens.nl/nl/melden/melden-verwerking-persoonsgegevens 47 Kamerstukken II, 2001/2002, 28482, nr. 3, p.11 (MvT)

48 Gielen, Visser, Bostyn 2016 49 Drucker 2014, p.528

(27)

andere kenmerken dan alleen het gelaat. Indien gekozen wordt voor het anonimiseren van personen (bijv. met een balkje of door het ‘blurren’ van het gezicht), kan er toch sprake zijn van een portret indien uit de gehele afbeelding toch de identiteit van de betrokkene kan worden bepaald.5051

Art. 19-21 van de Auteurswet beperken het recht van de maker van een portret ten behoeve van de geportretteerde. Er wordt onderscheid gemaakt tussen in opdracht gemaakte portretten (art. 19-20) en niet in opdracht gemaakte portretten (art. 21).

Art. 21 Aw beschermt de geportretteerde en diens nabestaanden indien er sprake is van een niet in opdracht gemaakt portret. Dit artikel bepaalt dat openbaarmaking van een niet in opdracht gemaakt portret niet geoorloofd is voor zover een redelijk belang van de geportretteerde of, na zijn overlijden, van een van zijn nabestaanden, zich tegen de openbaarmaking verzet. Vraag is echter of bij videoregistratie in de verloskamer wel sprake is van openbaarmaking, zolang de beelden niet worden verspreid. Dit zal verder aan bod komen in hoofdstuk 7.2.6. Maar ook het enkele maken van een portret, zonder dat de publicatie plaatsvindt, kan in strijd zijn met het privacybelang van de geportretteerde.52

Het privacybelang is van oudsher de basis voor het portretrecht. In de loop van de tijd is in de rechtspraktijk gebleken dat het portretrecht de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit beschermde tegen ongewenste en ontoelaatbare inbreuken daarop door publicatie van een portret. Het privacybelang moet echter afgewogen worden tegen een ander grondrecht, de informatievrijheid (art. 10 EVRM, art. 19 IVBPR, art. 7 GW). Bij deze belangenafweging wordt met name gekeken naar de persoon van de geportretteerde, de plaats en wijze van totstandkoming van het portret, de aard en mate van intimiteit waarin de geportretteerde is afgebeeld, het karakter van de afbeelding, de context van de publicatie, de juistheid van de informatie en het maatschappelijk belang van openbaarmaking.

5.4 Geheimhoudingsplicht

Het beroepsgeheim van de arts is vastgelegd in art. 88 van de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) en houdt in dat de hulpverlener verplicht is geheimhouding in

50 Blaauw en Hubben 2011, p.48

51 HR 2 mei 2003, NJ 2004/80 (Breekijzer-arrest)

(28)

acht te nemen ten opzichte van al hetgeen hem bij de uitoefening van zijn beroep is toevertrouwd. In principe zouden de beelden die gemaakt worden tijdens een bevalling dus aan niemand mogen worden getoond.

Uitwerking en uitzondering van het beroepsgeheim van de arts is te vinden in art. 7:457 lid 1 BW: een hulpverlener mag wel gegevens over de patiënt aan derden verstrekken als daarvoor toestemming is verleend. In art. 7:457 lid 2 BW is bepaald welke personen daarnaast gerechtigd zijn kennis te nemen van het patiëntendossier zonder toestemming van de patiënt: degenen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst alsmede degene die optreedt als vervanger van de hulpverlener mogen de gegevens inzien zonder toestemming. Deze uitzonderingsgrond is alleen gerechtvaardigd indien de inzage noodzakelijk is voor de te verrichten werkzaamheden in het kader van de behandelingsovereenkomst. Tot de rechtstreeks betrokkenen behoren ook de hulpverleners die deelnemen aan de dagelijkse multidisciplinaire overdracht. Maar, vanwege de privacy-gevoeligheid moet de kennisname van de videobeelden wel tot die kring van personen worden beperkt.53

5.5 Informed consent

5.5.1 Recht op informatie

Het recht op informatie is gebaseerd op art. 7:448 BW: de hulpverlener licht de patiënt op duidelijke wijze en desgevraagd schriftelijk in over het voorgenomen onderzoek en de voorgestelde behandeling en over de ontwikkeling omtrent het onderzoek, de behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt. Het recht op informatie is een voorwaarde voor het kunnen uitoefenen van het zelfbeschikkingsrecht, omdat een patiënt niet over zijn lichaam zal kunnen beschikken zonder informatie te krijgen van een arts.54 Daarnaast is het verstrekken

van informatie ook noodzakelijk voor de hierna besproken toestemming die de patiënt moet geven voor een behandeling. Toestemming kan niet worden gegeven voor een handeling

53 van Balen 2010, p.591

54 De Hoge Raad stelde dit in haar arrest van 23 november 2001 (TvGR 2002/20 en 21): De op de arts

rustende verplichting de patiënt op duidelijke wijze in te lichten over de risico’s verbonden aan de voorgestelde behandeling strekt ertoe de patiënt in staat te stellen goed geïnformeerd te beslissen of hij al dan niet toestemming voor de behandeling zal geven. Het tekortschieten in de nakoming van deze verplichting roept het risico in het leven dat de patiënt niet op de door hem gewenste wijze van zijn zelfbeschikkingsrecht gebruik kan maken, het risico derhalve dat hij een keuze maakt die hij mogelijk niet gemaakt zou hebben als hij goed geïnformeerd was.

(29)

waarover men niet is geïnformeerd, over het algemeen is de toestemming dan ongeldig. Deze samenhang tussen informatie en toestemming wordt ook wel informed consent genoemd.55

Bij het informeren van de patiënt moet de hulpverlener zich laten leiden door wat de patiënt redelijkerwijze dient te weten ten aanzien van:

- de aard en het doel van de behandeling en de uit te voeren verrichtingen; - de te verwachten gevolgen en risico’s voor de gezondheid van de patiënt; - andere methoden van onderzoek die mogelijk in aanmerking komen; - de staat van en de vooruitzichten met betrekking tot de gezondheid.56

De hoeveelheid informatie die gegeven moet worden hangt af van de aard van de verrichting en van de omstandigheden van het geval. Daarbij wordt het redelijkheidscriterium van art. 7:448 BW gehanteerd: er moeten inlichtingen worden gegeven over de feiten en mogelijkheden die een redelijk mens in gegeven omstandigheden verwacht mag te overwegen alvorens hij een beslissing neemt.57 Over sommige zaken hoeft een patiënt niet te worden

geïnformeerd, omdat wordt verondersteld dat deze bekend zijn. Hieronder valt bijvoorbeeld dat bij operatie injecties worden gegeven, dat na een operatie bedrust moet worden gehouden, dat er bij een ziekenhuisopname vaak bloed wordt afgenomen of urine wordt onderzocht. Over dit soort zaken hoeft een patiënt niet expliciet geïnformeerd te worden.

Het recht op informatie includeert ook het recht op informatie over fouten. Hoewel in polisvoorwaarden van verzekeraars vaak is opgenomen dat de verzekerde zich moet onthouden van iedere erkenning van schuld of aansprakelijkheid, betekent dit niet dat het verstrekken van feitelijke medische informatie aan een patiënt niet is toegestaan. Voor artsen is dit onderscheid wellicht lastig te maken waardoor de gangbare interpretatie van een dergelijke polisvoorwaarde is dat zij met patiënten in het geheel niet mogen praten over fouten. Naast deze interpretatie van polisvoorwaarden, is ook het in de wet verankerde artikel met betrekking tot het recht op informatie van belang (7:448 BW). Dit artikel, dat in algemene zin het recht van de patiënt op informatie bevat, impliceert ook een recht op informatie over fouten. In antwoord op Kamervragen in 2006 is ook door de regering betoogd dat als er gedurende een behandeling zaken zijn misgegaan, de arts de patiënt daarover dient

55 Leenen 2014, p.105 56 Art. 7:448 lid 2 BW 57 Leenen 2014, p.106

(30)

te informeren indien deze fout betrekking heeft op de gezondheidstoestand van de patiënt. De arts dient dus in alle openheid over hetgeen mis is gegaan te kunnen spreken.58 Art. 7:953 BW

ondersteunt deze openheid, door erkenning van aansprakelijkheid door artsen vrij te pleiten indien de erkenning juist is. In bepaalde gevallen (‘indien de erkenning juist is’) mag een arts dus niet alleen feitelijke medische informatie verschaffen over de fout, maar zelfs aansprakelijkheid erkennen. Dat artsen patiënten moeten informeren over fouten is ook opgenomen in de KNMG richtlijn ‘Omgaan met incidenten, klachten en fouten’, en de GOMA (Gedragscode Omgaan met medische incidenten; betere afwikkeling Medische Aansprakelijkheid).

In de nieuwe Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg is een bepaling opgenomen om de transparantie en openheid over fouten nog verder te stimuleren. Art. 10 lid 2 WKKGZ bepaalt dat de zorgaanbieder de patiënt onverwijld mededeling moet doen van de aard en toedracht van incidenten bij de zorgverlening die voor de patiënt merkbare gevolgen hebben of kunnen hebben.

De bepalingen van de WGBO, waaronder het recht op informatie (art. 7:448 BW) hebben een dwingendrechtelijk karakter (art. 7:468 BW). Dit betekent dat er niet ten nadele van de patiënt mag worden afgeweken. Ook overeenkomsten tussen bijvoorbeeld verzekeraars en ziekenhuizen kunnen hier geen verandering in brengen. Regelingen en afspraken die de informatieplicht van de zorgverlener (dus ook in het kader van fouten) beperken zijn daarom ongeldig.

5.5.2 Toestemmingsvereiste

Het sluiten van een geneeskundige behandelovereenkomst in de zin van boek 7 BW moet worden onderscheiden van het geven van toestemming voor handelingen ter uitvoering van deze behandelovereenkomst. Deze toestemming moet expliciet worden verkregen op grond van art. 7:450 BW, maar hoeft niet schriftelijk te zijn. Alleen in uitzonderlijke gevallen hoeft geen toestemming worden gevraagd (bijvoorbeeld bij bewusteloze patiënten, of als de toestemming uit het gedrag van een patiënt kan worden afgeleid). Art. 7:466 lid 2 BW bepaalt hierover dat toestemming mag worden verondersteld voor verrichtingen van niet-ingrijpende aard. Strikte regels daarvoor zijn er niet, maar de ingrijpendheid hangt niet alleen af van de

(31)

aard van de behandeling, maar ook van de gevolgen die de behandeling kan hebben. Een behandeling kan namelijk fysiek niet ingrijpend zijn, maar wel grote gevolgen hebben. Als de patiënt toestemming heeft gegeven, kan deze altijd nog worden ingetrokken. De medische handelingen moeten dan worden beëindigd.

Een patiënt moet dus toestemming geven voor medische handelingen die worden uitgevoerd in het kader van de geneeskundige behandelovereenkomst. Het toestemmingsvereiste heeft echter niet alleen betrekking op de medische handelingen, maar ook op wat daaromheen gebeurt, zoals het maken van foto’s en het opnemen van beeld en/of geluid. Door het Centraal Tuchtcollege is aangegeven dat het aanbeveling verdient om toestemming te vragen voordat de camera wordt aangezet en de gegeven toestemming schriftelijk vast te leggen of voor de camera te bevestigen. De toestemming kan alleen op gerichte wijze worden verkregen indien aan de patiënt vooraf wordt meegedeeld wat het doel is van de opname, hoe lang de band wordt bewaard en wie er toegang toe heeft. 59

5.6 Recht op inzage

Het recht op inzage is neergelegd in art. 10 lid 3 Gw (recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer). In dit artikel is bepaald dat de wet regels stelt inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens. Deze regels zijn in het kader van de geneeskundige behandeling nader bepaald in art. 7:456 BW. De hulpverlener dient aan de patiënt desgewenst inzage te verlenen in het patiëntendossier. Het recht op inzage kan alleen worden afgewend indien dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een ander.

5.7 De cliëntenraad en ondernemingsraad

5.7.1 De cliëntenraad

De cliëntenraad in een zorginstelling behartigt de gemeenschappelijke belangen van patiënten en cliënten.60 De cliëntenraad bestaat uit cliënten, maar ook familieleden van cliënten kunnen

er zitting in nemen. Op grond van de Wet medezeggenschap cliëntenraad zorginstellingen (WMCZ) dient de zorgaanbieder de cliëntenraad in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit inzake ‘de systematische bewaking, beheersing of

59 CTG 21 december 2006, TvGR 2007/6

(32)

verbetering van de kwaliteit van de aan cliënten te verlenen zorg’ (art. 3 lid 1 sub j WMCZ). Dit advies moet op een zodanig tijdstip worden gevraagd, dat het van wezenlijk invloed kan zijn op het te nemen besluit (art. 3 lid 2 WMCZ). Naast gevraagd, kan de cliëntenraad ook ongevraagd advies geven inzake in de wet genoemde maar ook andere onderwerpen, die voor de cliënten van belang zijn.

Indien de cliëntenraad een advies heeft uitgebracht op basis van art. 3 lid 1 sub j WMCZ dan mag de zorgaanbieder niet van dit advies afwijken, tenzij de commissie van vertrouwenslieden heeft vastgesteld dat de zorgaanbieder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn voornemen heeft kunnen komen (art. 4 lid 2 WMCZ jo art. 10 lid 1 WMCZ). Wanneer de zorgaanbieder een besluit neemt wat in strijd is met het advies van de cliëntenraad dan is dit besluit nietig op grond van art. 4 lid 4 WMCZ (indien de cliëntenraad een beroep doet op de nietigheid).

5.7.2 De ondernemingsraad

De ondernemingsraad behartigt de belangen van het personeel in de onderneming. In art. 25 lid 1 WOR is vastgelegd dat in bepaalde gevallen de OR om advies moet worden gevraagd inzake een voorgenomen besluit. De ondernemer moet het besluit schriftelijk aan de ondernemingsraad voorleggen. Dit moet in een zodanig tijdsbestek worden gevraagd, dat het advies van de OR van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit. Indien de ondernemer (deels) van het advies van de OR afwijkt dan dient aan de ondernemingsraad te worden meegedeeld waarom er van het advies is afgeweken (art. 25 lid 5 WOR). Het advies is dus niet dwingend.

De ondernemingsraad moet niet alleen om advies worden gevraagd, maar moet in sommige gevallen ook instemming verlenen voordat een besluit mag worden genomen. In deze gevallen is de instemming, in tegenstelling tot een advies, wel bindend.

Om instemming te verkrijgen van de ondernemingsraad moet de ondernemer (het ziekenhuis) het te nemen besluit schriftelijk aan de OR voorleggen. Daarbij moet een overzicht van de beweegredenen van het besluit en de gevolgen van het besluit voor de in de onderneming werkzame personen worden verstrekt. De ondernemingsraad pleegt dan overleg en neemt een besluit (art. 27 lid 2 WOR).

(33)

Indien de ondernemingsraad geen instemming verleent mag het besluit niet worden genomen. De ondernemer heeft wel de mogelijkheid om instemming te vragen aan de kantonrechter. De kantonrechter zal pas instemming verlenen indien blijkt dat de beslissing van de ondernemingsraad onredelijk is, of als het besluit gevergd wordt door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen (art. 27 lid 4 WOR). Een besluit dat door de onderneming wordt genomen zonder dat er instemming is van de ondernemingsraad is nietig op grond van art. 27 lid 5 (de ondernemingsraad dient dan een beroep op de nietigheid te doen).

Door het College Bescherming Persoonsgegevens (nu: Autoriteit Persoonsgegevens) is een checklist opgesteld die de ondernemingsraad kan gebruiken om te bepalen of instemming voor een bepaald besluit kan worden verleend.61 Hierin zijn toetsingsvragen opgesteld over

bijvoorbeeld het doel van de verwerking van persoonsgegevens en de manier waarop deze worden verwerkt. Ook moet de OR toetsen of in overeenstemming met de wet en op zorgvuldige wijze worden verwerkt.62

5.10 Tussenconclusie

In dit hoofdstuk heb ik de belangrijkste juridische eisen in kaart gebracht die bij invoering van videoregistratie op de verloskamer aan bod komen. Om het geheel aan regels overzichtelijker te maken heb ik in tabel 1 een opsomming gemaakt van de wetten en regels die ik heb besproken. De regels zijn nu slechts aangestipt, een nauwkeurigere bespreking volgt in hoofdstuk 7. Ook pas ik in dat hoofdstuk de regels toe op de specifieke doelen van videoregistratie in de verloskamer.

Eis Vindplaats

Is er sprake van verwerking van persoonsgegevens? Art. 1 Wbp Is er sprake van verwerking van bijzondere persoonsgegevens? Art. 16 Wbp Is er sprake van een uitzonderingsgrond? Art. 21+23 Wbp Zijn de gegevens in overeenstemming met de wet en behoorlijk en

zorgvuldig verwerkt?

Art. 6 Wbp Is er een welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd Art. 7 Wbp

(34)

doeleinde voor de verwerking van persoonsgegevens?

Is er een juridische grondslag? Art. 8 Wbp

Voldoet de verwerking aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit?

Wbp

Is er geen onnodige of verdere verwerking van de gegevens? Art. 9 en 11 Wbp Wordt er voldaan aan de regels m.b.t. de bewaartermijn? Art. 10 Wbp

Art. 7:454 BW

Zijn de beelden afdoende beveiligd? Art. 13 Wbp

Zijn de betrokkenen geïnformeerd? Art. 33 Wbp, 7:448

BW

Is er melding gedaan bij de AP? Art. 27 Wbp

Wordt het portretrecht in acht genomen? Art. 21 Aw Wordt de geheimhoudingsplicht niet geschonden? Art. 7:457 BW Is er voldaan aan het informed consent? Art. 7:450 BW Heeft de patiënt het recht de beelden in te zien? Art. 7:456 BW Wordt het advies van de cliëntenraad gevolgd? Art. 3 lid 1 sub j

WMCZ

Heeft de ondernemingsraad ingestemd met het besluit? Art. 27 lid 2 WOR

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

De FSMA verwacht dat de sector inspanningen levert om onder meer de duidelijkheid en de begrijpelijkheid van de KID’s te verbeteren, om zo de duidelijke doelstelling

dat voor het verkrijgen van een tegemoetkoming in de schade die gemengde groepen van overwinterende ganzen en overige watervogels aan blijvend grasland buiten

Uit deze test moet de conclusie worden getrokken dat de waargenomen symptomen zeer waarschijnlijk niet van parasitaire oorsprong zijn en zeker niet door een schimmel

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

Figure 5.6: Plot of the Sensor Node Idle State Supply Current as Measured by the Sensor Node and the Tektronix DMM4050 Precision Digital Multimeter for 10 Nodes Descriptive

Vooral hoogproductieve koeien zijn veelal niet in staat om voldoende extra ruwvoer op te nemen om de conditie op peil te houden.. Wellicht door het jaarrond ver- strekken van

Voor zover digitale bescheiden al onder beheer zijn, is het de vraag of de digitale beheeromgevlng (waaronder het gecertificeerde eDocs) afdoende ingericht is om