• No results found

Een grondwaterpeilverloop in een gemiddeld jaar en bij verhoging in KBR

1.9.1 Omvormingsmaatregelen .1 Vernatting

2.1.1.1 Waterplantenvegetatie en verlandingsreeksen

2.1.1.1.2 Algemene kenmerken

Vegetaties van eu- tot mesotrofe waters kunnen voorkomen in zowel door de mens gegraven plassen, poelen, grachten, sloten als in natuurlijke plassen zoals afgesneden beekmeanders. Vegetaties van open, meso- tot eutrofe waters kunnen bestaan uit kroosbegroeiingen,

kranswier- en fonteinkruidgemeenschappen. Verlandingsgemeenschappen behoren hoofdzakelijk tot de Riet-klasse (Phragmitetea). Hieronder worden ze kort toegelicht:

Eendekroosbegroeiingen

omvatten drijvende of direct onder het wateroppervlak zwevende kroossoorten van stilstaande tot zeer zwak stromende, meso- tot eutrofe waters. De gemeenschappen zijn zeer eenvoudig gestructureerd en worden door wind en/of golfslag gemakkelijk verplaatst, waarbij ze in aangrenzende gemeenschappen (Potametea, Phragmitetea) kunnen binnendringen of deze zelfs kunnen vervangen. Kroosbegroeiingen hebben geen rechtstreeks contact met de bodem, zodat ze voor hun voedselvoorziening geheel op de waterlaag aangewezen zijn. Gemeenschappen met Bultkroos (Lemnion minoris) komen in vergelijking met gemeenschappen met Puntkroos (Lemnion trisulcae) gewoonlijk voor in sterker geëutrofieerd water (Schaminée et al., 1995).

Fonteinkruidgemeenschappen

zijn vegetaties van eutroof tot mesotroof, stilstaand of zwak stromend water. De vrij soortenarme, in veel gevallen kort levende gemeenschappen vertonen opmerkelijk grote floristische verschillen. Behalve door fonteinkruiden kunnen ze gedomineerd worden door onder meer Krabbescheer (Stratiotes aloides), Waterviolier (Hottonia palustris), Sterrekroos (Callitriche sp.) of door soorten met grote drijfbladeren, zoals Witte waterlelie (Nymphaea alba) en Gele plomp (Nuphar lutea). In veel gevallen betreft het pioniergemeenschappen, die zich alleen in diep, stilstaand water, in stromend water of door ingrijpen van de mens in kleinere waters (periodiek ontslibde sloten en vaarten) lang kunnen handhaven. Verlanding verloopt in deze gevallen meestal traag. In ondiep, stilstaand water kunnen in korte tijd moerasplanten binnendringen, waarbij de open-water-vegetatie wordt vervangen door gemeenschappen van de Riet-klasse.

Het Waterlelie-verbond (Nymphaeion) omvat gemeenschappen van eutroof, diep water. De fysieke belasting van het bewegend water (door stroming of golfslag) is groot, zodat de daaraan aangepaste begroeiingen van nature een eenvoudige structuur en samenstelling hebben. Kikkerbeetgemeenschappen

worden aangetroffen in beschut, stilstaand, voedselrijk en vaak enigszins dystroof water.

Het Verbond der kleine fonteinkruiden omvat gemeenschappen van stilstaand tot zwak stromend, meestal helder, 30 tot 100 cm diep water. De voedingstoestand varieert van mesotroof tot eutroof.

Verbond van Grote waterranonkel omvat gemeenschappen van zwak gebufferd, min of meer stromend water. In het algemeen zijn ze beter bestand tegen droogvallen dan de overige fonteinkruidengemeenschappen. Kenmerkend is een mesotroof milieu dat veelal ontstaat door de combinatie van voedselarm water boven een rijke bodem (Schaminée et al., 1995).

De gemeenschappen behorend tot de Riet-klasse omvatten verlandings- en overstromingsgemeenschappen met een hoge productiviteit. De gemeenschappen komen voor in en aan voedselrijke, stilstaande of (zwak) stromende waters (oevers van beken, sloten, plassen, kanalen en vijvers), en in moerassige terreinen waar het water het hele jaar of een groot deel daarvan boven het maaiveld staat. Ze zijn optimaal ontwikkeld in zoet, basisch water. Vlotgrasgemeenschappen

omvatten vegetaties van kleine, smalle waterlopen met een continue waterstroming, al of niet gevoed door kwelwater. Ze zijn optimaal ontwikkeld langs min of meer snel stromend, koel en zuurstofrijk water in brongebieden en beekdalen en aan geultjes in het zoetwatergetijdengebied. De bodem bestaat uit zand of leem, soms uit klei, zelden uit veen.

In vergelijking met Vlotgrasgemeenschappen zijn begroeiingen van het Watertorkruid-verbond uit robuustere moerasplanten opgebouwd. Het verbond komt voor in oude rivierlopen, brede

grachten en laaglandbeken met zuurstofarm water, vooral op kleibodem. Waterstandswisselingen spelen vaak een grotere rol dan waterstroming.

Het Waterscheerling-verbond

omvat gemeenschappen die bestaan uit drijvende planten, wortelend in sapropelium, in zoet, eutroof tot mesotroof water. Het verbond is optimaal ontwikkeld op en langs onbegaanbare drijftillen. Drijftillen kunnen ontstaan ofwel vanuit losgeslagen delen van oeverbegroeiingen die dan vervolgens verder uitgroeien, ofwel als een verlandingsstadium. Dit verlandingsstadium volgt dikwijls op een stadium met Krabbescheer, waarbij kieming kan plaatsvinden op losgeslagen wortelstokken van onder andere Kleine lisdodde (Typha angustifolia), Mattenbies (Scirpus lacustris), Witte waterlelie, Gele plomp en op drijvende wortelstokken van Waterscheerling (Cicuta virosa).

Verbond van Stijve zegge

omvat verlandingsgemeenschappen in stilstaand water van laagveenmoerassen, duinvalleien en afgesneden, oude rivierarmen, buiten de invloedssfeer van periodieke, slibaanvoerende overstromingen vanuit rivier of beek (geïsoleerd van de bestaande beek-/rivierbedding). De gemeenschappen zijn minder eutroof, met een organischer en zuurder substraat dan het floristisch verwante verbond van Scherpe zegge (Caricion gracilis) (Schaminée et al., 1995). Dit verbond kan zich echter enkel ontwikkelen indien het gebied niet als overstromingsgebied zou worden ingericht.

2.1.1.1.3 Eutrofe- tot mesotrofe verlandingsreeks

De verlandingssnelheid kan aanzienlijk variëren en is vooral afhankelijk van de grootte en de voedselrijkdom van het aquatische systeem. In het algemeen zal de successie en verlanding in (matig)voedselrijke aquatische systemen snel gebeuren. Zo kunnen sloten binnen 5 – 10 jaar volledig zijn verland, als ze aan hun lot worden overgelaten. Overigens kunnen ook in voedselrijke waters lengte en eindstadium van de successiereeks verschillen. In relatief grote plassen kan de wind verhinderen dat zich vegetaties met nymphaeiden of Krabbescheer ontwikkelen, zodat submerse vegetaties hier voor lange tijd ‘stationair’ kunnen zijn. In ondiepe, buitendijks gelegen oude rivierlopen, die regelmatig door rivierwater worden ‘schoongespoeld’, kunnen vegetaties gedomineerd door nymphaeiden zich, ondanks hun hoge productie, lange tijd (enkele eeuwen) handhaven (Bloemendaal et al., 1988).

In Degezelle et al. (2004) wordt bij dit type een mogelijke eutrofe tot mesotrofe verlandingsreeks meer gedetailleerd beschreven (naar Gryseels et al., 1989; Boeye et al., 2004, Figuur 15.

Figuur 15 Verlanding van open water’ (Degezelle et al. 2004 naar Gryseels et al., 1989; Boeye et al., 2004).

A: open water met

ondergedoken en drijvende waterplanten en beginnende oevervegetatie, afzetting van sapropelium op de bodem

B: verdergaande opvulling met organisch materiaal (veen) en verdere ontwikkeling van

oevervegetatie eventueel met drijfzomen of drijftillen

C: vrijwel volledige opvulling en vestiging van kleine zeggevegetaties;

D: beginnende

hoogveenvorming, eventueel vestiging van bomen en struiken op het veen.

2.1.1.1.4 Flora

Tabel 28 Vegetaties van eutrofe en mesotrofe waters, kensoorten uit de Vegetatie van Nederland op klasse-, orde-, verbondsniveau (Schaminée et al., 1995), met onderstreept de kenmerkende soorten die voorkomen in het studiegebied en gemarkeerd de kensoorten die tevens Rode soorten zijn. Tussen haakjes is de Rode Lijst-categorie opgenomen, met U = uitgestorven, MUB = met uitsterven bedreigd, ZZ = zeer zeldzaam, Z = zeldzaam, VZ = vrij zeldzaam, B = bedreigd en K = kwetsbaar.

Klasse / orde / verbond Kensoorten

Eendekroos-klasse Veelwortelig kroos (Spirodela polyrhiza), Klein kroos (Lemna minor), Puntkroos (Lemna trisulca), Wortelloos kroos (Wolffia arrhiza, B), Kroos (Lemna sp.)

Eendekroos-orde / Bultkroos-verbond Bultkroos (Lemna gibba, trangr., VZ)

Puntkroos-verbond Gewoon watervorkje (Riccia fluitans), Kroosmos (Ricciocarpos natans, transg.), Puntkroos ( Lemna trisulca)

Kranswieren-klasse Stekelharig kransblad (Chara globularis, vrij algemeen in Vl.), Donker glanswier (Nitella

opaca)

Kransblad-orde Ruw kransblad (Chara aspera, transgr., zeer zeer zeldzaam in Vl.), Chara hispida (transgr., VZ), Gewoon kransblad (Chara vulgaris, transgr., vrij algemeen in Vl.), Verbond van Stekelharig

kransblad

Brokkelig kransblad (Chara contraria), Klein glanswier (Nitella hyalina), Stekelharig kransblad (Chara major)

Verbond van Gewoon

kransblad Gewoon kransblad (Chara vulgaris), Vertakt boomglanswier (Tolypella intricata) Fonteinkruiden-klasse Gekroesd fonteinkruid (Potamogeton crispus), Klein fonteinkruid (Potamogeton

berchtoldii, transgr.)

Orde der Fonteinkruiden en Waterlelies

Puntig fonteinkruid (Potamogeton friesii, MUB), Plat fonteinkruid (Potamogeton

compressus, B), Kikkerbeet (Hydrocharis morsus-ranae, K), Kransvederkruid

(Myriophyllum verticillatum, ZZ), Stijve waterranonkel (Ranunculus circinatus, Z), Groot blaasjeskruid (Utricularia vulgaris, ZZ), Smalle waterpest (Elodea nuttallii)

Waterlelie-verbond

Glanzig fonteinkruid (Potamogeton lucens, transgr., B), Gele plomp (Nuphar lutea, transgr.), Witte waterlelie (Nymphaea alba, transgr.)

(op associatie-niveau: Doorgroeid fonteinkruid (Potamogeton perfoliatus, ZZ), Rivierfonteinkruid (Potamogeton nodosus, B), Langstengelig fonteinkruid

(Potamogeton praelongus, U) Kikkerbeet-verbond

Kikkerbeet (Hydrocharis morsus-ranae, K)

(op associatie-niveau: Krabbescheer (Stratiotes aloides, B), Groot blaasjeskruid (Utricularia vulgaris, ZZ))

Verbond der kleine fonteinkruiden

Haarfonteinkruid (Potamogeton trichoides), Tenger fonteinkruid (Potamogeton pusillus, VZ), Smalle waterpest (Elodea nuttallii)

(op associatie-niveau: Klein fonteinkruid (Potamogeton berchtoldii), Paarbladig fonteinkruid (Groenlandia densa, ZZ), Stijve waterranonkel (Ranunculus circinatus, Z),

Stomp fonteinkruid (Potamogeton obtusifolius, ZZ), Kransvederkruid (Myriophyllum

verticillatum, ZZ), Spits fonteinkruid (Potamogeton acutifolius, B)

Orde van Haaksterrekroos en Grote waterranonkel

/

Verbond van Grote waterranonkel

Gewoon sterrenkroos (Callitriche platycarpa), Haaksterrenkroos (Callitriche hamulata, VZ), Grote waterranonkel (Ranunculus peltatus), Sterrenkroos (Callitriche sp.) (op associatie-niveau: Waterviolier (Hottonia palustris), Gewoon sterrekroos (Callitriche

platycarpa), Klimopwaterranonkel (Ranunculus hederaceus, ZZ), Teer vederkruid

(Myriophyllum alterniflorum, ZZ), Vlottende waterranonkel (Ranunculus fluitans, ZZ), Penseelbladige waterranonkel (Ranunculus peltatus var. heterophyllus)

Riet-klasse

Riet (Phragmites australis; transgr., zwak), Waterzuring (Rumex hydrolapathum), Grote waterweegbree (Alisma plantago-aquatica), Holpijp (Equisetum fluviatile), Liesgras (Glyceria maxima), Grote watereppe (Sium latifolium, K), Grote egelskop (Sparganium

erectum), Kleine watereppe (Berula erecta), Wolfspoot (Lycopus europaeus), Gele

waterkers (Rorippa amphibia), Moeras vergeet-mij-nietje (Myosotis palustris), Gele lis (Iris pseudacorus), Rietgras (Phalaris arundinacea), Grote lisdodde (Typha latifolia),

Kalmoes (Acorus calamus) Vlotgras-orde Mannagras (Glyceria fluitans)

Vlotgras-verbond

Beekpunge (Veronica beccabunga), Witte waterkers (Nasturtium offinicale), Waterereprijs (Veronica anagallis-aquatica ssp. aquatica)

(op associatie-niveau: Lidsteng (Hippuris vulgaris, ZZ), Witte waterkers (Nasturtium

offinicale), Waterereprijs (Veronica anagallis-aquatica ssp. aquatica), Groot

moerasscherm (Apium nodiflorum), Stomp vlotgras (Glyceria notata)

Watertorkruid-verbond

Grote waterweegbree (Alisma plantago-aquatica), Watertorkruid (Oenanthe aquatica) (op associatie-niveau: Watertorkruid (Oenanthe aquatica), Kleine egelskop (Sparganium emersum), Pijlkruid (Sagittaria sagittifolia), Zwanebloem (Butomus

umbellatus)

Riet-orde

Kleine lisdodde (Typha angustifolia, transgr.), Moeraswederik (Lysimachia thyrsiflora, transgr.), Grote boterbloem (Ranunculus lingua, transgr., B), Moeraskruiskruid

(Senecio paludosus, B)

Waterscheerling-verbond

Waterscheerling (Cicuta virosa, B), Hoge cyperzegge (Carex pseudocyperus) (op associatie-niveau: Slangewortel (Calla palustris, Z), Waterscheerling (Cicuta

virosa, B), Grote boterbloem (Ranunculus lingua, B)

Verbond van Stijve zegge

Moeraswederik (Lysimachia thyrsiflora, transgr., ZZ) Melkeppe (Peucedanum palustre); Differentiërend tov overige klasseverbonden)

(op associatie-niveau: Pluimzegge (Carex paniculata), Stijve zegge (Carex elata) 2.1.1.1.5 Fauna

Tabel 29 Eutrofe en mesotrofe waters, diergroepen met soorten genoemd in de Vlaamse natuurtypes die

voorkomen/voorkwamen in het studiegebied, met (+): recent waargenomen in studiegebied, (B): Broedvogel in studiegebied, (WKBR): wintergast in studiegebied, (WS):Wintergast in nabijgelegen Scheldestuk. Soorten die niet voorkomen in het studiegebied, maar wel genoemd worden als karakteristieke soort voor de Vlaamse natuurtypes zijn in deze tabel niet opgenomen.

Diergroep Soorten genoemd in Vlaamse natuurtypes Voorkomen in

studiegebied

Vissen

Brasem, Bittervoorn, Rietvoorn, Driedoornig en Tiendoornig stekelbaarsje, Kroeskarper, Snoek, Snoekbaars, Zeelt, Grote en kleine modderkruiper,

Winde

+ Libellen Kleine en Grote roodoogjuffer, Paardenbijter, (Variabele waterjuffer) + Amfibieën Kleine watersalamander, Groene kikker, Bruine kikker en Gewone pad +

Krakeend, Waterral, Blauwborst, Tafeleend,

Kleine karekiet, Rietzanger, Bosrietzanger, Rietgors, Waterhoen, Waterral B

Krooneend WS Vogels

Watersnip, Wintertaling, WKBR

2.1.1.1.6 Beheer

Gediversifieerde waterplantenvegetaties hebben voor hun behoud en/of de ontwikkeling in de eerste plaats een goed uitwendig beheer nodig: behoud van optimale hydrologische omstandigheden en kwaliteit van het open water (voorkomen van watervervuiling). Dit staat trouwens eveneens borg voor een optimale ontwikkeling van de moerasvegetatie, en gaat verruiging tegen (Gryseels et al., 1989). Indien verlanding niet gewenst is, zal de vegetatie van tijd tot tijd moeten worden verwijderd (Schaminée et al., 1995).