• No results found

Agentschap van Inwendige Politie en Waterstaat Actief van 12 februari 1798 tot 31 augustus 1802.

De Agent van Inwendige Politie en Waterstaat was verantwoordelijk voor het bin- nenlands bestuur en vanaf 27 maart 1798, conform de constitutie van 1798, eveneens voor de landelijke waterstaat. Dit zware en gevarieerde pakket leidde tot een uit- voerige instructie.

Van de agent werden volgens zijn instructie voorstellen ingewacht inzake de verbetering van de politie, de waterstaat en de wegen. Tot zijn taken behoorde het beheer van zijn departement met het archief. Voor ambtgenoten belangrijke berich- ten die hij ontving, diende hij aan hen door te geven. De agent moest waken tegen alle pogingen de vrijheid en de binnenlandse rust te ondermijnen. Daartoe diende hij onafgebroken correspondentie te houden met alle politieke machten binnen de Re- publiek. Ook mocht hij bijzondere personen inzetten, maar uitsluitend onder maan- delijkse goedkeuring van het Uitvoerend Bewind. Alle facties en kabalen moesten worden tegengegaan. In voorkomende gevallen kon de agent een beroep doen op zijn collega van Oorlog om hulp. Ook in dat geval was echter de goedkeuring van het Uitvoerend Bewind vereist. Alle verstoringen van rust en veiligheid moesten worden gemeld aan de Agent van Justitie, in zoverre ze onder het bereik van de wet vielen of de staatsveiligheid dat vereiste. Verdachte personen kon de agent binnen de Republiek “provisioneel en civiliter” laten arresteren en op machtiging van het Uitvoerend Bewind ondervragen. In verband met rust en veiligheid mocht hij wie dan ook door bevoegde instanties op vraag-artikelen laten horen. Weigeraars kon- den zonder proces worden gegijzeld. De agent moest zorgen dat alle openbare voor- standers van het stadhouderlijk bestuur, die in 1795 uitgeweken waren, van Bataafse grond geweerd bleven, evenals alle Franse émigré’s en gedeporteerde priesters. De agent had tot taak de vrijheid van drukpers te handhaven, maar alle geschriften te weren die zonder opgave van uitgever, drukker of schrijver verschenen. Hij diende de verspreiding te beletten van geschriften die de gehele maatschappij beledigden of tegen de republikeinse orde van zaken waren gericht en daarvan kennis geven aan de Agent van Justitie. Bijeenkomsten in strijd met artikel 18 van de staatsrege-

ling moesten worden verhinderd en bijeenkomsten waar iets werd beraamd tegen de maatschappelijke zekerheid en rust, worden verstoord. De agent handhaafde de vrijheid van elke burger om God te dienen naar eigen overtuiging, maar zorgde er voor dat alle godsdienstoefeningen binnen gebouwen met open deuren plaatsvon- den en dat niemand met ordekleed of teken van zijn kerk buiten het gebouw zou ko- men. Ook mocht het belijden van enig kerkelijk leerstelsel niet tot burgerlijke voor- of nadelen leiden. Verder zag de agent er op toe dat niemand zich heerlijke rechten zou aanmatigen, dat elke burger die dat wilde een fabriek of trafiek kon oprichten, dat nationale feesten ordelijk verliepen en dat genootschappen of verzamelingen personen geen reglementen aannamen die strijdig waren met de staatsregeling. Ook armbestuur, wering van bedelarij en de inspectie van de gevangenissen behoorden tot de opdrachten van de agent.

Bij al deze taken kwam dus na 27 maart 1798 ook de zorg voor de landelijke waterstaat, inclusief de provinciale waterstaatswerken, met de bijbehorende uitvoe- rende diensten. In de uitgebreide instructie werd vanaf artikel 42 vastgelegd dat de agent toezicht had op de staat van onderhoud van dijken, wegen en wateren, of deze nu in handen waren van de natie of van contribuabele geërfden. De dijkcolleges moesten bij hem jaarlijks een begroting indienen. De agent diende inspectie te laten houden. In geval van doorbraak of overstroming had de agent, eventueel tegen ver- zet in, bevoegdheid dijken te sluiten en water te laten wegvloeien. Verder werd on- der andere bepaald dat een commissie tot de waterstaat de agent zou bijstaan. Deze zou zestien leden tellen, of meer of minder naar gelang de werkzaamheden. De com- missie moest de inspecteur-generaal, commissies en ambtenaren van de voormalige gewesten vervangen. Deze commissie tot de waterstaat is er echter niet gekomen.

De agent werd aangesteld door het Uitvoerend Bewind en legde daaraan ver- antwoording af. Zijn instructie ontving hij van het Vertegenwoordigend Lichaam. Het was de agenten verboden gezamenlijk een raad te vormen.

Tot de organisatie behoorde vanaf het begin een vaste secretaris, die evenals het overige personeel van de bureaus functioneerde op instructie en onder goedkeuring van het Uitvoerend Bewind. Uiteindelijk stelde dit bewind op 9 oktober 1800 nr. 60 instructies vast voor de secretaris, de chefs de bureau, de commiezen-notularissen, de commies-expediteur, de chartermeester, de registermeester ofwel generale index- maker, de commiezen, de klerken, de kamerbewaarders, de boden en de drossaard- civiel. De laatste moest zich op de hoogte stellen van alle gebeurtenissen in Den Haag die verband hielden met orde en politie. Ook diende hij inlichtingen in te win- nen inzake mogelijk verdachte personen die daar aankwamen of vandaar vertrok- ken. Hij bracht daarover rapport uit aan de agent of aan diens secretaris. Hiertoe onderhield hij een netwerk van correspondenten. Personen konden door hem op last van de agent in bewaring worden genomen

De waterstaat kreeg een afzonderlijk bureau. Op basis van het op 24 mei 1798 vastgestelde plan voor het beheer van de waterstaat werd uitgegaan van 1) een pre- sident van het bureau tot de algemene waterstaat, 2) een chef van het bureau van de waterstaat, 3) een kaarttekenaar, 4) een amanuensis die bij een algemene vergade- ring van de leden van het bureau als secretaris kon optreden. Het was de bedoeling daarnaast een college van leden van de waterstaat op te richten waarin deskundigen zitting hadden. Ze zouden verdeeld worden over 1) een departement der rivieren, met mogelijk drie leden of meer of minder, 2) een departement der zeedijken met subdivisies, waarin leden zouden worden benoemd uit de voormalige gewesten (elk vier voor Friesland, Groningen en Zeeland, twee voor het Zuiderkwartier van Hol- land en twee voor het Noorderkwartier, en twee voor de eilanden, Overijssel en de Veluwe gezamenlijk). De algemene vergadering van alle leden van het bureau zou driemaal per jaar plaatsvinden. Maar vanwege het langdurige debat over de instructie en de bevoegdheden van de agent inzake de waterstaat kon deze dienst aanvankelijk nog niet in die richting uitgroeien.

noemd. De instructie werd pas op 15 februari 1800 door het Uitvoerend Bewind be- krachtigd. In deze lijn werd nu in juli 1800 als chef van het bureau van de waterstaat de eerste commissaris-inspecteur van de waterstaat aangesteld. Hij werkte onder verantwoordelijkheid van de agent. Naast hen kwamen vijftien commissarissen-in- specteurs die in vijf departementen een standplaats kregen, namelijk in 1) Eems en Oude IJssel, 2) Rijn, 3) Amstel en Texel, 4) Delf en Dommel en 5) Schelde en Maas.

Wetgeving

1798 maart 27 nr. 39 Besluit van het Uitvoerend Bewind: De administratie over dijken, wegen en wateren wordt ondergebracht bij het Agentschap van Inwendige Politie (2.01.01.07 nr. 531 Groene Index 1798 p. 56, 149; De volledige tekst van het besluit in 2.01.01.04 nr. 11).

1798 mei 1 Staatsregeling voor het Bataafse volk (Bannier, Grondwet- ten, p. 44-115).

1798 mei 24 nr. 38 Besluit van het Uitvoerend Bewind: vaststelling van het plan tot beheer van de waterstaat (2.01.01.07 nr. 531 Groe- ne Index 1798 p. 325).

1799 februari 25 Decreet van de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam: vaststelling van de instructie voor de Agent van Inwendige Politie (Het Uitvoerend Bewind hield op 11 maart 1799 nr. 1 de vaststelling door de Tweede Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam dd. 7 maart 1799, in advies. Bij de benoeming van de agent op 9 december 1799 werd de instructie “gearresteerd”, samen met die betref- fende de dijken en wegen. Al eerder (Besluiten der Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen volks. November 1798. IV-1 (Den Haag, 1798) p. 1-24 van de bijlage bij de besluiten van de Eerste Kamer van 7 no- vember 1798) was een instructie vastgesteld (2.01.01.07 nr. 534 Groene Index 1799)).

1799 oktober 31 nr. 29 P Decreet van de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam: vaststelling van de instructie voor de Agent van Inwendige Politie betreffende het toezicht op de water- staat (Delen van de instructie die de centralisatie bevor- derden, zijn niet uitgevoerd. Gedrukt: Besluiten der Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen Volks III-2. Bijlage tot de besluiten van den 17 october 1798, p. 8-29. De Tweede Kamer had de instructie op 31 oktober 1799 bekrachtigd. Groene Index 1799 nr. 535 p. 1339: het Uitvoerend Bewind “arresteert” de instructie).

1800 april 5 Decreet van de Tweede Kamer van het Vertegenwoordi- gend Lichaam: afschaffing van de leges ter algemene se- cretarie van het Uitvoerend Bewind en op de bureaus van de Agentschappen (2.01.01.07 nr. 537 Groene Index 1800 p. 255).

1800 oktober 9 nr. 60 Besluit van het Uitvoerend Bewind: vaststelling van instruc- ties voor de verschillende employés van het Agentschap van Inwendige Politie (2.01.01.07 nr. 538 Groene Index 1800 p. 928. De volledige tekst van het besluit met de verschil- lende instructies in 2.01.01.04 nr. 86, ongefolieerd).

1801 oktober 17 nr. 3 Besluit van het Staatsbewind: Agenten blijven hun werk- zaamheden voorlopig waarnemen (2.01.01.07 nr. 541 Groene Index 1801 p. 1).

dige Politie wordt per 31 augustus 1802 opgeheven, het personeel van de waterstaat nog gecontinueerd. De werk- zaamheden gaan over op de Raad van Binnenlandse Za- ken (2.01.01.07 nr. 542 Groene Index 1802 p. 671; het vol- ledige besluit in 2.01.01.05 nr. 53).

Archieven

1) Archief van het Agentschap van Inwendige Politie. Nationaal Archief. Den Haag. 2.01.12. Digitaal raadpleegbaar.

De Agent van Inwendige Politie was vanaf maart 1798 ook verantwoordelijk voor de binnenlandse waterstaat. De administratie van de waterstaat werd afzonderlijk ge- voerd (zie afzonderlijke beschrijving), maar in het algemene archief zijn alle notulen en uitgaande brieven betreffende de waterstaat opgenomen.

Zoekmiddelen: 240-282 alfabetische indices op de notulen 1798-1802. Deze indices zijn steeds per jaar per één of twee letters in delen geordend. De nummers 281 en 282 bevatten een alfabetische klapper op de index. 128 Klapper op de afgegeven paspoorten 1799-1802. De minuut-secrete notulen (217-220) hebben een losbladige index. Voor de zoekmiddelen zie ook Bijlage 1, nr. 48.

Besluiten: 15-68 minuut-notulen 1798-1802 met relatieven, met name de ingekomen brieven van de chef de bureau; 69-91 net-notulen 1798-1802.

Correspondentie: 92-101 minuten van uitgaande brieven, chronologisch geordend op nummering per jaar; 102-125 net van de uitgaande brieven 1798-1802. In de 129-181 de ingekomen stukken, chronologisch per jaar, maar geordend volgens de bij bin- nenkomst gegeven nummering. Deze nummering liep tot en met 1799 per jaar op, vanaf 1 januari 1800 werd iedere maand opnieuw met nummer 1 begonnen. Naast deze reeks ingekomen stukken werd een aantal dossiers per onderwerp gevormd, met name betreffende stemrecht, armenstaten, wagens- en schuitveren en binnen- landse waterstaat.

Geheim: 217-220 minuut secrete notulen 1798-1802; 221-223 net secrete notulen. De nrs. 224-232 bevatten alle relatieven bij deze secrete notulen, zowel de uitgaande missiven als de ingekomen stukken.

Diversen: 126-127 afgegeven paspoorten 1798-1802. Ook de 183 A en B bevatten re- gisters van door de chef van het bureau van politie afgegeven paspoorten 1799-1800 en 1801. Voor de financiën bestaat de afzonderlijke reeks 233-239 met registers van ordonnantiën 1798-1802.

2) Archief van het Agentschap van Inwendige Politie inzake de Waterstaat en van de chef de bureau van dijken, wegen en wateren. Nationaal Archief. Den Haag. 2.01.13. Digitaal raadpleegbaar.

De agent van Inwendige Politie werd in maart 1798 ook verantwoordelijk voor de waterstaat. Hij heeft de administratie over de waterstaat steeds zodanig laten voeren dat deze een afzonderlijke eenheid kon vormen. De notulen en uitgaande brieven werden daartoe in duplo vervaardigd, zodat de volledige reeks van notulen te vin- den is in het algemene archief van de Agent. De minuut-notulen 1799 en de uitge- gane stukken zijn, met de archivalia van het Bureau van Dijken, Wegen en Wateren, afgedwaald en pas in 1886 door het Algemeen Rijksarchief, nu Nationaal Archief, verworven.

Zoekmiddelen: zie onder het archief van het Agentschap van Inwendige Politie alge- meen; 71-75 index op de ingekomen en uitgegane stukken, 76; nr . 82 Alfabetisch register op de notulen van het bureau van dijken, wegen en wateren. Voor de zoek- middelen zie ook Bijlage 1, nr. 49.

Besluiten: 1-4 minuut-notulen van de agent.

Correspondentie: 5-42 Stukken ingekomen bij de agent; 43-50 minuten van uitgegane stukken van de agent; 53-65 stukken ingekomen bij de chef de bureau dijken, wegen en wateren 53-65; 66-70 register van adviezen van de chef de bureau aan de agent. Diversen: 77-80 Goedgekeurde bestekken van waterstaatswerken.

3) Archieven van de inspecteurs van de Waterstaat, 1798-1849. Nationaal Archief. Den Haag. 2.16.06. Digitaal Raadpleegbaar.

Gedrukte inventaris: H. Bonder, De archieven van inspecteurs en commissies van de Wa- terstaat in Nederland vóór 1850. ‘s-Gravenhage, 1952. Dit archiefbestand bevat de ar- chieven van Christiaan Brunings senior en junior, Frederik Willem Conrad, Cornelis Rudolphus Theodorus Krayenhoff (alleen waterstaat), Pleunus Lorentz, Jan Blanken Jzn, Adrianus Franciscus Goudriaan, Arie Blanken Jzn, Conrad Ludwig Brunings, Walraven van Ommeren, Adrianus Goekoop, Dirk Mentz en van personen die na 1813 ambten hebben bekleed. Hoewel het hier om van oorsprong particuliere verzamelin- gen gaat, bevatten ze ambtelijke stukken van algemeen beleid tot en met afzonderlijke waterstaatswerken, die ook in de beschrijvingen en in de index zijn genoemd. Daar- naast bevatten de archieven particuliere correspondentie en aantekeningen.

4) Archief van de Rekestmeester, belast met de dienst van bruggen en wegen in de Hollandse Departementen, 1811-1813. Nationaal Archief. Den Haag. 2.01.13. Digi- taal raadpleegbaar.

Hierin ook stukken betreffende de periode van het Uitvoerend Bewind. Voor een volledige beschrijving van dit archief zie hoofdstuk 6 onder Maître des Requêtes chargé du Service des Ponts et Chaussées dans les Départements de la Hollande. .

Literatuur

– Bosch, A., en W. van der Ham, Twee eeuwen Rijkswaterstaat, 1798-1998. Zaltbom- mel, 1998.

– Beth, J.C., De departementen van algemeen bestuur gedurende het tijdvak 1795-1907. Groningen, 1907.

– Bosch, A., “Naar eenheid en eenvoud. De oprichting en ontwikkeling van de Rijkswaterstaat 1798-1815” in: Waterstaat XIX (1998) p. 43-53.

– Bosch, A., Om de macht over het water. De nationale waterstaatsdienst tussen staat en samenleving, 1798-1849. Zaltbommel, 2000.

– Filarski, R. en G. Mom, Van transport naar mobiliteit. De transportrevolutie 1800- 1900. Deel 1 1800-1900. Zutphen, 2008.

– Brouwer, P. en G. van Kesteren, m.m.v. A. Wiersma, Berigt aan de heeren reizigers. 400 jaar openbaar vervoer in Nederland. Den Haag, 2008.

– Westphal, M., Adrianus François Goudriaan (1768-1829): biografie van een omstre- den Inspecteur-Generaal uit de beginjaren van ‘s Rijks Waterstaat. ‘s-Gravenhage, 1998.

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN