• No results found

afstand waarover het temperatuursverschil optreedt [m]g

8 Richtlijnen voor WKO in de praktijk Benno Drijver

8.2 Richtlijnen vanuit wet en regelgeving

8.3.2 Afwerking van het boorgat

Het is van groot belang dat na plaatsing van de filters het boorgat weer zorgvuldig wordt afgedicht. De belangrijkste reden hiervoor is het herstellen van de scheidende lagen in de bodem. Als dit niet (zorgvuldig) gebeurt, kunnen ondiepe verontreinigingen naar grotere diepten percoleren (of omgekeerd in geval van kwelstroming) of kan grondwater van ver- schillende kwaliteit (bijvoorbeeld zoet en zout) van het ene naar het andere watervoeren- de pakket worden verspreid.

Als het filter in het boorgat is geplaatst, wordt de ruimte rondom het filter opgevuld met filtergrind. Deze zogenaamde omstorting mag niet te dun zijn, omdat dat een verhoogd risico geeft op instorten van de boorgatwand. De omstorting met filtergrind begint meestal minimaal één meter boven het filter en eindigt meestal minimaal één meter onder het filter.

De doorboorde kleilagen worden doorgaans afgedicht door (sterk) zwellende kleikorrels. Wanneer deze korrels in aanraking komen met water, zwellen ze op en dichten zodoende het geboorde gat in de scheidende laag.

Wanneer een systeem buiten gebruik wordt gesteld, moeten de bronnen en peilbuizen voldoende worden afgedicht ter hoogte van scheidende lagen. Meestal wordt hiervoor een mengsel met cement gebruikt, maar als alternatief kunnen ook (sterk) zwellende kleikorrels worden gebruikt. De afdichting moet minimaal twee meter dik en in ieder geval even dik zijn als de scheidende laag.

8.3.3 Beleid

Om ervoor te zorgen dat mechanisch boren altijd tot bronnen van voldoende kwaliteit leidt, moeten de boorbedrijven, die de boringen voor bodemenergiesystemen uitvoeren, per januari 2011 gecertificeerd zijn op grond van het SIKB-protocol ‘Mechanisch Boren’. Alleen erkende gecertificeerde bedrijven mogen vanaf dat moment nog mechanische boringen uitvoeren voor bodemenergiesystemen. De ontwikkeling van het protocol vond plaats in opdracht van het ministerie van VROM en in samenspraak met de belangheb- bende partijen vanuit de markt en de overheid.

Met de kwaliteitsborging van boringen is een belangrijk milieurisico van WKO afgedekt. Het duurzaam gebruiken van de schaarse ruimte in de ondergrond betekent echter ook het streven naar een zo goed mogelijk energetisch rendement van een WKO-installatie, niet alleen op papier, maar ook in de praktijk. Daarom wordt ook gestreefd naar een kwa- liteitsimpuls voor de andere facetten die bij het ontwerp, de aanleg en het gebruik van WKO-systemen komen kijken. Ook hierbij zal zoveel mogelijk worden aangestuurd op verplichte certificering, zodat een gelijk speelveld voor alle (markt)partijen ontstaat.

Voor open systemen bestaat momenteel al een vrijwillig systeem van kwaliteitsborging voor ontwerp, realisatie, beheer en verwijdering op basis van de NVOE-Richtlijnen. Deze richtlijnen worden echter niet door alle partijen toegepast, mede omdat de wettelijke ver- ankering ontbreekt.

In het kader van het Samenwerkingsprogramma WKO wordt momenteel een traject in gang gezet om tot een integrale en zoveel mogelijk wettelijk verankerde kwaliteitsborging te komen van alle facetten van WKO. In dit traject zullen overheden en marktpartijen aan tafel worden gevraagd om mee te denken over de op te stellen kwaliteitsdocumenten.

8.4

Discussie en conclusies

Voor bodemenergiesystemen bestaan richtlijnen die gelden voor het ontwerp, richtlijnen vanuit het beleid en de regelgeving van de overheid en richtlijnen voor de realisatie.

Het ontwerp van bodemenergiesystemen is gericht op de technische, economische en juridische haalbaarheid. Voor ontwerp, realisatie, beheer en verwijdering van open WKO- systemen bestaat een vrijwillig systeem van kwaliteitsborging op basis van de NVOE- Richtlijnen. Voor het ontwerp is ook bepalend of de gekozen opzet vergunbaar is, het- geen wordt bepaald door de aanvaardbaarheid van de veroorzaakte effecten op het mili- eu en op belangen in de omgeving.

Uit het beleid komen, naast de randvoorwaarden aan de veroorzaakte effecten, ook ver- gunningvoorschriften voort. In de voorschriften worden eisen gesteld aan aan het sys- teem, de aanleg en ingebruikname daarvan, de te verrichten en te rapporteren metingen, randvoorwaarden tijdens gebruik en de beëindiging/afsluiting van het systeem. Beleids- vragen die momenteel spelen, zijn de toegestane infiltratietemperaturen, het handhaven van een energiebalans en interferentie.

Meer Met Bodemenergie moet een beter inzicht geven in de gevolgen van hoge tempera- tuur warmteopslag. Daarnaast loopt een initiatief voor onderzoek naar het nut en de noodzaak van de energiebalans. De gebieden waar mag worden verwacht dat interferen- tie tot beperkingen leidt zijn nog niet vastgesteld.

Om de kwaliteit van de boringen voor bodemenergiesystemen te waarborgen, moeten de betreffende boorbedrijven vanaf 2011 voldoen aan gecertificeerd zijn op grond van het SIKB-protocol ‘Mechanisch Boren’. Daarnaast lopen, in het kader van het Samenwer- kingsprogramma WKO, initiatieven om te komen tot een integrale en zoveel mogelijk wettelijk verankerde kwaliteitsborging van alle facetten van WKO.

Onderzoeksbehoefte

De belangrijkste beleidsgerelateerde onderwerpen waarvoor een onderzoeksbehoefte bestaat zijn:

- De toegestane maximale infiltratietemperatuur. Meer Met Bodemenergie draagt hier- aan bij door meer inzicht te geven in de effecten die optreden bij hogere temperatu- ren."

- Energiebalans. Het nut en de noodzaak van het voorschrijven van een energieba- lans. Aangezien dit onderzoek binnen het samenwerkingsprogramma WKO door IPO geïnitieerd wordt en eind 2010/begin 2011 gereed moet zijn, is dit onderdeel niet op- genomen in het onderzoeksprogramma van Meer Met Bodemenergie.

- Interferentie. Voor gebieden waar interferentie te verwachten is, worden momenteel vaak Masterplannen opgesteld om de ondergrond zo optimaal mogelijk te benutten en eerlijk te verdelen. Op dit moment wordt door SKB samen met een consortium van adviesbureau's een handreiking Masterplannen opgesteld. Deze handreiking bevat richtlijnen die aangeven onder welke voorwaarden een Masterplan moet/kan worden gemaakt en op welke wijze. Het project zal naar verwachting in de eerste helft van 2011 worden opgeleverd. Dit onderzoek is daarom niet in het onderzoeksprogramma opgenomen. Wel zal in de beleidsdiscussie worden ingegaan op de juridische veran- kering van gebiedsplannen.

8.5

Literatuur

Buik, N. en Willemsen, A., 2002. Clogging rate of recharge wells in porous media. Pro- ceedings ISAR-4, Adelaide, South-Australia.

Caljé, R., 2010. Future use of Aquifer Thermal Energy Storage below the historic centre of Amsterdam. Final Thesis, Waternet - TU Delft.

IBA, 2007. Warmte- en Koudeopslag “Wie het eerst komt, het eerst pompt?”

IF Technology, 2006. Interferentie Ondergrondse Energieopslag, Deel 1 - Technische Analyse. Onderzoek in opdracht van het ministerie van VROM, IPSV-nummer 31117. Kenmerk 1/54266/GB.

IF Technology, 2007. Koude/warmteopslag in de praktijk - Meetgegevens van 67 projec- ten. Onderzoek in opdracht van SenterNovem, kenmerk 2/56280/MaK.

Snijders, A. en Wennekes, R.,1997. Vertikale bodemwarmtewisselaars voor warmtepom- pen - Deel 1 : Energetische aspecten. Verwarming&Ventilatie, november 1997, nr. 11.

Sommer, W., 2007. Het effect van ruimtelijke dimensionering op het rendement van warmte-koude opslagsystemen. Stageverslag, Witteveen en Bos - Universiteit Utrecht.

Taskforce WKO, 2009. Groen licht voor bodemenergie.