• No results found

Next generation netwerk

Q4 2014, correctie voor

5.7 Afweging en conclusie

344. Uit voorgaande blijkt dat KPN momenteel op de markt voor ODF-access (FttO) geen evidente machtspositie heeft. Weliswaar beschikt KPN in Q3 2011 op de markt voor ODF-access (FttO) over het grootste marktaandeel van 40-45 procent [vertrouwelijk: XX procent], maar een dergelijk marktaandeel is op zichzelf zonder bijkomende aanwijzingen onvoldoende om te concluderen dat KPN beschikt over AMM. Het college heeft in dit hoofdstuk onderzocht of er dergelijke bijkomende aanwijzingen zijn, maar ziet onvoldoende aanwijzingen voor de conclusie dat KPN beschikt over AMM.

345. Daarbij merkt het college allereerst op dat deze markt een groeimarkt vormt waarin strategische beslissingen van partijen van grote invloed kunnen zijn op de ontwikkelingen waardoor er sprake is van een relatief grote onzekerheid. In een dergelijke markt kan ook aan een hoog marktaandeel minder gewicht worden toegekend dan op een verzadigde markt, omdat de posities van partijen nog relatief snel kunnen veranderen. Dat KPN niet per definitie over een doorslaggevende voorsprong ten opzichte van haar concurrentie op deze markt beschikt, blijkt naar het oordeel van het college alleen al uit het feit dat KPN’s marktaandeel de afgelopen jaren redelijk stabiel is gebleven.

346. Het college acht het, gezien de fluctuatie in het aandeel van KPN in de marktgroei in het afgelopen jaar en de jaren daarvoor, en het feit dat sprake is van een groeimarkt waarop de strategische keuzes van partijen nog mede bepalend zullen zijn voor de ontwikkelingen, relatief

onzeker hoe het marktaandeel van KPN zich de komende reguleringsperiode zal ontwikkelen. Op basis van het aandeel van KPN in de marktgroei in de afgelopen drie jaar (scenario 1) en in 2011 (scenario 2) zal prospectief eind 2014 het marktaandeel van KPN naar verwachting onder de 50 procent liggen. Alleen in een scenario waarin de groei van KPN nog verder zal versnellen (scenario 3) zal het marktaandeel van KPN prospectief naar verwachting 50-55 procent bedragen.

347. In de Richtsnoeren geeft de Commissie aan dat er bij een marktaandeel tussen de 40 procent en 50 procent, doorgaans een gevaar bestaat van een AMM-positie, maar niet op voorhand

aannemelijk is dat de betrokken onderneming een machtspositie bezit. Bij een dergelijk marktaandeel moeten er bijkomende aanwijzingen zijn dat KPN in staat is zich onafhankelijk van haar concurrenten, afnemers en uiteindelijk eindgebruikers te kunnen gedragen, om te kunnen concluderen dat KPN beschikt over AMM. Het college heeft dit nader onderzocht.

348. Het college heeft daarbij geconstateerd dat KPN beschikt over een aantal voordelen ten opzichte van haar concurrenten. Zo heeft het college geconcludeerd dat KPN

netwerkdekkingsvoordelen heeft ten opzichte van concurrenten, omdat zij in meer gebieden dan concurrenten is uitgerold. Daarbij heeft KPN de afgelopen jaren ook meer geïnvesteerd dan andere partijen. Ook beschikt KPN over schaal- en breedtevoordelen die zij kan gebruiken bij het verder aansluiten van (nieuwe) klanten en bedrijventerreinen op glasvezel. Voorts heeft KPN minder dan haar concurrenten te maken met overstapdrempels. De klanten van KPN op koper hoeven immers niet van aanbieder te wisselen, indien zij willen overstappen naar glasvezel.

349. Deze voordelen zijn naar het oordeel van het college momenteel echter niet eenduidig van dien aard dat deze KPN in staat stellen zich in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrenten, klanten en uiteindelijk consumenten te gedragen. Daarbij wijst het college er op dat KPN maar in beperkte mate over voordelen uit een moeilijk te repliceren infrastructuur beschikt, nu concurrenten van KPN gezamenlijk een met KPN vergelijkbare netwerkdekking hebben, hetgeen hen in staat stelt (desnoods door inkoop) het netwerk van KPN te repliceren. Ook toetredingsdrempels spelen op deze markt een bescheiden rol. Voor zover er sprake is van toetredingsdrempels als gevolg van verzonken kosten in het netwerk hebben KPN en haar concurrenten naar het oordeel van het college hier in gelijke mate mee te maken. Ten slotte zijn de schaalvoordelen op deze markt deels lokaal en

regionaal en ontstaan door een grotere dichtheid van aansluitingen in een bepaald gebied. Aangezien er ook gebieden zijn waar KPN een minder grote dichtheid van aansluitingen op zakelijk glas heeft ten opzichte van concurrenten, zijn er ook gebieden waar KPN geen of althans in mindere mate

schaalvoordelen heeft.

350. Op basis van voorgaande ziet het college dan ook onvoldoende aanleiding om op dit moment op deze groeimarkt, waarop sprake is van concurrentie tussen verschillende infrastructuren, in te grijpen, temeer nu het college ook in de ontwikkeling van de retailmarkt voor zakelijke netwerkdiensten geen aanwijzing voor AMM ziet op de markt voor ODF-access (FttO) nu het marktaandeel van KPN in afwezigheid van regulering van ODF-access (FttO) daalt. Ook in het gedrag van KPN ziet het college geen aanwijzingen voor het bestaan van AMM. Zo biedt KPN op de onderliggende markt voor HKWBT/HL glastoegang aan tegen concurrerende voorwaarden waardoor afnemers niet alleen bij

concurrenten, maar ook bij KPN aanvullende netwerkdekking kunnen inkopen. In de praktijk gebeurt dit ook.

351. Marktpartijen zien vooral een risico dat KPN de ‘glasmarkt’ naar zich toe trekt waardoor op de langere termijn concurrenten zullen uittreden of tenminste zullen worden gemarginaliseerd. Eurofiber wijst daarbij specifiek op het risico van roofprijzen. Dat KPN roofprijzen hanteert, acht het college niet aannemelijk op deze markt. Concurrenten van KPN hebben gezamenlijk het netwerk van KPN gerepliceerd. Dit zijn netwerken waarvan de kosten verzonken zijn en waarvan naar het oordeel van het college belangrijke (potentiële) concurrentiedruk uitgaat op KPN. KPN zal daarom over een aanzienlijke periode roofprijzen moeten hanteren om uittreding te veroorzaken. Bij de uitrol van glasvezelnetwerken gaat het daarbij ook om grote investeringen waar investeerders ook een rendement op willen zien.

352. Het college ziet juist dat KPN in deze groeimarkt, waarop nog veel ruimte is om nieuwe locaties aan te sluiten, op dit moment concurrerende voorwaarden hanteert om daarmee haar netwerk verder te kunnen uitrollen en te kunnen groeien in marktaandeel ten opzichte van concurrenten met een eigen infrastructuur.

353. Gelet op voorgaande acht het college het op dit moment aannemelijk dat in afwezigheid van regulering concurrenten hun huidige positie ten opzichte van KPN in de komende reguleringsperiode zullen weten te behouden. Uit het feit dat zowel KPN als concurrenten de afgelopen drie jaar zijn gegroeid en het marktaandeel van KPN relatief stabiel blijft, blijkt dat concurrenten hiertoe in staat zijn. Het college heeft onvoldoende aanwijzingen dat dit in de komende reguleringsperiode anders zal zijn. Naast KPN investeren ook andere partijen nog in het aansluiten van klanten. Zo heeft ook Eurofiber haar glasvezelnetwerk de afgelopen jaren uitgebreid en is ook de gezamenlijke dekking van

concurrenten van KPN gestegen. Ten overvloede merkt het college nog op dat door niet in te grijpen op deze markt, nu hier op dit moment geen aanleiding toe is, hij de best mogelijke investeringsprikkels geeft aan zowel KPN als concurrenten om tot verdere uitrol van hun FttO-netwerken over te gaan.

354. Hoewel het college momenteel dus geen aanleiding ziet om in te grijpen op deze markt, kan het college, gelet op de onzekerheid omtrent de ontwikkelingen op deze markt, niet uitsluiten dat in de toekomst dergelijk ingrijpen nodig zal zijn. Het college zal de ontwikkelingen op de markt voor ODF-access (FttO) dan ook nauwgezet monitoren. Een sterke groei van het marktaandeel van KPN op de markt voor ODF-acccess (FttO) (en de onderliggende markten voor HKWBT/HL en zakelijke

netwerkdiensten), een sterke groei van de netwerkdekking van KPN ten opzichte van concurrenten,164 of (prijs)gedrag van KPN dat er op wijst dat zij zich (in een voldoende groot gebied) in afwezigheid van regulering op de markt voor ODF-access (FttO) onafhankelijk kan gedragen van concurrenten,

afnemers en uiteindelijk eindgebruikers zou voor het college aanleiding kunnen zijn om deze markt opnieuw te onderzoeken en eventueel alsnog in te grijpen.

164

Het college heeft dit randnummer aangepast naar aanleiding van de nota van bevindingen (randnummer 1819).

6 Dictum

I. Het college heeft op grond van artikel 6a.1, eerste lid, van de Tw onderzocht welke markt(en) overeenkomen met de in de Aanbeveling van de Commissie vermelde markt voor (fysieke) ontbundelde toegang tot netwerkinfrastructuur op wholesaleniveau (inclusief gedeelde of volledig ontbundelde toegang) op een vaste locatie.

II. In het besluit Marktanalyse Ontbundelde toegang van 29 december 2011165 heeft het college geconcludeerd dat er een relevante productmarkt bestaat voor (fysieke) toegang tot

netwerkinfrastructuur op wholesaleniveau (inclusief gedeelde of volledige ontbundelde toegang) op een vaste locatie. Deze markt omvat toegang tot het koperaansluitnetwerk van KPN (op basis van MDF-access en SDF-access) alsmede toegang tot glasvezelaansluitnetwerken op basis van ODF-access (FttH). In voornoemd besluit heeft het college geconcludeerd dat ODF-ODF-access (FttO) niet tot die markt behoort. Of er een aparte markt is voor ODF-access (FttO) heeft het college in onderhavig besluit onderzocht.

III. Op basis van het onderzoek van de relevante markt concludeert het college:

i. dat er een aparte relevante productmarkt is voor ontbundelde toegang tot zakelijke glasvezelnetwerken (ODF-access (FttO));

ii. dat deze markt geheel Nederland omvat en daartoe beperkt is; en

iii. dat er op dit moment geen of onvoldoende aanwijzingen zijn dat op deze markt een of meer ondernemingen beschikken over aanmerkelijke marktmacht.

IV. Dit besluit treedt in werking op PM maart 2012.

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT

prof. dr. M.W. de Jong, plv. voorzitter

165

Beroepsmogelijkheid

Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven te Den Haag.

Het postadres is: College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s-Gravenhage.

Het beroepschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevatten. Voorts moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten en dient een afschrift van het bestreden besluit te worden meegezonden.

Voor het instellen van beroep is griffierecht verschuldigd. Informatie hierover kan worden ingewonnen bij de griffie van het College, telefonisch bereikbaar op (070) 381 39 10 of (070) 381 39 30.