• No results found

Afbakening individuele internettoegang en bundels

Annex B Analyse van de retailmarkten

B.3 Afbakening retailmarkt voor internettoegang

B.3.1 Beschrijving retailmarkt

B.3.2.10 Afbakening individuele internettoegang en bundels

587. Internettoegang wordt zowel aangeboden als individuele dienst als in een pakket met andere diensten (hierna: bundel) zoals televisie en vaste telefonie. In paragraaf B.3.1 is reeds beschreven dat het aantal gebundelde diensten is toegenomen ten opzichte van het aantal individuele diensten. Deze ontwikkeling kan invloed hebben op de afbakening van de productmarkt en leidt daarom tot de volgende onderzoeksvraag:

Behoort internettoegang in bundels tot dezelfde productmarkt als individueel aangeboden internettoegang?

588. Om antwoord te geven op deze vraag onderzoekt het college specifiek of internettoegang in bundels een vraagsubstituut of een aanbodsubstituut is voor individuele internetdiensten. Indien er vraagsubstitutie of aanbodsubstitutie is dan behoort internettoegang in bundels tot dezelfde productmarkt als individuele internettoegang.

589. BEREC hanteert de volgende definitie van bundels.296 Er is sprake van een bundel wanneer een bedrijf twee of meer diensten samen, als een gecombineerd aanbod, verkoopt voor één prijs. Het college gebruikt deze definitie, waarbij hij nog het element van één rekening toevoegt. Het college definieert een bundel als volgt:

Diensten die bij dezelfde aanbieder worden afgenomen voor één prijs én waarvoor één rekening wordt gehanteerd

590. OPTA heeft de invloed van bundels op de markten onderzocht297 waarbij de bovenstaande definitie ook is gehanteerd.298 De onderhavige analyse heeft daarbij alleen betrekking op bundels met diensten over het vaste netwerk. Dit zijn de diensten internettoegang, televisie en vaste telefonie. Uit de beschrijving van de retailmarkt blijkt immers dat de typen bundels met deze diensten het meest

296

BEREC Project team bundling, Report on impact of bundled offers in retail and wholesale market definition, conceptversie, november 2010.

297

Blauw Research, Marktonderzoek bundels: Consumentenonderzoek naar de afname van gebundelde telecomdiensten, december 2010, blz. 6.

298 De cijfers uit de Structurele Marktmonitor van OPTA zijn gebaseerd op een andere definitie: “aantal actieve eindgebruikers aan wie u meerdere diensten levert; producten bij één aanbieder”. Dit leidt niet tot een onjuiste interpretatie van de feiten. De definitie in de structurele marktmonitor leidt weliswaar tot een overschatting van het aantal bundels van KPN, maar het exacte aantal bundels is niet relevant voor de te bepalen concurrentiedruk. Het aantal bundels van kabelaanbieders wordt overigens niet of zeer beperkt beïnvloed door de gekozen

bundeldefinitie. De grootste kabelaanbieders hanteren namelijk niet meerdere merken zoals KPN dat doet. Het college heeft deze voetnoot verduidelijkt naar aanleiding van de nota van bevindingen, randnummer 1914, Annex F.5.

voorkomen. Daarnaast wordt internettoegang ook gecombineerd met mobiele telefonie en mobiele internettoegang. Uit de scenarioanalyse die AT Kearney voor OPTA heeft uitgevoerd, blijkt dat de bundeling van mobiele diensten en vaste diensten een belangrijke ontwikkeling kan worden.

Bundeling van mobiele telefonie en vaste diensten wordt echter door de meeste marktpartijen nog niet aangeboden.299 Daarom ziet het college geen reden om op dit moment al te onderzoeken of bundels met mobiele diensten een aparte markt vormen.

591. Wel heeft het college onderzocht of omgekeerd de individuele diensten internettoegang, televisie en vaste telefonie tot dezelfde productmarkt behoren als bundels. Als dat niet zo is, dan zou er een aparte bundelmarkt voor bundels met vaste diensten bestaan. De vraag of er sprake is van een aparte bundelmarkt wordt behandeld in Annex B.9.

592. Het college zal deze onderzoeksvragen uitgebreider onderzoeken dan in de voorgaande marktanalysebesluiten. Met name het overstapgedrag van consumenten zal in deze analyse meer centraal staan. Op deze wijze heeft het college meer aandacht gegeven aan de toenemende bundelontwikkeling.

Feiten

593. De landelijke DSL-aanbieders KPN, Tele2 en Online verkopen internettoegang individueel en in bundels met andere vaste diensten. Het zijn diensten met variërende downloadcapaciteiten. Echter, doorgaans worden dezelfde capaciteiten en functionaliteiten aangeboden voor internettoegang binnen bundels en buiten bundels. Uit de websites van marktpartijen blijkt ook op geen enkele wijze dat er een functioneel verschil zou zijn tussen internettoegang binnen bundels en buiten bundels.300

594. Circa 17 procent van de ondervraagde consumenten is tussen eind 2008 en eind 2010 overgestapt naar een andere aanbieder van internettoegang. Circa 80 procent is bij dezelfde aanbieder gebleven, terwijl 3 procent voorheen nog geen internetabonnement had. Het percentage consumenten dat is overgestapt van televisieaanbieder of telefonieaanbieder gedurende deze periode is vergelijkbaar.301 Tabel 9 geeft weer welk deel van de 17 procent overstappers heeft gekozen voor bundels en welk deel voor individuele diensten.

299

Bundelaanbiedingen met internettoegang, vaste telefonie, televisie en mobiele telefonie (Quadruple play) zijn vooralsnog beperkt tot één aanbieder (Scarlet). Dit betrof [vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXX] per medio 2011.

300

Websites KPN, Tele2 en Online, 28 maart 2011. 301

Blauw Research, Marktonderzoek bundels: Consumentenonderzoek naar de afname van gebundelde telecomdiensten, december 2010, blz. 44.

Huidige abonnementsvorm

Vorige abonnementsvorm Losse diensten Dual-playbundels Triple-playbundels Losse diensten Percentage respondenten: 100% 35% 36% 29% Aantal respondenten: 379 133 136 110 Dual-playbundels Percentage respondenten: 100% 9% 24% 67% Aantal respondenten: 606 55 145 406 Triple-playbundels Percentage respondenten: 100% 15% 23% 62% Aantal respondenten: 188 28 43 117

Totaal aantal overstappers per

(nieuwe) abonnementsvorm 216 324 633

Tabel 9. Overstappercentages individuele diensten en bundels. Bron: Blauw Research, december 2010.

595. Ruim de helft van de overstappers (633 respondenten) heeft gekozen voor een triple- playbundel. Er is ook een groep consumenten (216 respondenten) die voor individuele diensten of dual-playbundels (324 respondenten) heeft gekozen. In de meeste gevallen wordt dus voor een triple play of dual-playbundel gekozen. Dit wijst op een migratie van individuele diensten naar bundels.

596. Echter, Tabel 9 laat ook zien dat er desondanks nog steeds consumenten zijn die andersom ‘ontbundelen’ door hun nieuwe abonnementskeuze. Zo kiezen triple play klanten in 15 procent van de gevallen voor individuele diensten en in 23 procent van de situaties voor een dual-playbundel.

597. Figuur 17 geeft weer wat de eerste voorkeur is van consumenten die momenteel individuele diensten afnemen. Het blijkt dat deze consumenten bij voorkeur overstappen op triple-playbundels (42 procent). Een kleiner deel heeft een voorkeur voor dual-playbundels (26 procent) of blijft individuele diensten afnemen (28 procent).

Figuur 17. Eerste voorkeur abonnementsvorm voor toekomst.302 Bron: Blauw Research, blz. 75, december

2010.

Ten slotte geeft Figuur 18 de lange termijn ontwikkeling van het percentage internettoegangsproducten binnen bundels en buiten bundels weer. De meeste

302 Vraag: ‘Stel dat u voor de keuze staat om te veranderen van aanbieder of product van televisie, internet of telefonie. Welke van onderstaande mogelijkheden zou u overwegen?’

internettoegangsproducten (circa 83 procent) wordt door consumenten binnen bundels afgenomen. Het aantal triple-playbundels stijgt consequent elke periode.

Figuur 18. Ontwikkeling internettoegang binnen bundels en buiten bundels. Bron: Structurele Marktmonitor, 2011 Q2.

Analyse

598. Indien eindgebruikers internettoegang in bundels als substituut zien, dan behoort deze tot dezelfde productmarkt als individuele internettoegang. Het college onderzoekt hiertoe (a) de functionaliteit van individuele internettoegang en internettoegang in bundels; (b) het feitelijke overstapgedrag van consumenten; en (c) het te verwachten overstapgedrag van consumenten.

599. Het college constateert dat internettoegang doorgaans dezelfde functionaliteit heeft ongeacht of zij binnen een bundel wordt geleverd. Het college acht het daarom aannemelijk dat consumenten internettoegang in bundels als substituut zien voor individuele internettoegang. Dit wijst erop dat internettoegang in bundels tot dezelfde productmarkt behoort als individuele internettoegang.

600. Consumenten die overstappen van aanbieder van internettoegang kiezen in de meeste

gevallen voor een bundel. Dit geldt ook specifiek voor consumenten die voorheen individuele diensten afnamen. Daarnaast blijkt ook uit Figuur 18 dat de meeste consumenten een voorkeur uitspreken voor internettoegang binnen bundels. Dit is naar oordeel van het college een sterke indicatie dat

internettoegang in bundels voor consumenten een vraagsubstituut vormt voor individuele

internettoegang. Het college concludeert dat internettoegang in bundels op basis van vraagsubstitutie tot dezelfde productmarkt behoort als individuele internettoegang.

601. Ook KPN, Ziggo en Online verwachten dat, na een verhoging van de prijzen voor individuele diensten, er een snellere migratie naar bundels zal plaatsvinden. Bundels oefenen volgens deze partijen namelijk prijsdruk uit op individuele internettoegang. [vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX] 303

602. Daarnaast constateert het college op basis van Tabel 9 dat consumenten, zij het in mindere mate, ook ‘ontbundelen’ door hun nieuwe abonnementskeuze. Dit wijst erop dat ook andersom individuele diensten een vraagsubstituut zijn voor bundels. Dit onderzoekt het college verder in paragraaf Annex B.9.

603. Een tweede factor is aanbodsubstitutie. Zelfs als er geen enkele mate van vraagsubstitutie zou zijn tussen internettoegang in bundels en individuele internettoegang, kan er op basis van

aanbodsubstitutie nog wel sprake zijn van één gezamenlijke productmarkt. Door een prijsverhoging van individuele internettoegang kunnen aanbieders van bundels wellicht bewogen worden om ook individuele internettoegang te gaan aanbieden. Als een aanbieder zijn productie relatief snel en zonder significante kosten op deze wijze kan omschakelen, dan is er sprake van aanbodsubstitutie. Van belang is daarom of bestaande telecomaanbieders op korte termijn individuele internettoegang kunnen en willen aanbieden na een prijsverhoging van individuele diensten.

604. Bij het beoordelen van de mate van aanbodsubstitutie staat het gedrag van aanbieders

centraal. Het college heeft daarom de grootste aanbieders van telecomdiensten bevraagd over onder meer hun reactie op een verhoging van de prijs van individuele internetdiensten.304 Het betreft de aanbieders CAIW, Delta, KPN, Online, Tele2, UPC en Ziggo. De meeste van deze marktpartijen bieden zowel bundels als individuele diensten aan. Het college ziet hierin het bewijs dat in het verleden aanbodsubstitutie heeft plaatsgevonden tussen individuele internetdiensten en bundels.

605. In de bestaande praktijk kunnen partijen via aanbodsubstitutie echter geen additionele concurrentiedruk meer uitoefenen, aangezien de meeste marktpartijen reeds over een ontbundeld aanbod voor individuele internetdiensten beschikken. De bestaande aanbiedingen van deze partijen zijn reeds in de analyse van vraagsubstitutie betrokken.

Conclusie

606. Omdat internettoegangsproducten met in een bundel concurrentiedruk uitoefent op internettoegang buiten een bundel, komt het college tot de conclusie dat er vanuit de vraagzijde bezien geen reden is om aparte markten af te bakenen voor internettoegang in een bundel en buiten een bundel. Ook vanuit de aanbodzijde geredeneerd komt het college tot deze conclusie.

303

Op 21 oktober 2010 heeft OPTA CAIW, Delta, KPN, Online, Tele2, UPC en Ziggo een vragenlijst gestuurd over bundels. De marktpartijen hebben november 2010 deze vragen beantwoord.

304

Op 21 oktober 2010 heeft OPTA CAIW, Delta, KPN, Online, Tele2, UPC en Ziggo een vragenlijst gestuurd over bundels. De marktpartijen hebben november 2010 deze vragen beantwoord.

B.3.3 Afbakening geografische markt

607. Evenals bij de afbakening van de productmarkt dient bij de afbakening van de geografische markt eerst te worden gekeken naar vraag- en aanbodsubstitutie. In het kader van een geografische marktafbakening in elektronische communicatiemarkten is directe vraagsubstitutie veelal niet aannemelijk. Afnemers zullen immers over het algemeen niet verhuizen als gevolg van een prijsverhoging van een product of dienst met 5 tot 10 procent.

608. Directe aanbodsubstitutie is veelal ook onaannemelijk in de elektronische

communicatiemarkten, omdat in dat geval partijen die nu niet op de markt actief zijn op betrekkelijk korte termijn en dus met relatief geringe investeringen in een ander gebied actief zouden moeten worden. Deze vorm van aanbodsubstitutie is onaannemelijk aangezien de uitrol van een

telecommunicatienetwerk hoge initiële investeringen kent, en een hoge penetratie vereist is om de investeringen rendabel te maken

609. Omdat directe vraag- en aanbodsubstitutie in elektronische communicatiemarkten veelal onaannemelijk is, leidt toepassing hiervan al snel tot hele kleine en onwerkbare markten. In theorie zou ieder adres dan een aparte markt kunnen zijn. In het kader van de geografische marktafbakening is het daarom gebruikelijk om gebieden samen te voegen waarbinnen de

concurrentieomstandigheden voldoende homogeen zijn en die van aangrenzende gebieden kunnen worden onderscheiden doordat daar duidelijk afwijkende concurrentievoorwaarden heersen.

610. De Commissie definieert in de Richtsnoeren markanalyse een geografische markt als volgt:

“Een geografische markt omvat het gebied waarbinnen de betrokken ondernemingen een rol

spelen in de vraag naar het aanbod van de betrokken goederen of diensten, waarbinnen de concurrentievoorwaarden op elkaar lijken of voldoende homogeen zijn en dat van

aangrenzende gebieden kan worden onderscheiden doordat daar duidelijk afwijkende

concurrentievoorwaarden heersen. Voor een afbakening van de geografische markt wordt niet vereist dat de concurrentievoorwaarden volstrekt homogeen zijn. Het volstaat dat ze op elkaar lijken of voldoende homogeen zijn, zodat alleen gebieden waarin de concurrentievoorwaarden

‘heterogeen’ zijn, niet als een uniforme markt kunnen worden beschouwd.”305

611. Verder volgt uit de Richtsnoeren dat in de sector voor elektronische communicatie de

omschrijving van de relevante geografische markt traditioneel plaatsvindt op basis van de volgende twee hoofdcriteria:306

- het gebied dat door een netwerk wordt bestreken; en

- het bestaan van wettelijke en andere regelgevingsinstrumenten.

305

Richtsnoeren, randnummer 56. 306

612. Het startpunt van de analyse van de relevante geografische markt wordt gevormd door het gebied waarbinnen de betrokken ondernemingen actief zijn als aanbieder of vrager van

internettoegang. KPN is de grootste partij die actief is als aanbieder op de retailmarkt voor

internettoegang met een landelijk dekkend netwerk. Het startpunt van de geografische afbakening is daarom de nationale markt.

613. In deze paragraaf onderzoekt het college of de concurrentievoorwaarden binnen het nationale verzorgingsgebied van KPN voldoende homogeen zijn of dat er gebieden zijn te onderscheiden waar duidelijk afwijkende concurrentievoorwaarden heersen, zodanig dat deze gebieden niet als onderdeel van de uniforme markt kunnen worden beschouwd. Indicatoren die in de analyse betrokken zullen worden zijn de prijzen, het productaanbod en de marktaandelen van de partijen die actief zijn in de betreffende gebieden.

Feiten

614. De aanbodstructuur van de markt voor internettoegang wordt bepaald door:

- KPN, met een landelijk aanbod;

- kabelmaatschappijen, die in vrijwel het gehele land - alle in hun eigen verzorgingsgebied – een aanbod hebben;

- aanbieders van internettoegang op basis van gereguleerde ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk;

- Reggefiber, die een glasvezelnetwerk uitrolt; en

- enkele onafhankelijke aanbieders met eigen lokale glasvezelnetwerken.

615. Uit cijfers van het college307 volgt dat aanbieders van internettoegang op basis van gereguleerde ontbundelde toegang tot het koperaansluitnetwerk ten hoogste rond de 75 procent [vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX] dekking in Nederland hebben. De dekking van alternatieve aanbieders komt overeen met de situatie zoals die bestond tijdens het nemen van het marktanalysebesluit uit 2010.308 Nu KPN bekend heeft gemaakt dat de MDF-centrales, in tegenstelling tot eerder aangekondigde plannen, niet op korte termijn uitgefaseerd zullen worden, in ieder geval niet in de periode van 2012 tot 2014, zullen alternatieve DSL-aanbieders opnieuw de overweging moeten maken of ze hun dekking gaan

uitbreiden. [vertrouwelijk: XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXX]

616. Een verdere ontwikkeling op het koperen netwerk is de uitrol van VDSL2, al dan niet in combinatie met nieuwe technieken als pair bonding en vectoring. KPN heeft op dit moment een VDSL2-netwerk in straatkasten met een dekking van [vertrouwelijk: XXXXX] woningen. KPN heeft aangekondigd gedurende 2011 en 2012 naar nog eens circa [vertrouwelijk: XXXXXXX] huishoudens

307

Het college heeft deze gegevens in de aanloop naar de marktanalyses bij KPN opgevraagd. 308

De dekking van Tele2 is gestegen ten opzichte van het marktanalysebesluit uit 2010. Dit is te verklaren door de overname van BBned.

uit te rollen via de SDF. KPN rolt daarnaast ook VDSL2 uit vanuit de nummercentrale. Hiermee kan ze eind 2011 ongeveer [vertrouwelijk: XXXXXXX] adressen bereiken.309

617. Glasvezelnetwerken (FttH) hadden medio 2011 een dekking van ongeveer 10 procent (homes connected) van de huishoudens,310 en de verwachtingen voor de komende reguleringsperiode lopen uiteen van 16 tot 25 procent homes connected in 2014.311 Circa 0,5 procent van de Nederlandse huishoudens viel begin 2010 in het bereik van een onafhankelijk glasvezelnetwerk.312 Ook de beschikbaarheid van glasvezelaansluitnetwerken voor zakelijke afnemers blijft toenemen. Dialogic schat dat ongeveer de helft van de midden- en grootzakelijke afnemers in een gebied gevestigd is waar vraagbundeling heeft plaatsgevonden.313 Ten slotte worden vestigingen van zakelijke afnemers in bepaalde gevallen (beperkte graafafstand en/of aanzienlijke betalingsbereidheid) ook individueel aangesloten.

618. De ontwikkelingen op het kopernetwerk, in combinatie met lokale uitrol van FttH, moeten volgens KPN ertoe leiden dat eind 2011 40 procent van de op haar netwerk aangesloten huishoudens kan beschikken over minimaal 40 Mbit/s. Eind 2012 stijgt dat percentage naar 70 procent en in 2013 beschikt 76 procent van de huishoudens over minimaal deze capaciteit.314

619. KPN en alternatieve DSL-aanbieders hanteren in het algemeen gelijke tarieven in hun eigen verzorgingsgebied voor internettoegang.315 Voor KPN betekent dit dat ze tot nog toe een landelijk uniform aanbod voor diensten over koper doet, wat overigens niet betekent dat ze overal alle diensten aan kan bieden. In gebieden waar VDSL2 is uitgerold, kan KPN hogere capaciteiten aanbieden dan in gebieden waar dit niet het geval is. KPN heeft er echter voor gekozen om dit onderscheid niet kenbaar te maken in haar landelijke marketing uitingen. Hetzelfde geldt voor de alternatieve DSL-aanbieders. Wel lijkt KPN op kleine schaal te gaan experimenteren met lokale marketing. Sinds het tweede kwartaal van 2011 doet ze in een zeer beperkt aantal plaatsen een actieaanbod voor een triple play pakket (over DSL) dat afwijkt van het landelijke aanbod.316

620. Ook de kabelmaatschappijen hanteren in het algemeen een uniforme prijs in hun

verzorgingsgebied. De verschillen tussen de tarieven van de grootste kabelmaatschappijen zijn onderling relatief beperkt. De prijzen die Ziggo, UPC, Delta en CAIW rekenen voor een triple play

309

Vertrouwelijke presentatie KPN, april 2011, blz.14. 310

Structurele Marktmonitor OPTA. 311

A.T. Kearney / Telecompaper, Toekomstbeelden Nederlandse Telecommarkten 2014, maart 2011, blz. 33. 312

Berekening college, op basis van Telecompaper, FttH in the Netherlands 2010, april 2010, blz. 43. 313 Dialogic, “Substitutie-effecten en mededinging in zakelijke productsegmenten”, januari 2010. 314 Presentatie KPN ‘KPN Investor Day: Selective Topics’, 10 mei 2011, blz. 17.

315

Dit blijkt uit de antwoorden van marktpartijen op de vragenlijsten die het college heeft uitgestuurd. 316

Het college heeft geconstateerd dat KPN gedurende Q2 2011 in ten minste vier middelgrote steden een actieaanbod doet dat afwijkt van het landelijk aanbod.

pakket lopen uiteen van € 45 tot € 55,35 per maand.317

De prijzen die de kabelmaatschappijen

rekenen voor een individueel internetproduct met een downloadcapaciteit van 20 tot 30 Mbit/s variëren van € 25 tot € 32,40.318

Er zijn wel enkele indicaties dat een aantal kabel aanbieders overgaat tot een zekere (tijdelijke) geografische differentiatie in tarieven. Zo hebben UPC en Ziggo tijdelijke

prijsverlagingen gehanteerd in een beperkt aantal lokale gebieden waar er concrete plannen bestaan om glasvezel uit te rollen.

621. De vraagzijde van de markt voor internettoegang is homogeen; de eindgebruikers en (de mate van) hun vraag naar internettoegang verschillen niet in verschillende geografische gebieden in Nederland.

622. Het college is ten slotte door KPN gewezen op een relevant onderzoek van TNO. TNO stelt in dit onderzoek:

‘Aldus verwachten wij, waarschijnlijk al ruim voor 2020, een vernieuwd landschap waarin HFC,

FttH/DSL en FttH/Full Fiber in onderlinge regionaal/lokaal verschillende verhoudingen concurreren. De rol van BWA is en blijft daarin relatief bescheiden en kan wellicht van betekenis blijken voor rurale gebieden waar aanleg/upgrading van vaste aansluitnetwerken zeer kostbaar is.319

623. TNO verwacht dus dat er meer regionale verschillen zullen ontstaan naarmate in Nederland de verschillende vaste netwerken verder worden verglaasd. De tijdshorizon die TNO daarvoor noemt, is het jaar 2020 of ruim daarvoor. TNO geeft daarbij niet aan of dit al voor 2014 merkbaar kan worden.320

Analyse

624. Het college is in de voorafgaande marktanalysebesluiten vanwege het ontbreken van geografische prijsdiscriminatie steeds tot de conclusie gekomen dat de markt voor internettoegang nationaal is. Het college is evenals TNO van oordeel dat een aantal recente ontwikkelingen aanleiding zouden kunnen geven tot het ontstaan van verschillen in concurrentieomstandigheden, en dus tot een andere afbakening. Daarbij is het ook de vraag op welk termijn dit zich zou kunnen voordoen. Het gaat dan met name om de uitrol van glasvezel door onafhankelijke aanbieders, aangezien het niet voor de hand ligt dat KPN met haar FttO-netwerk, en Reggefiber met haar FttH-netwerk, actief gaan

concurreren met KPN’s internetdiensten over koper.

317

Om de triple play pakketten van de vier grootste kabelmaatschappijs te kunnen vergelijken is uitgegaan van