• No results found

Het afscheid van school

In document Lina Tervooren, Toetie Roetmop · dbnl (pagina 95-101)

De dagen kwamen en gingen.

Als in eindelooze rij lagen ze voor je bij den aanvang van ieder nieuw trimester, en als een droom leken ze omgevlogen telkens wanneer weer een vacantie voor de deur stond - een van die heerlijke vacanties, die als even zoo vele feesten zich rijden tusschen de kostschooldagen.

En altijd door had, hoog boven al de andere dagen uit, voor Toetie de belofte gelicht van dien éénen dag, dien dag waarop ze voorgoed afscheid zou mogen nemen van de kostschool, om weer terug te keeren naar papa en naar T a n a h M o e d a met al zijn heerlijkheden om dan, met haar vader samen, de groote mooie reis te gaan genieten naar het verre Holland.

Twee jaren waren omgegaan, omgevlogen. Toetie was nu, zoo vertrouwde ook de R é v é r e n d e m è r e , ver genoeg om in Holland met succes haar toelatingsexamen voor gymnasium of H.B.S. te kunnen afleggen. En daar mijnheer van Bazel erin geslaagd was, een uitstekenden vertegenwoordiger te vinden, dien hij met volle gerustheid het beheer van zijn onderneming kon toevertrouwen, had hij besloten nu, bij het begin van de groote vacantie,

met zijn dochtertje naar Holland te vertrekken. Nu was er Toetie's laatste kostschooldag.

Door het heele klooster gonsde roezemoezige drukte van opgewonden kinderen. Velen van haar zouden dienzelfden middag nog vertrekken naar huis, en hadden nu nog zóó veel te vertellen, dat ze er aan wanhoopten nog met alle ontboezemingen, opdrachten en voorspellingen te zullen klaar komen.

De groote koffers waren al verzonden, maar nog allerlei kleinigheden waren er in te pakken, er moest toilet gemaakt worden voor de plechtige prijsuitdeeling; sommige meisjes repeteerden, zenuwachtig, hier of daar in een hoek, de straks te houden voordracht - er waren van vele kinderen familieleden overgekomen, om haar te halen - kortom, heel de kloosterschool was vol leven en bedrijvige opgewondenheid.

Toetie van Bazel was gauw nog even naar de kapel geslopen.

't Was haar vreemd te moede. Weken, maanden lang had ze naar dezen dag gehunkerd, en nu hij er was - wàs ze nu eigenlijk wel blij? - Ja, natuurlijk wèl - ze zou immers naar huis gaan, naar haar heerlijke T a n a h M o e d a - en dan volgde de groote reis naar Europa met papa, bij wien ze nu voortaan altijd zou mogen blijven. Het vooruitzicht was heerlijk! En toch en toch

-Het waren, alles bij elkaar genomen, toch wel

prettige dagen geweest hier! En veel liefs moest ze nu achter laten

-Poppie en Wies en Annie - misschien zou ze geen van de K.B.-meisjes ooit weer terug zien. Ze zouden elkaar schrijven, nu ja maar hoe lang hield je zoo iets vol? -En de R é v é r e n d e m è r e en m è r e Lucie, m è r e Agnes, m è r e Louise - neen, van de zusters zou ze zeker wel niemand ooit weer ontmoeten. Zij kwam immers niet meer naar Indië en de zusters bleven hier. - En dan waren er die aardige kleine Verwijkjes, waar zij zoo graag moedertje over speelde - de kapel en de heerlijke tuin en zoo veel nog

-‘Waar zit jij van ochtend toch?’ riep Wies Meesters haar tegemoet van uit de récréatie-zaal.

En Annie Smits duwde haar een pakje in de hand. ‘Dat moet je nog meenemen, als aandenken aan mij.’

‘O, Annie, die mooie flacon, die je zelf pas gekregen hebt?’ zei Toetie, terwijl ze het vloeipapier afwikkelde. ‘Wat lief van je!’

‘Als je nu maar eens gauw schrijft!’

‘O stellig!’ beloofde Toetie, ernstig gemeend.

‘Schrijf vooral gauw je adres in Amsterdam’, vroeg Wies voor de zooveelste maal. ‘Misschien krijgt pa gauw verlof en dan kom ik je dadelijk opzoeken.’

Opgewonden kwam Poppie Verduin aanloopen, haar moeder, die haar afhalen kwam, met zich meetrekkend.

‘O kinderen, moet je hooren - verbeeld je, Toetie - ma zegt, dat we volgende groote vacantie naar Holland gaan - misschien blijft ma er dan met mij en dan kom ik bij jou op school! - Zal je een plaatsje voor me open houden?’

Hartelijk groetten de meisjes mevrouw Verduin, die gewoon was, bij haar bezoeken aan 't klooster, haar allen te tracteeren en enthousiast ontving Toetie Poppie's mededeelingen.

‘O wat heerlijk - zalig gewoon!’ vond ze. ‘En dan komt u natuurlijk ook in Amsterdam wonen, ja mevrouw? - O Pop, ik wou, dat je nou al mee ging!’

‘O, maar dàt kan niet’, zei mevrouw Verduin. ‘Pa kan nu niet weg, ja?’

‘Neen maar, als jullie allemaal naar Holland gaan, blijf ik alleen ook niet hier’, kwam Annie.

‘Natúúrlijk niet’, zei Toetie dadelijk. ‘Je kan in Holland net zoo goed onderwijzeressen als hier!’

‘Beter nog’, vond Poppie, ‘want de Hollandsche kinderen moeten véél zoeter zijn, dan de Indische - dat zei juffrouw Voorland tenminste altijd.’

Er werd gebeld.

En, lachend en babbelend door elkaar, spoedde heel de meisjesschare zich naar de groote zaal, waar de prijsuitdeeling zou worden gehouden.

Deze was zoo als prijsuitdeelingen gewoonlijk zijn. Een uitreiking van meer of minder mooie boeken, als belooningen van vlijt en goed gedrag, afgewisseld door zang en muziek en voordrachten en een toepasselijk woord van den Pastoor, die de

plechtigheid met zijn tegenwoordigheid vereerde.

Er waren tevredene, blij verraste, maar er waren ook teleurgestelde kinderen - niet veel van de laatsten echter, want de zusterkens streefden er steeds naar dien laatsten schooldag voor de kinderen tot een feestdag te maken.

Toetie van Bazel kon tevreden zijn en het gaf haar een gevoel van groote

voldoening, de nu ontvangen bewijzen van haar goed gedrag te kunnen meenemen naar haar vader.

Maar toen, na de prijsuitdeeling en het daaropvolgende diner, werd het ernst met 't afscheidnemen.

Toetie liep zenuwachtig-gejaagd, nu deze dan gene opzoekend voor een laatst vaarwel, door huis en tuin.

En de gedachte, dat ze dit alles hier nooit, nooit weer zien zou, dat ze nooit weer hier zou loopen, dat ze nooit weer zitten zou daar in de klas, nooit weer aan de lange tafel daar in de eetzaal, nooit weer op haar lievelingsplekje in het met clematis begroeide priëeltje, dat ze nooit weer een der zusters zou hooren praten of lachen, dat ze nooit weer met

al de andere meisjes hier zoo vroolijk zou samenzijn, gaf haar een schrijnend gevoel van pijn.

Toen ze ten laatste voor de R é v é r e n d e m è r e stond, om afscheid te nemen, kwamen overvloedig de tranen los - en dat op dezen dag, waarnaar ze zóó lang en zóó vurig had verlangd!

In stilte had Toetie nog gehoopt, dat haar vader onverwachts zou komen, om haar te halen. Dat zou het afscheid veel gemakkelijker hebben gemaakt, maar hij was, helaas, niet gekomen.

Met twee andere kinderen uit Deli, twee zusjes, zou Toetie mee reizen. Een der zusters zou haar tot Priok brengen, aan boord van de boot.

Het rijtuig stond al klaar. En het werd Toetie één verwarde chaos nu van

onduidelijke gezichten, van kussen en lachen en tranen en onbegrepen woorden. Het werd een wuiven naar allerlei gestalten, die ze, door een floers van tranen, slechts vaag onderscheiden kon.

En het klooster werd kleiner en onduidelijker, verdween toen geheel - voor altijd

In document Lina Tervooren, Toetie Roetmop · dbnl (pagina 95-101)