• No results found

Afbeeldingen van duivels

In document … en leid ons niet in bekoring… (pagina 68-82)

12. Exempelen in de beeldcultuur

12.2 Afbeeldingen van duivels

De duivel was voor de middeleeuwse mens geen abstractie. Hij had gedetailleerde voorstellingen van en over hem. Deze werden zichtbaar gemaakt in allerlei afbeeldingen en herkenningstekens. Michael Camille is van mening dat men hem zo direct tegemoet trad en hem zichtbaar en herkenbaar maakte omdat hij juist door deze afbeeldingen en beschrijvingen overmeesterd en verslagen kon worden.246 De duivel wordt veelvuldig afgebeeld in de middeleeuwen. De zeer uiteenlopende voorstellingen die de middeleeuwse mens van hem had zijn hiervoor bij de exempelen reeds beschreven. Ze komen ook naar voren in de afbeeldingen. Juist in het koor zijn veel afbeeldingen van duivels te vinden. Niet alleen op misericordes maar juist vaak op de knoppen van de koorbanken. Zoals de duivel zich in verschillende gedaanten vertoonde, zo wordt hij ook zeer uiteenlopend afgebeeld. Er zijn misericordes van de gebruikelijke duivel met grote oren en een vervaarlijke gezichtsuitdrukking maar ook fabeldieren, sirenen, katten,varkens en honden komen veelvuldig voor.

Deze symbolen werden al veel langer gebruikt om de duivel af te schilderen. Wanneer Caesarius bijvoorbeeld het exempel vertelt van een kluizenares die monniken zag die met hun hals vastgeketend zaten aan de halsketting van grote honden, door wie ze meegetrokken

245

Lehnemann, Die miserikordien, 209-210.

werden,247 is dat een beeld dat niet geheel nieuw is. De mystica Hildegard von Bingen (1098-1179) bracht het grootste deel van haar leven door in Bingen aan de Rijn. Ze heeft naast diverse boeken ook een aantal tekeningen nagelaten, waaronder het Liber Scivias, dat in het decennium na 1144 is ontstaan.248 Eén van deze afbeeldingen laat een tekening zien van een donkere duivel die aan een ketting trekt die is vastgebonden aan de hals van een naakte man. Een andere duivel duwt de man in de rug, terwijl twee varkens voor de man uitlopen.249 Het beeld van een duivel die, al dan niet zelf, mensen aan een ketting naar zich toetrekt, bestond dus al voor Caesarius‟ geboorte.

Smeyers is van mening dat het veelbetekenend is dat juist de knoppen van de koorbanken banken afbeeldingen van duivels bevatten. De koorheren zagen deze afschrikwekkende waarschuwingstekens tijdens het officie links en rechts naast zich opduiken en aan de andere kant grepen ze deze symbolen van het kwaad telkens weer vast, wanneer ze zich wilden oprichten.250 Op de wang van een koorbank in de Sankt Nicolaikirche in Kalkar (begin 16e eeuw) staat een grote afbeelding van een schrijvende duivel met ogen en neuzen op zijn schouders, knieën en achterwerk. Klaarblijkelijk een waarschuwing: de duivel noteert alle fouten en bekoringen waaraan de monniken ten prooi vallen. In de kerk van Cappenberg is een misericorde van een lezende duivel te zien.

lezende duivel misericorde Cappenberg foto: auteur 247 DM I, V, 50. 248

E. Gössmann, „Hildegard von Bingen‟, in Lexikon des Mittelalters, 10 vols (Stuttgart, Metzler (1977-1999), vol.5, cols 13-15 in Brepolis Medieval Encyclopaedias- Lexikon des Mittelalters Online.

249 Henri Boelaers o.s.b., Commentaar op de miniaturen in Scivias van Hildegard van Bingen, (Doetinchem

1986) miniatuur V.

De idee dat de duivel na het overlijden zit te wachten om de ziel van de overledene mee te nemen naar de hel, komt in de exempelen voor. Caesarius verhaalt van het overlijden van een lekenbroeder, „een zwaarlijvig en vadsig man op wie de anderen daarom neerkeken‟.251

Dit duidt er op dat deze lekenbroeder het niet zo nauw nam met de voorschriften rond de soberheid in voeding. Toen zijn einde naderde, kwamen er twee raven aanvliegen, vlogen rond hem heen en bleven op een balk boven zijn hoofd zitten. Wanneer de kloostergemeenschap langskomt om bij het overlijden aanwezig te zijn, komt er een witte duif aangevlogen. Deze maakt ruzie met de raven en verjaagt ze. Ze gaat pas weg na het overlijden van de lekenbroeder. De duif moet volgens Caesarius gezien worden als een personificatie van een engel die tegen de duivels streed en over hen triomfeerde. De duivel verschijnt hier dus in de gedaante van een vogel.

In het getijdenboek van Katharina van Kleef, dat dateert uit de eerste helft van de vijftiende eeuw, blijkt dat dit beeld nog steeds actueel is. Hierin is een afbeelding te vinden die hetzelfde verhaal uitbeeldt. Boven het hoofd van een overledene vechten zijn beschermengel en een duivel om zijn ziel. Ze houden het boek waar de zonden van de overledene in beschreven staan, tussen hen in.252 De duivel wordt hier verbeeld als een fabeldier met mensenbenen, een lange staart, vleugels en horens.

Sommige van de hierboven beschreven afbeeldingen zijn uniek, zoals de voor de duivel wegvluchtende jongeman. Andere, zoals de pilaarbijter en de duttende monnik, komen voor op veel misericordes. De misericordes in veel kerken vertonen overeenkomsten qua categorie-indeling. Een groot deel van de misericordes in Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Portugal en Spanje wordt momenteel ontsloten via een database.

www.let.ru.nl/ckd.koorbank/

Het merendeel van de hier beschreven misericordes is enkele eeuwen na de totstandkoming van de Dialogus Miraculorum gemaakt. Natuurlijk is het zo dat de hierboven beschreven afbeeldingen niet exclusief naar exempelen van Caesarius hoeven te verwijzen. Maar, zoals reeds opgemerkt, was de verspreiding van deze verhalen groot en zullen soortgelijke verhalen op meerdere plaatsen zijn verteld. De verhalen hebben mensen aangesproken en wel zodanig dat men ze letterlijk ging verbeelden in hout en steen. Middeleeuwers zullen de boodschap van een afbeelding direct hebben begrepen. De

251

DM II, XI,16.

252 Meester van Katharina van Kleef. Getijdenboek van Katharina van Kleef. Manuscript op perkament, 192 x 130 (105 x 63) mm, ca. 1440 New York, The Morgan Library & Museum, Ms. M.917, p.206. Afbeelding is opgenomen in:Anne Margreet W. As-Vijvers (red). De hand van de meester, Het Getijdenboek van Katharina

symboliek was voor hen duidelijk. Deze letterlijke verbeelding van personages uit de verhalen in de materiele cultuur toont aan dat ze indruk hebben gemaakt en gedurende een langere periode daadwerkelijk deel uitmaakten van de traditie.

13. Slotbeschouwing

„En leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwade.‟ Dit zijn de laatste regels van het Onze Vader, een gebed dat in de Middeleeuwen veel werd gebeden. Ze tonen een belangrijk element van het denken over de bekoring. Dit is dat de bekoring door de duivel altijd extern, buiten de mens, werd geplaatst. Het was de duivel die zijn pijlen op de mens richtte en hem probeerde te verleiden. Van God kwam het goede, van de duivel het kwade. In de Middeleeuwen werden er traktaten geschreven over het werk van de duivel in de wereld. Daarnaast ontstond er een narratieve cultuur waarin geprobeerd werd met behulp van exempelen mensen te leren over het werk van de duivel. Concrete verhalen over gebeurtenissen waarin de bekoring door de duivel een prominente rol innam, maakten de mensen duidelijk welke blokkaden er lagen op de weg naar de hemel. Caesarius van Heisterbach was een belangrijke vertegenwoordiger van deze narratieve cultuur.

In zijn Dialogus Miraculorum richt hij zich in zijn exempelen tot novicen en conversen en laat zien dat de bekoring alomtegenwoordig is. Caesarius leefde in een fascinerende periode. Juist in zijn tijd hadden vele gebeurtenissen plaats die zouden leiden tot veranderingen in de opvattingen over bekoring. Gedragingen die eerder gedurende lange periodes oogluikend werden toegestaan, zoals gehuwde geestelijken en geestelijken die openlijk in concubinaat leefden, werden nu verboden en de kerkelijke wetgeving werd erop aangepast. Groepen, die tot dan toe in betrekkelijke rust hadden kunnen leven, zoals homoseksuelen en joden, werden in Caesarius‟ periode gestigmatiseerd. Groepen christenen die een afwijkende mening over het geloof hadden, werden als ketters beschouwd. In de beschreven periode nam de invloed van de kerk op het persoonlijk geloofsleven van de gelovigen sterk toe. De kerk ging de nadruk leggen op het naleven van deugden en het verzaken van ondeugden. Persoonlijk gewetensonderzoek werd belangrijk. Het zondebesef kwam op.

Aan de hand van de zeven hoofdzonden geeft Caesarius voorbeelden hoe de hemel te bereiken. In de exempelen worden de vele bekoringen beschreven die men tegen kan komen. Deze hebben vaak van doen met de specifieke levenssituatie van de monniken. De taken van de monniken waren eentonig, hun dagen lang, hun levensomstandigheden en voedsel sober. Bij ijdele roem werden velen bekoord door gedachten als was de hun toegewezen taak maar simpel en zouden ze tot veel meer in staat zijn. In de exempelen wordt de toehoorders voorgehouden tevreden te zijn met de plaats die men bezet. Kwaad worden op een hoger geplaatste, die onredelijk gedrag vertoont, is niet terecht, want hij is boven je gesteld: dat is de

moraal van de exempelen. Lusteloosheid trof zeer velen. Hun gedachten gingen tijdens koorgebed of –zang uit naar andere zaken of men viel uit verveling of vermoeidheid in slaap. Lusteloosheid kon ook ernstiger vormen aannemen. Gedeprimeerdheid viel hieronder en dat kon leiden tot geloofstwijfel, een zeer ernstige zaak, zeker voor kloosterlingen. Bij een kloosterlinge die uit geloofstwijfel zelfmoord pleegde, spreekt Caesarius zijn grote zorgen uit om haar zielenheil.

Uit de exempelen spreekt de tijdgeest. De cisterciënzer orde van Caesarius bestond ruim een eeuw toen hij zijn Dialogus Miraculorum schreef. Het oorspronkelijke armoede-ideaal bestond nog steeds maar de huizen van de orde werden steeds groter en de voorgeschreven soberheid in kerkgebouwen werd minder strak nageleefd. Uit de exempelen over de bekoring van de gierigheid blijkt dat Caesarius worstelt met deze zaken. Mededogen hebben en gastvrijheid betonen, zijn deugden die de huizen van de orde volgens hem absoluut moeten inzetten om deze bekoring tegen te gaan. Gulzigheid, de behoefte om te eten of te drinken terwijl dat verboden is, wordt sterk veroordeeld. Gehoorzaamheid is voor monniken een zeer belangrijke deugd en onderdeel van de kloosterlijke geloften.

Dat bepaalde opvattingen zich in deze tijd in een transitiefase bevonden spreekt ook uit de exempelen. Er was een verandering ingezet maar de volledige internalisatie in gedrag had nog niet plaatsgevonden. Zo wordt in de exempelen dubbel omgegaan met de seksualiteit van geestelijken. Het celibaat was voor hen in de tijd dat Caesarius de Dialogus

Miraculorum schreef (1219-1223), nog zeker niet de algemeen gangbare praktijk. Het was

wel het ideaal maar gehuwde priesters of priesters die in concubinaat leefden, kwamen veelvuldig voor, zo blijkt uit de exempelen. Vele monniken en novicen wilden wel voldoen aan het ideaal maar het vlees bleek zwak. Begeerte en lust blijken gevoelens waar clerici regelmatig mee te kampen hebben. Deze bekoring kon zowel bestaan uit het hebben van erotische gedachten als ook uit daadwerkelijk seksuele handelingen. Het besef dat de geestelijke een zonde begaat door seksuele gevoelens te hebben, heeft in deze periode al postgevat. Deze bekoring wordt volledig op het conto van de duivel geschreven. Ook in Caesarius‟ exempelen wordt het kwaad buiten de mens geplaatst. Het is de duivel die de mens bekoort. Hij heeft alleen kans van slagen wanneer de mens in zijn hart ontvankelijk is voor het kwaad. Door het belang dat men hechtte aan het bereiken van de hemel, in combinatie met het zondebesef, was men zich voortdurend bewust van de aanwezigheid van de duivel. Men is zich ook volkomen bewust van de straf die volgt. Het causale verband tussen het begaan van een zonde en de straf die daarop volgt, wordt in de exempelen door de middeleeuwer feilloos gelegd.

De tijdgeest blijkt ook duidelijk uit het grote belang dat er gehecht wordt aan de biecht. Wanneer iemand bezweken is voor de bekoring is dat op zich kwalijk maar hij kan worden gered door een oprechte biecht. Voor de echte christen is er altijd hoop op redding van de ziel. De opvattingen over bekoring en de bekoorder verkeerden op dat moment eveneens op een keerpunt. Was er tot dan toe in theologisch opzicht slechts een beperkte macht aan de duivel toegekend: vanaf de elfde, twaalfde eeuw zou dit, in de beleving van de middeleeuwse mens, anders worden. De macht die aan de bekoorder, de duivel wordt toegekend is groot. Caesarius nuanceert deze macht door aan te geven dat de duivel niets vermag zonder instemming van God. Toch is ook hij erg beducht voor bekoring en de duivel die hierachter zit. Bovendien blijkt Caesarius nog te geloven aan inmiddels door de kerk verboden praktijken zoals het geloof in magische cirkels. Caesarius was een ontwikkeld man maar ook hij blijkt nog met één been in de oude gewoontes te staan. In sommige van zijn exempelen klinkt geloof in oude tradities door, in andere blijkt hij de nieuwste theologische opvattingen te hebben verwerkt. Actuele opvattingen over joden en ketters klinken eveneens door in de exempelen. Deze beide groepen waren sinds kort gestigmatiseerd en werden beschouwd als instrumenten van de duivel.

De ideeën over bekoring en de bekoorder, zoals die gedurende meerdere eeuwen gangbaar zijn (geweest) in onze streken, zijn zeker beïnvloed door exempelen zoals die van Caesarius. Deze werden meerdere eeuwen lang van generatie op generatie doorverteld en bepaalden mede de houding ten opzichte van het goede en het kwade, aan de hand van sprekende voorbeelden. Gedurende meerdere eeuwen stonden de bekoringen, zoals die door Caesarius te boek zijn gesteld, in brede kring bekend als de zaken waarvoor men beducht hoorde te zijn. Dit blijkt onder meer uit voorstellingen in de materiële cultuur vanaf de dertiende eeuw. De angst voor bekoring sprak letterlijk tot de verbeelding. Afbeeldingen waarin de boodschap van één van Caesarius‟ exempelen doorklinkt of, waaruit een letterlijke weergave van een exempel op valt te maken treffen we aan in handschriften en koormeubilair van kerken. De Middeleeuwers waren grotendeels ongeletterd maar begrepen de symboliek van deze beelden heel goed. Met name in het houtsnijwerk van koorbanken waren vaak afbeeldingen gesneden die de monniken als „Mahnmal‟ waarschuwden toch vooral niet te bezwijken voor de bekoring van de duivel.

De exempelen waren in eerste instantie bedoeld voor novicen en conversen. Ze werden echter veel breder verspreid en bieden een goed beeld van de opvattingen over bekoring in de dertiende eeuw.

Bronnen en literatuur

Primaire bronnen:

Niet uitgegeven bronnen

Stads- en Athenaeumbibliotheek Deventer

SAB, hs 101 F 4

„Exposicie op het pater noster ghenomen uut ander lerninghen‟

Gedrukte bronnen

Brugman, Jan, Verspreide sermoenen, uitgegeven met inleiding en toelichtingen door dr. A.

van Dijk o.f.m. ( Amsterdam-Antwerpen 1948).

Grote, Gregorius de, Dialogen Het leven van Benedictus en andere heiligen. Vertaling van G.J.M. Bartelink en F. van der Meer (Nijmegen 2001).

Heisterbach, Caesarius van, Boek der Mirakelen I, ingeleid en vertaald door G.J.M.

Bartelink (‟s- Hertogenbosch 2003) (DM I).

Heisterbach, Caesarius van, Boek der Mirakelen II, ingeleid en vertaald door G.J.M.

Bartelink (‟s-Hertogenbosch 2004) (DM II).

Heisterbach, Caesarius van, Dialogus miraculorum, textur Ad quator codicum

manuscriptorum editionisque principis fidem, 2 delen, door Joseph Strange (Keulen, Bonn en

Brussel) 1851).

Secundaire bronnen

Digitale bronnen

Brepolis Medieval Encyclopaedias- Lexikon des Mittelalters Online.

J. Deschamps, Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse biblitoheken (Leiden 1972)193-4. internetversie: www.dbnl.org/tekst/desc001midd01_01_0072.php geraadpleegd op 29 december 2010.

www.let.ru.nl/ckd.koorbank (site geraadpleegd op 27 juni 2011)

dissertatie Jasmin Hlatky

http://miami.uni-muenster.de/servlets/DerivateServlet/Derivate-5914/diss_hlatky.pdf - -

Literatuur

Alexandre-Bidon, Danièle, „Hygiene en gezondheid in de late middeleeuwen‟ in: Sophie Balace en Alexandra de Poortere red. Tussen hemel en hel. Sterven in de middeleeuwen, 600-

1600 (Amsterdam –Brussel 2010) 52-61.

As-Vijvers, Anne-Margreet.W. (red). De hand van de meester, Het Getijdenboek van

Katharina van Kleef (Nijmegen 2009).

Bennett, A., red., Meesterlijke Middeleeuwen Miniaturen van Karel de Grote tot Karel de

Stoute 800-1475 ( Zwolle Leuven 2002).

Beuken, W.H., Beatrijs (‟s-Hertogenbosch 1967).

Boelaers o.s.b., Henri, Commentaar op de miniaturen in Scivias van Hildegard van Bingen, (Doetinchem 1986).

Boswell John, Christianity, Social Tolerance, and Homosexuality. Gay People in Western

Europe from the Beginning of the Christian Era to the Fourteenth Century, (Chicago London

1980).

Bremond, Claude, Jacques le Goff en Jean-Claude Schmitt, L’exemplum, typologie des

sources du moyen-age occidental.40 (Turnhout 1982).

Cahn, Walter, „Monastieke spiritualiteit‟ in: Adelaide Bennett red., Meesterlijke

Middeleeuwen. Miniaturen van Karel de Grote tot Karel de Stoute 800-1475 (Zwolle

Leuven 2002) 125-136..

Camille, Michael, The Gothic Idol, Ideology and image-making in medieval art (Cambridge 1989).

Camille, Michael, Image on the Edge, The margins of Medieval Art (London, 2010).

Damianus, Petrus, „Contra inscitiam et incuriam clericorium, PL, 145, cols 497-504,

aangehaald in: Suzanne Reynolds, Medieval reading: Grammar, Rhetoric and the Classical

text, Cambridge Studies in medieval Literature 27 (Cambridge 1996).

Damianus, Petrus, „Liber Gomorrhianus‟ aangehaald in: Brigitte Spreitzer, Die stumme

Sünde, Homosexualität im Mittelalter (Göttingen 1988).

Demeyer, R., A. Hoste en C. Wagenaar, Pelgrim naar de bronnen. Hoogtepunten uit

spiritualiteit (Tiel 1976).

Demyttenaere, A., „Over het ware Christendom‟in: M. Mostert en A. Demyttenaere red., De

betovering van het middeleeuws christendom. Studies over ritueel en magie in de Middeleeuwen (Hilversum 1995)11-60.

Dinzelbacher, Peter, Lebenswelten des Mittelalters 1000-1500 (Badenweiler 2010).

ideeënwereld 1000-1300 (Heerlen 1994) 117-144.

Gössmann, E., „Hildegard von Bingen‟ in: Lexikon des Mittelalters, 10 vols (Stuttgart, Metzler (1977-1999), vol.5, cols 13-15 in Brepolis Medieval Encyclopaedias- Lexikon des

Mittelalters Online.

Gurjewitsch, Aaron, Himmlisches und irdisches Leben, Bildwelten des schriftlosen Menschen

im 13. Jahrhundert. Die Exempel (Amsterdam-Dresden 1997).

Heidecker, Karl, „Agobard en de onweermakers‟ in: M. Mostert en A. Demyttenaere red., De

betovering van het middeleeuwse christendom. Studies over ritueel en magie in de Middeleeuwen (Hilversum 1995)171-195.

Hlatky, Jasmin Margarete, Hoe die nouicius vraecht, Die mittelniederländische Überlieferung

des Dialogus Miraculorum von Caesarius von Heisterbach (z.p. 2006).

http://miami.uni-muenster.de/servlets/DerivateServlet/Derivate-5914/diss_hlatky.pdf - -

Hobert, Benjamin, Der mittelalterliche Fegefeuerglaube – exemplifiziert an einer

Beispielgeschichte von Caesarius von Heisterbach (Norderstedt 2000).

Jones, Malcolm, The secret Middle Ages, Discovering the real Medieval World (Stroud 2004).

Koch, A.C.F., Zwarte kunst in de Bisschopstraat. Boek en druk te Deventer in de 15e eeuw. (Deventer 2007).

Kuster, H.J., Middeleeuwse visies op homoseksualiteit, Spiegel Historiael mei 1985, no 20-5 (Weesp 1985). 237- 244.

Lehnemann, Wingolf, „Die Miserikordien des Cappenberger Chorgestühls‟in: Gerd Dethlefs red., Das Cappenberger Chorgestühl 1509-1520 Meister Gerlach und die

Bildschnitzwerkstatt der Brabender in Unna (Bielefeld 2009)191-219.

Bourgondische periode (1385-1500)” in: M. Boone, A.J.A. Bijsterveld e.a. (red.) Jaarboek

voor de Middeleeuwse Geschiedenis 11 2008 (Hilversum 2009) 97-137.

Mertens Thom, „De Middelnederlandse preek.Een voorbarige synthese‟ in: Mertens, Tom, Patricia Stoop en Christoph Burger, red., De Middelnederlandse preek (Hilversum 2009) 9-67.

Milis, Ludo J.R., Hemelse monniken, aardse mensen, Het monnikenideaal en zijn betekenis

voor de middeleeuwse samenleving (Baarn Antwerpen 1995).

Moolenbroek, Jaap van, Mirakels historisch, De exempels van Caesarius van Heisterbach

over Nederland en Nederlanders (Hilversum 1999).

Moolenbroek, Jaap van, „Over exempels, wonderen en visioenen in het werk van Caesarius van Heisterbach‟in: Moolenbroek, Jaap van, Wonderen voor alledag. Elf opstellen over

godsdienst en de samenleving in de Middeleeuwen door Jaap van Moolenbroek (Hilversum

2006) 109-129.

Mostert, Marco, „Boerengeloof in de dertiende eeuw‟ in: Mostert, Marco en A. Demyttenaere red., De betovering van het middeleeuws christendom. Studies over ritueel en

magie in de Middeleeuwen (Hilversum 1995) 217-263.

Mostert, Marco, „De magie van het geschreven woord‟ in: Mostert, Marco en A. Demyttenaere red., De betovering van het middeleeuws christendom. Studies over ritueel en

magie in de Middeleeuwen (Hilversum 1995) 61-101.

Mostert, Marco, „De samenleving‟ in: Manuel Stoffers red., De middeleeuwse ideeënwereld

In document … en leid ons niet in bekoring… (pagina 68-82)